Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1796
(1796)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
De Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, behelzende de Inleiding der Beschryving van het Landschap Drenthe. Met een Kaart en Plaaten. Te Amsterdam, Leyden, Dord en Harlingen, by J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Blussé en V. van der Plaats. In gr. 8vo. 120 bl. behalven het Register.Geen volkomen genoegen namen wy, by de Aankundiging van het Eerste Stuk deezer Beschryving van DrentheGa naar voetnoot(*). Over het Tweede Stuk betoonden wy ons nog min voldaanGa naar voetnoot(†), en beslooten onze Aankundiging met de betuiging, waar toe de uitweidingen, van Drenthe geheel vreemd, ons aanleiding gaven: ‘Wat wy meer van Drenthe te wagten hebben, of wat de Schryver, van dit Landschap handelende, ons zal gelieven mede te deelen, weeten wy niet. Maakt hy dusdanige Aanhangzels op het geen 'er in het Dieren- en Plantenryk voorkomt, dan is het Werk by lange na nog niet af.’ Thans zien wy ons uit die onzekerheid verlost, en van de moeite om veel tot Drenthe geheel niet behoorende te leezen, als wy onze weetgraagte ten opzigte van dat Landschap wilden voldoen, bevryd. Ons komt ter hand de Inleiding, de Historie en het Register, nevens de Kaart en twee Plaaten, met de verzekering dat de Tegenwoordige Staat van Drenthe compleet is. De Inleiding gaat over de Naams-Oorsprong, Gelegenheid, Grootte, Bevolking, Lands- en Lugtsgesteldheid, Rivieren, Middelen van Bestaan, Aart en Zeden der Inwoonderen van 't Landschap. Veel reeds van de meeste deezer aangeduide Hoofdzaaken troffen wy aan in het Eerste Stuk, en mag dus deeze Inleiding, die 52 bl. beslaat, goeddeels als een schets aangemerkt worden. Het brokkelige in de Beschryving deezes Landschaps verraadt alzins eene niet wel bewerkte voorraad van Schryfstoffe; en kan de Leezer, die met het meer algemeen opgegeevene in deeze Inleiding zich niet voldaan houdt, ten aanziene van veele byzonderheden, in 't vervolg, te | |
[pagina 26]
| |
regt geraaken, des breeder melding, en ook, gelyk wy aanmerkten, veel vinden, wat hy in eene Beschryving van Drenthe niet zoeken zou. Met dit alles is dan ook dit Landschap beschreeven, en dient dit Werk, hoedanig het dan ook zyn moge, tot voltooijing van den Tegenwoordigen Staat der Vereenigde Nederlanden. De Historie deezes Landschaps, hier voorkomende, is de oude Geschiedenis, en loopt tot den Jaare 1311. - De laatere Geschiedenis wordt dus verondersteld in het vervolg des Werks ingeweeven te zyn, 't welk ook met de daad plaats heeft; doch 'er zeer verstrooid, en vry gebrekkig, in voorkomt. Van de vroegste Geschiedenis der Inwoonderen deezes Landschaps valt, gelyk de Schryver te regt opmerkt, weinig te zeggen. Daar zy van ouds onder de Friezen gehoord hebben, mogen zy gerekend worden mede deel aan dezelve te hebben gehad. Die in den Tegenwoordigen Staat van Friesland reeds beschreeven zynde, spreekt de Schryver daarvan niet in 't byzonder. - Voorts duidt hy aan, dat de Veranderingen, omtrent het midden der derde Eeuwe, door het verval der Roomsche Mogenheid, in de zaaken der Germaanen voorgevallen, en daar uit ontstaane vereeniging van verscheidene deezer Over-Rhynsche Volken, onder den naam van Franken, de Inwoonderen van dit Landschap mede betroffen hebben. ‘Doch,’ voegt hy 'er nevens, ‘'t geen men daar van in de Geschiedenis der Ouden verhaald vindt, betreft te zeer het vereenigd lichaam dier Volken in 't gemeen, om eene byzondere toepassing op dit Landschap toe te laaten: gelyk dit zelfde mede plaats vindt ten aanziene van verscheide Lotgevallen der Friezen en Neder-Saxers, wier naamen hier eerlang mede te voorschyn kwamen.’ ‘Alleen,’ vervolgt de Schryver, ‘mag men uit de verhaalen van zommige Historieschryvers, vergeleeken met den aart en gelegenheid onzer Landen, met eenige waarschynlykheid afneemen, dat verscheide gewigtige gebeurtenissen der opgenoemde Volken, binnen of omtrent de Grenzen van het tegenwoordig Drenthe, voorgevallen zyn. In de volgende tyden, wanneer de Franken, zich in Gallie gevestigd hebbende, van daar hunne wapenen naar deeze Gewesten te rug wendeden, ontmoet men even | |
[pagina 27]
| |
weinig zekerheid omtrent de byzondere Geschiedenis van dit Landschap, en ik vind geene reden genoeg om uit onzen picardt, op het Jaar 628, over te neemen, dat Drenthe, naa de overwinning, door den Frankischen Koning clotarius II, en deszelfs Zoon dagobert I, op de Saxers en Friezen behaald, van het overige Friesland afgescheurd, en aan het Ryk der Franken zou zyn gehegt geworden. Ik vermoed derhalven liever, dat het daar onder gebleeven zy; en dus ook, in de volgende tyden, in het zelfde lot met de Friezen hebbe moeten deelen. - En, op denzelfden grond, mag men ook met reden aanneemen, dat, by de verkondiging van het Euangelie onder de Friezen, welke zedert, onder de bescherming der Frankische Koningen, door verscheide Zendelingen uit Engeland ondernomen is, dit Landschap ook geenzins zy vergeeten geworden.’ Van dien tyd dan af begint de Drenthsche hier opgegeevene Historie, tot het bovengemelde Jaar 1311. Tot welke wy den Leezer liever wyzen, dan iets uit overschryven: dewyl het meest zamenhangt van Geschillen en Oorlogen, tusschen Bisschoppen en anderen gevoerd. |
|