Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsch Woordenboek, oorspronglyk verzameld door Jacobus Kok. XXIX Deel. T-V. Met Kaarten, Plaaten en Pourtraiten. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo.Telkens, wanneer wy een nieuw Deel van dit wyduitgestrekt Werk ontvangen, is ons eerste zoeken na zulke Artykels, die ons hoope doen scheppen van iets nieuws of weinig vermelds te zullen aantreffen. De geagte Naam van venema deedt ons terstond dit Artykel opslaan. Wy lazen: ‘Hermanus venema, | |
[pagina 171]
| |
een vermaard Nederlandsch Godgeleerde, en grondig kenner der Kerklyke Geschiedenissen, omtrent het einde der voorgaande Eeuwe, in de Provincie Stad en Lande gebooren, wierdt, naa zynen Academischen loop voleindigd te hebben, beroepen tot Leeraar der Hervormden te Dronryp, een Dorp in Friesland, tusschen de Steden Leeuwaarden en Franeker, om, eerlang, van daar verroepen te worden na de laatstgenoemde Stad, tot het bekleeden van het Hoogleeraarampt in de Godgeleerdheid en de Kerklyke Historien, aan 't Hoogeschool van Friesland. - Met veel lofs en ongemeenen toeloop van Leerlingen, vooral ook uit Hungaryen, bekleedde de Heer venema dien post geduurende bykans eene halve Eeuw, naa verloop van welke hy, door de Staaten van het Gewest, tot Professor Honorarius verklaard zynde, van het geeven van openbaar Onderwys ontslaagen werd, en zich met der woon na Leeuwaarden begaf, alwaar hy, in hoogen Ouderdom, zyne dagen eindigde. - 's Mans gemaatigdheid omtrent betwiste Leerstellingen der Godgeleerdheid berokkende hem, nu en dan, eenige onaangenaamheden. Zyne veelvuldige doorwrochte Schriften draagen getuigenis van zyn arbeidzaam leeven. Behalven eenige Verklaaringen over de Profeetische Schriften, vooral die der Psalmen, is inzonderheid bekend zyne Kerklyke Historie, zedert het begin der Waereld tot de Reformatie ingeslooten, onder den tytel, Institutiones Historioe Ecclesioe Veteris & Novi Testamenti, in zeven Deelen in Quarto. - Uit medegedeelde Berigten.’ Zo weinig, wegens een zo groot en verdienstlyk Man, van welken zo veel te zeggen viel, zou voor een Woordenboek genoeg zyn, indien het altoos die beknoptheid in agt nam; doch, daar het zo breed uitweidt over veelen, die op denzelfden dag met venema niet mogen genoemd worden, en veele overal te vindene Leevensberigten breedspraakig opgeeft, zou men met reden verlangen, dat van een Nieuw Artykel meer werks gemaakt, en, in een Vaderlandsch Woordenboek, der Nagedagtenisse van zulk een Licht in de geleerde Waereld een hem waardigen gedenkzuil opgerigt worden. - Wy althans zagen dit liever dan de veelvuldige breede Geslachtrekeningen van Menschen, die, onder een bladzyden vullende Opgave van dikwyls niets beduidende Persoonen, den Leezer doen verlangen na een iets | |
[pagina 172]
| |
betekenenden Naam. Verre dat wy dit over 't geheel wraaken, het kan soms zyne nuttigheid hebben, dan veelal meer voor de Familien, die toch deeze Geslachtlysten bezitten, dan voor de Leezers, die het om meer dan enkele Naamkennis te doen is. De Artykels met het Onderschrift, Uit medegedeelde Berigten, trekken bovenal onze aandagt. Dit vinden wy onder het Artykel Vlieland; ook dit willen wy, daar het niet lang is, en ons van de tegenwoordige geschaapenheid deezes Eilands een goed berigt geeft, geheel plaats geeven; te meer daar onze Kaartenvervaardigers omtrent dit Eiland zeer lang, ja eenigen tot heden toe, de oude Afbeelding gevolgd, en een tweede Dorp op 't zelve, reeds voorlang in de Golven bedolven, als nog bestaande, aanwyzen. ‘Vlieland, een bekend Eiland, ten Oosten van het Eiland Texel, wordende aan de Westzyde van de Noordzee en ten Oosten van de Zuiderzee bespoeld. De omtrek kan met geene zekerheid bepaald worden, als zynde het aan geduurige afspoelingen onderhevig. Meest aan alle zyden heeft het vry hooge Duinen. By veelen lydt het geen twyfel, of Vlieland, in overoude tyden, aan de vaste kust van de Provincie Friesland vast, of slegts door middel van den alouden Vliestroom daar van afgescheiden zou geweest zyn. Aan de Westzyde, aan den kant der Noordzee, plagt dit Eiland merklyk grooter uitgebreidheid te bezitten, en een zeer vermaard en welvaarend Dorp, Westvlieland genaamd, te hebben, ter plaatze alwaar thans diep gelaadene Schepen onverhinderd zeilen. De Steller van dit Artykel herinnert zich oude lieden gekend te hebben, welke hem verhaalden, hoe zy, het gemelde weggespoelde Dorp meermaalen bezogt, en zich over en in de welvaart der Opgezetenen verheugd hebbende, naderhand, met eigen oogen, de alvernielende Golven de bloeiende plaats allengskens zagen naderen, en eindelyk dezelve in haaren onverzadelyken balg binnen slokken. Oostvlieland is de naam van het Dorp, welk nog heden merklyk aanzien heeft. Het bestaat, voor het grootste gedeelte, uit een lange breede straat, gedeeltlyk met Lindenboomen beplant. De Kerk der Hervormden is een Kruisgebouw. Voorheen waren de Doopsgezinden 'er zeer talryk. Hoewel van tyd tot tyd verminderd, hebben zy 'er egter, nog heden, een Verga- | |
[pagina 173]
| |
derplaats en Leeraar. De meeste Opgezetenen geneeren zich met de Scheepvaart, 't zy ter Koopvaardy of op de Visvangst, of om te lootzen. De Regeering van Vlieland, 't welk onder het bewind der Staaten van Holland en Westvriesland behoort, bestaat uit Baljuw, drie Burgemeesteren en zeven Schepenen, wien een Secretaris is toegevoegdGa naar voetnoot(*). Beschreienswaardig is het ongeval, onlangs op den vyftienden Maart deezes Jaars (1793) by dit Eiland op de Reede gebeurd. 's Lands Hulk, de Dwinger genaamd, een gewapend Schip, behoorende onder het Edel Mogend Collegie ter Admiraliteit in Friesland, aldaar ten anker leggende, sloeg in 't begin van den nagt in brand. De groote Sloep, of Barkas, was thans aan den wal. Zo ras de vlammen uitsloegen, vlugtten vier Persoonen, zonder na anderen om te zien, met een andere Sloep na land. Het gevolg was, dat, van ruim honderd vyftig Menschen, bykans de helft in de vlammen, in het water, of door verstikking, een jammerzalig en allerpynlykst einde vondt. In de Kombuis hadt het vuur eerst gevat. 't Zy om welke reden is ons niet duidelyk gebleeken; zeker is het, dat de gemelde vlugtenden met de Sloep straks gevat, en zwaar geboeid na 's Lands Gevangenis in Friesland zyn opgezonden. Welk eene barbaarschheid ware het, indien deezen aan moedwillige Brandstichting schuldig stonden!’ |
|