| |
Burgerlyke en Handelkundige Geschiedenis van de Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën, door Bryan Edwards. IIIde Deel. Uit het Engelsch. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz., 1795. In gr. 8vo. 140 bl.
In het thans voor ons liggend Deel deezes Werks, wegens de Aankondigingen van, en Beoordeelingen over, 't zelve wy onze Leezers tot voorige Deelen van onzen
| |
| |
Letterarbeid moeten verwyzen, en waar wy niets by te voegen hebben, dan dat het Werk in belangrykheid zichzelven gelyk blyft, vangt de Heer edwards, het verslag van Jamaica voortzettende, het Eerste Hoofdstuk des Derden Boeks aan met de Plaatslyke Beschryving. Steden, Dorpen en Parochie-Kerken; Kerkelyke Inkomsten. Gouverneur of Opperbevelhebber. Gerichtshoven. Openbaare Amptenaars. Wetgeeving en Wetten. Inkomsten. Belastingen. Munt en Wisselbank. Krygsweezen. Getal der Inwoonders van alle rangen en aart. Handel en Scheepvaart. Uit- en Invoer. Verslag van de Oprigters van den Handel in 1734. Tegenwoordige staat van den Handel met Spaansch America. Oorsprong en Staatkunde van de Acte om vrye Havens aan te leggen. Ontvouwing van de vorderingen van dit Eiland in het stuk van bebouwing, door vergelykends staaten van zyne Inwoonders en Voortbrengzels in verschillende Tydperken.
Wy kunnen met geene mogelykheid alles aanstippen, wat, onder die verscheide Hoofdafdeelingen, onze aandagt trok. Hier en daar eene byzonderheid opgemerkt. De groote en voordeelige Ampten op Jamaica opgeteld hebbende, voegt de Schryver 'er nevens: ‘Alle deeze Jaarwedden, 't zy die by bezending, of door eene Commissie, worden waargenomen, wil men dat een groot voordeel bezorgen aan Persoonen in Groot-Brittanje zich onthoudende; over 't geheel rekent men dat niet minder dan 30,000 Ponden Sterling jaarlyksch wordt overgemaakt door de beampte Zendelingen op het Eiland aan hunne Principaalen in het Moederland.’
Naa de moeilykheid aangeweezen te hebben om eene echte Volkstelling deezes Eilands te bekomen, maakt de Schryver, alles gewikt en gewoogen hebbende, op, dat het getal der Inwoonderen van alle kleuren en standen in deezer voege mag bepaald worden.
Blanken |
30,000 |
Vrye Negers van de kleur |
10,000 |
Maroons |
1,400 |
Neger-Slaaven |
250,000 |
|
_____ |
geheel |
291,400 |
De Koophandel van dit Eiland wordt zeer naauwkeurig, met veele aanmerkenswaardige en elders te ver- | |
| |
geefsch gezogte byzonderheden, beschreeven; dan wy moeten ten aanzien van dit breedvoerig uitgewerkte en met egte Lysten gestaafde Stuk den Handellievenden Leezer tot het Werk zelve wyzen. Naa de opgave hier van schetst de Schryver de waardy van dit Eiland voor het Moederland: hy maakt de berekening in deezer voege op; 250,000 Negers, op vyftig ponden Sterling elk, maaken twaalf en een half millioenen. - De persoonlyke eigendommen, waar toe de Negers behooren (ingeslooten de Gebouwen) zyn, goed en maatig gerekend, de dubbele waarde van de Slaaven zelve; maakende vyf en twintig millioenen by de twaalf millioenen vyfhonderd duizend pond, die ik van te vooren rekende - en laaten al weder hier by de huizen en eigendommen in de Steden, en de Schepen in den handel gebruikt, gerekend worden op een millioen en vyfduizend pond, dan is het geheele beloop negen en dertig millioenen ponden Sterling.
Twee Aanhangzels, tot het Tweede Boek behoorende, besluiten de beschryving van dit in alle opzigten zo merkwaardig Eiland. Het eerste is eene Lyst van het getal der Suikerplantadien, en de Negers daar op, den 28 Maart 1789, in de onderscheide Parochyen. - Het tweede is een Geschiedkundig verslag van de Regeeringsvorm van Jamaica, opgemaakt in 't Jaar 1764, ter onderrigting voor zyn Majesteits Ministers, door zyne Excellentie william henry lytleton, Oppergouverneur en Commandant van dat Eiland. Van dit geeft de Vertaaler alleen het weezenlykste aan den Nederlandschen Leezer; ten slot aanmerkende: ‘[Hier volgt alles wat omtrent het vormen van de Constitutie heeft plaats gehad, bestaande in Documenten en Staatsstukken, krielende van geschillen, waar by het Nederlandsch publiek geen belang ter waereld heeft, waarom wy dat gedeelte van het oorspronglyke, niet minder dan 64 bl. in 4to., met een kleiner letter gedrukt, zullen overslaan, om terstond de Beschryving van Barbados aan te vangen].’
Wegens dit Eiland vinden wy deeze hoofdbyzonderheden. Eerste komst der Engelschen op dit Eiland. Oorsprong, voortgang en einde van het eigendommelyk bewind. Inkomsten van de Kroon 4½ het honderd op alle uitgevoerd wordende Waaren toegestaan. Oorsprong van de Acte van Zeevaard. Gelegenheid en uitgebreidheid van
| |
| |
het Eiland. Grond en Voortbrengzels. Bevolking. Verval. Redenen daar voor. Uit- en Invoer.
‘Barbados is gelegen op 13o, 10′ Noorderbreedte, en 59o ten Westen van Londen. Het is omtrent een en twintig mylen lang en veertien breed; en bevat 106,470 Acres Land, waar van het meeste bebouwd wordt. De grond der laage Landen is zwart, somtyds wat roodagtig op de hooge plaatzen; op de bergen is de aarde krytagtige mergel, en by den oever het algemeene zand. Uit deeze verscheidenheid van gronden, is de zwarte aarde best geschikt voor het teelen van Zuikerriet; en geeft, met hulp van mest, een zo grooten overvloed van Zuiker, in gunstige jaargetyden, als eenige Landen in de West-Indiën; de beste op St. Kitts uitgezonderd.’
In aantal van Bewoonders en Opbrenging van Gewassen is dit Eiland zeer afgenomen. In eene aantekening wordt hier de Geschiedenis van inkle en yarico, die de Spectator tot afschrik van het menschdom verhaald heeft, en aan dit Eiland de geboorte verschuldigd is, toegelicht. ‘De misdaad van den Koopman inkle is, zegt de Schryver, te groot voor alle bewimpeling, maar het is zeker belachlyk genoeg, den Abt raynal (addison willende verbeteren) daaraan een bedoelden opstand van alle Negers in Barbados te hooren toeschryven, die, zo hy zegt, aangevuurd door de gedrochtelyke wreedheid van inkle, zamenspanden tot verdelging van alle Blanken; doch hunne zamenzweering werd den nacht voor de uitvoering ontdekt. De Histoire Philosophique heest duizend schoonheden; maar het doet my leed te moeten zeggen, dat zy, met opzigt tot Geschiedkundige naauwkeurigheid, bykans op eene hoogte staat met de Geschiedenis van Robinson Crusoe.’
Veel blykt de Oplevering van Koopwaaren verminderd te weezen. ‘'t Kan,’ zegt onze Schryver, ‘niet gelochend worden, dat de schriklyke opeenvolging van Orkaanen, waar mede de Almagt dit en andere Westindische Eilanden, de laatste twaalf jaaren, heeft bezogt, tot deeze groote vermindering veel heeft toegebragt.’ - ‘Men kan, egter,’ voegt 'er de Schryver, naa het vermelden van byzondere schadens, nevens, ‘afneemen uit de gunstige Saisoenen, die de laatste drie of vier jaaren hebben plaats gehad, dat zich het uitzigt wat gunstiger begint te vertoonen; maar, schoon, zedert de misgewassen, de schade van de Zuikerplantagien, de Inwooners eenige vergoeding
| |
| |
gevonden hebben in den Catoenbouw, is het egter niet waarschynlyk, dat eenige aanmoediging in staat is, om ooit dit Eiland tot zynen ouden luister of overvloed op te beuren, schoon het verlost werd van den zwaaren Impost van 4½ percent op hunne uitgevoerde Voortbrengzelen.’ - ‘Het is,’ voegt edwards, en eer hebbe zyn rechtschaapen hart, hier nevens, ‘het is te hoopen, dat een verlicht Staatsdienaar ten eenigen dage zal opstaan, die moed en deugd genoeg hebben zal om aan den Vorst te toonen, dat het noch zyner waardigheid voegt, noch overeenkomt met het character van den algemeenen Vader van alle zyne Onderdaanen, aan te dringen op eene belasting van een gedeelte lands, die, schoon naamens het zelve toegestaan, zeker verkreegen was door bedrog en geweld; en welks voortduuring een bedwang is van eerlyke naarstigheid, en misschien de onmiddelyke oorzaak van het verval van deeze zo schoone en eenmaal zo veel opbrengende Volkplanting.’ Van het invoeren deezer drukkende Belasting hadt de Schryver een zeer leezenswaardig verslag gegeeven.
Grenada, en de daar toe behoorende Eilanden, levert de stoffe op van een volgend Hoofdstuk, en behelst, de eerste Ontdekking, Naam en Inwoonders. Inval der Franschen en vestiging in 't Jaar 1650. Oorlog met en uitroeijing der Inboorelingen. Het Eiland en zyne onderhoorigheden overgedraagen aan den Graaf cerilac. Wangedrag en straf van den afgezonden Gouverneur. De Volkplanting komt weder aan de Kroon van Frankryk. Staat van dit Eiland, in 't Jaar 1700, en in 't Jaar 1762, wanneer het weder door de Engelschen genomen werd. Bepaalingen ten voordeele der Fransche Inwoonderen. Eerste maatregelen van het Engelsch Gouvernement. Eisch van de Kroon om eene Belasting van 4½ per cento op de uitgevoerde Waaren te heffen. Redenen voor en zwaarigheden tegen die maatregels. Beslissing van 's Konings Oppermajesteit over dit belangryk geschilstuk. Bepaaling omtrent zommige Stellingen, door den Lord Opperregter by die gelegenheid aangevoerd. Gebeurtenissen op de Volkplantinge zelve. Koninglyke bevelen ten voordeele van de Roomsch Catholyke Persoonen, die by het Verdrag zich overgegeeven hadden. Inwendige oneenigheden. Verdediglooze toestand. Inval der Franschen in 1779. Dappere verdediging der Bezetting. Onvoorwaardelyke Overgaaf. Hardigheden tegen de Engelsche Planters en hunne Schuldeischers uitge- | |
| |
oefend. Herstel daaromtrent van wegens het Fransche Hof gegeeven. Grenada weder aan Grot-Brittanje te rug gegeeven by den Vrede van 1783. Tegenwoordige Staat der Volkplanting, met opzigt tot de Bebouwing, Voortbrengzels en uitgevoerde Waaren. Gouvernement en Bevolking.
‘Grenada werd ontdekt door, en ontving zynen naam van, christophorus columbus, op zyne derde Reis, in 't Jaar 1498. Hy vondt het in 't bezit van een talryk en strydbaar Volk; het blykt niet dat de Spanjaarden 'er ooit eenige Vastigheid op poogden op te richten. Zy hadden een grooter prys op het Vasteland op 't oog, en 'er verliep een eeuw eer de andere Natien van Europa de landen der nieuwe waereld beschouwden, als zodanig, dat 'er elk, wien het lustte, bezit van kon neemen, zonder eenige agt te slaan op de oorspronglyke bezitters. Dus bleeven de Caraïben van Grenada in eene gelukkige duisterheid tot het Jaar 1650, wanneer de gierigheid en eerzucht van eenen rustloozen man hun aan de verwoesting opofferde.’
Aan hoe veel en hoe deerlyken lotwissel dit Eiland zich voortaan blootgesteld vondt, kan de opgegeevene Inhoud uitwyzen. Met voldoening zal men dezelve leezen, niet om de zaak der menschheid, die hier zo dikwyls geschonden en vertrapt wordt; maar om de recht billyke en gepast tusschengevlogte aanmerkingen des Schryvers, die, niet slaassch aan de dwinglandsche maatregelen van Engeland gehegt, dezelve zo wel in hun als in anderen laakt, met eene heusche onpartydigheid. Schoone gedagten, dit stuk betreffende, ontmoeten wy allerwegen, ter beschaaminge van de hier ingevoerde Dwinglandy.
Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid worden steeds door den Heer edwards moedig verdedigd. ‘'t Is, schryft hy, onder andere, zeker een verkeerd en gedrochtlyk voorstel, by het eerste inzien, te zeggen, dat een bepaald Monarch, in een vryen Staat, eenig gedeelte van de bezittingen van zulk een Staat op eene willekeurige en éénhoofdige manier mag bestuuren.’ - ‘Edele en verlichte verstanden kunnen tegenwoordig niet gemaklyk instemmen met de leer, dat eene verkleefdheid aan louter bespiegelende begrippen, in het stuk van geloof, eenig getrouw onderdaan behoort te berooven van den dienst van zyn land (anderzins daar toe recht hebbende) of uitsluiten van die eer en onderscheidingen, welker uitdeeling de vryheid der wetten aan den Souverain heeft toegekend.’
| |
| |
De Beschryving des Eilands Grenada zelve, en van den Handel, besluit dit zeer leezenswaardig Deel. |
|