Gods groote Naam verheerlykt in het gevallen Menschdom; of Vertoog van de heerlyke uitbreiding van het Ryk der Waarheid en der Deugd; en de groote Vermeenigvuldiging van het aantal der Gezaligden; inzonderheid in de latere dagen. Door Joseph Bellamy, Doctor in de Godgeleerdheid en Bedienaar van het Euangelie, te Bethlem, in Nieuw Engeland. Uit het Engelsch vertaald. Te Rotterdam, by J.G. Krap. In gr. 8vo. 51 bl.
Een onzer geagte Amptgenooten heeft zich de moeite gegeeven, om het - wy weeten 'er bykans geenen naam aan te geeven - van bellamy's Geschryf by de stukken te toonen. Onder de Prullaria zouden wy het der vergeetelheid wyden, indien wy dusdanig een Rubriek in ons Tydschrift hadden afgezonderd. Thans