Katechismus der Christelyke Zedeleere, behelzende de Plichten, welke men jegens God, zich zelven, en zynen naasten, behoort uitteoessenen. Naar het Hoogduitsch. Te Amsterdam, by Wessing en van der Hey, 1795. In 8vo. 94 bl.
‘Men heeft,’ leest men in het duister gesteld Voorberigt, ‘aangaande de uitstaande Leerboekjes, het groote doel verlooren in het aanvoeren en betwisten van geschilstukken, zelfs met betrekking tot Zedenkundige waarheden. Neem alle Leerboekjes over Godsdienstige onderwerpen, behalven dit, en het zal by de proef blyken, dat men den trant van Hellenbroek of soortgelyken gevolgd heeft, naar welken alleen over gevoelens, en niet over beoeffening, gehandeld wordt. En zo nog over heiligmaaking, wet en goede werken, alleen met betrekking tot de verschillende gevoelens der Christenen daaromtrend, maar een plan, hoe kort ook, van beoeffening moet men niet verwagten. - Een Leeraar der Gereformeerde Kerk, welke dit Voorberigt schryft, heeft dit gebrek geduurende alle de jaaren van zyn amptsbediening beklaagd.’ In Duitschland vondt hy eindelyk een aan zyn oogmerk voldoend Werkje over de Christelyke Zedeleer. Wy zyn het met den Leeraar eens, dat men, in de gewoone Leerboekjes, tot nog toe, van de Geschilvoerende Godgeleerdheid te veel werks gemaakt heeft, met opoffering, of slegts eene oppervlakkige behandeling, van het gewigtiger deel, de Zedekunde. Met volle ruimte kunnen wy den thans afgegeven Katechismus aanpryzen; met agterlaating van Leerstellingen, welke van elders ondersteld worden bekend te zyn, behelst dezelve, in eene geleidelyke orde, de onderscheidene pligten, welke de Mensch, in de onderscheidene betrekkingen, op den titel vermeld, heeft te betragten. Onder het geleide van een bekwaam Onderwyzer, zal het Boekje voor de aankomende Jeugd (want voor jonge Kinderen is het niet geschikt) tot een dienstigen leiddraad kunnen strekken tot eene meer uitvoerige en beredeneerde kennis van de gewigtigste aller weetenschappen: die van den Weg tot Vrede des gemoeds, Vrede met God, en een glorievollen ingang tot de Gewesten der Onsterflykheid.