ongezouten boter en wyn, of brandewyn; en meer andere van dien aart.
Dat evenwel niet alles, wat in deze Verzameling voor komt, even onbeduidend of verwerplyk zy, kan uit het volgend Stuk, wegens de bewaaring van het Graan, die in Poolen gebruiklyk is, overgenomen uit een geschreeven Reisbeschryving, genoegzaam blyken.
‘Het Poolsche Ryk is de Koornschuur van het Noorden, en gewisselyk een van de vruchtbaarste van Europa, voornaamlyk in Graanen, en deszelfs bewooners zyn tevens Landbouwers en Krygslieden. Hoewel het 'er ver af zy, dat zy den Landbouw zo wel zouden verstaan als de Duitschers en Engelschen, hebben zy echter deeze en geene gebruiken, welken een nieuwsgierig Reiziger niet moet veronachtzaamen, en waarvan de eenvoudigheid de grootste deugd is. Van dien aart is de wys, op welke zy hunne Graanen bewaaren, dat is te zeggen die geenen, welken zy voor zich zelven houden; en ten deezen opzichte maaken zy onderscheid tusschen Vrede en Oorlogstyd.
Wanneer het Vrede is, maaken zy eene soort van ongedraaide koorden, of touwen van stroo, waarvan zy tonnen maaken, in welken zy hun Graan doen. Die touwen, die omtrent twee duimen middellyn hebben, worden op deeze wyze vervaardigd. Men neemt een handvol stroo, van het langste en droogste dat 'er te vinden is, en wind 'er een touwtje zodanig om, dat het stroo deszelfs buigzaamheid niet verlieze. Naar maate zulk een koord eene zekere lengte verkrygt, maakt men 'er gebruik van. Zy rollen dezelven, om ze rond te krygen, even als waschkaarsen, en onderhouden dezelven in die gesteldheid, door het aanéénnaaijen van de omgewondene touwtjes, als of men 'er een mat van maaken wilde. 't Is ligt te begrypen, dat men zorgen moet, om eene nieuwe handvol stroo te neemen, eer de voorige afgewerkt zy, en dezelven zodanig inëen te werken en te vlechten, dat zy niet van elkanderen scheiden. Dit is niet moeilyk; men behoeft slechts de nieuwe stroohalmen te vlechten, wanneer men het voorgaande handvol op drie vierden bewerkt heeft, en de touwtjes wat dichter om te winden, ter plaatse waar de handvollen aan elkanderen gelast worden. De tonnen, welken men doorgaans vier voet hoog, op drie voet middelyn, maakt, asge-