Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 492]
| |
Characterschetzen uit het daadlyk leeven.(Naar het Engelsch.)
Onder alle de Characters, welke ik heb mogen ontmoeten, en leeren kennen, weet ik 'er geene, over 't algemeen, zo verkeerd begreepen als die van modestus en ambio. Deeze twee jonge Heeren zyn, van hunne kindschheid af, de naauwst verknogte Boezemvrienden geweest; en van dien tyd heeft men, met regt, opgemerkt, dat zy, in geaartheid en bekwaamheid, als 't ware Tegenbeelden van elkander opleverden. Doch, schoon het waarheid is, dat hunne Characters zo wyd van elkander verschillen, kan ik geenzins het algemeen gevoelen onderschryven, 't welk den prys der meerderheid afstaat aan den laatstgemelden, en den diepdenkenden modestus aanmerkt als enkel geschikt om zynen meer vorderenden en vluggen Vriend te meer te doen afsteeken. Ten minsten hou ik my verzekerd, dat, indien men moet erkennen, dat ambio erkend moet worden de bevalligste Knaap te weezen onder de Coquettes en Beuzelaars aan de Theetafel, modestus niet min zeker een aanmerklyk figuur zal maaken in zyn Beroep, en dat de Geneeskunde haare verpligtingen aan modestus zal erkennen, wanneer de naam van ambio by de Regtsgeleerden lang vergeeten is; en twyfel ik niet in het minste, dat, wanneer, ten eenigen dage, de Gedenkboeken der Weldaadigheid zullen geopend, en de beweegredenen der daaden aan ons oog blootgelegd, worden, de eerstgemelde bevonden zal worden het warmst en gevoeligst hart omgedraagen te hebben; schoon ik geloof, dat 'er heden naauwlyks iemand hunner Bekenden is, die vermoedt zulks het geval te weezen. Wat my betreft, ik was niet in kennis geraakt met deeze twee jonge Heeren, of ik vermoedde, uit hunne Gelaatstrekken, uit hunne houding en voorkomen, - met één woord, uit hunne geheele Physiognomy, dat het Menschdom zich in de Characters deezer twee Vrienden elendig bedroog. Ik besloot, derhalven, om, langs deezen my aangeboden draad, in hunne boezems neder te daalen, en, door, zo veel my mogelyk was, kennis te krygen van hun Gedrag en Geschiedenis, myne vooraf opgemaakte bespiegelingen te versterken, of dezelve overhoop te zien werpen. Een zeer gemeenzaame verkeering, en daar uit geboore kennis heeft my overtuigd, dat myne Physiognomykunde my niet bedroog. Ik zal hier hunne Portraiten in volle grootte ophangen, naa vooraf aangemerkt te hebben, dat zy beiden van die jaaren zyn, wanneer de tederste drift in elk leevensbelang | |
[pagina 493]
| |
deel krygt, en door het geheele Character werkt. Ik heb hun derhalven met zulke kleuren geschilderd, als of ik ze bestemd had, om, in miniatuur overgebragt, in de brazeletten van het schoone Voorwerp hunner liefde te praalen. Modestus is een Man van vernuft en gevoel; doch hem kleeft eene beschroomdheid ann, welke hem belet zich voordeelig by de Sexe te vertoonen, of in het gezelschap van Persoonen, die hy niet door en door kent. In de daad, zo groot is zyne schuwheid, en zyne onbekwaamheid om zich eenigzins voor te doen, zelfs by lieden, welke hy de grootste hoogagting toedraagt, dat het voor hun niet gemaklyk valt eenigzins met hem gemeenzaam te worden, dan als zy hem raadpleegen over lets, zyn zaak als Geneesheer raakende. Schoon hy, ten zelfden tyde, eene ziel omdraagt, vatbaar voor de warmste en bestendigste verbintenisse - dit kunnen zyne Vrienden en Bloedverwanten getuigen. Ambio, in tegendeel, (schoon een Man van verstand) bezit noch de scherpzinnigheid, noch de bondigheid, van zyn Vriend; nogthans is hy, door eene gelukkige stoutheid, en vrolykheid van geest, in staat om in een gezelschap veel meer te schitteren; misschien zou het woord flikkeren hier beter gevoegd hebben, en deeze Charactertrek juister uitgedrukt; want, in de daad, hy bezit meest veel vertoons maakende uiterlykheden. Ambio's gevoclens vlotten op de oppervlakte van zyne harssenen van waar zy altoos gereed zyn in leevendige stroomen van figuurlyke spreekwyzen af te vloeijen; terwyl die zyns Mededingers uit de warme bron zyns harten voortkomen, 't welk doorgaans te vol is om eenen onbelemmerden uitgang te vinden. Moesten zy, egter, hunne gedagten het papier aanbeveelen, dan zou men ambio zo verre den minsten vinden in de weezenlyke bevalligheden van eenig opstel, als hy de meerderheid heeft in de kunst der verkeeringe. De gevoelens van modestus zouden den echten stempel draagen van oorspronglykheid; terwyl die zyns Vriends de kentekens toonden van ontleening. De verbintenissen van ambio worden vaardig aangegaan, en zyn opregt zo lang zy duuren; doch zy gaan niet diep, noch schieten een duurzaamen wortel in zyn hart. Men mag, in de daad zeggen, dat ze veeleer zyne verbeelding treffen, dan zyn gevoel raaken. En, niettegenstaande zyne lang standhoudende vriendschap met het Character 't geen ik tegen hem overstel, ben ik verzekerd, dat, aan zynen kant, de verknogtheid enkel lydelyk is, en dat de vereeniging alleen haare vastheid ontleent van de standvastige genegenheid van modestus. Beiden worden zy, ten aanziene van de Wereld, erkend Mannen van verstand en braafheid te weezen. Maar modestus | |
[pagina 494]
| |
is een Man van Eer, door gevoel en uit beginzels; doch ambio uit navolging en hoogmoed. De eerstgemelde is vatbaar voor de tederste en kieschste indrukken van Liefde; de laatstgenoemde laat zich gevangen neemen door elke welgevormde gestalte, en elk schoon gelaat 't welk hy ziet; en, indien deeze vergezeld gaan met den naam van zedelyke uitmuntendheid, en beminnelyke hoedanigheden, komt zyne Eerzugt de Geestdryvery zyner verbeeldinge te hulpe, en hy wordt onmiddelyk door de romaneskste drift aangevuurd - en in dien verrukten toestand zal hy blyven, tot dat afweezigheid, of het geslaagen oog op eene nieuwe en schoone Coquette, de betovering doet verdwynen. Veronderstel deezen Man eenige weinige maanden zyn verblyf houdende op een klein Landdorp, waar zich slegts twee of drie beminnelyke Juffrouwen bevinden, hy zal gevaar loopen van smoorlyk verliefd te worden op de meestgeroemde van deeze Schoonheden. En niets zou in staat weezen om hem tot zichzelven te brengen, dan hem terug te zenden na eenige vrolyke en volkryke Stad, waar de verwarringen, uit de verscheidenheid gebooren, hem ontslaan van de ketenen eener onverdeelde verknogtheid. Beide de ons hier voorkomende Characters hebben een inmengzel van Trotsheid; want men hebbe wel in agt te neemen, dat Trotsheid en Beschroomdheid geenzins met elkander onbestaanbaar zyn - de eerste is eene verkreegene aandoening der ziele, de laatste eene natuurlyke gesteltenis onzer dierlyke geesten. De bronnen, uit welken hun beider Trots opwelt, zyn, nogthans, zeer wyd verschillende; die van modestus ontstaat uit de romaneske tederheid zyner ziele en de hette zyner verbeeldinge, die hem doen hoopen wat hy wenscht. Het zou, misschien, de klaarheid der taale vermeerderen, indien deeze Zielsgesteltenis zich door eene zagtere benaaming dan Trots liet onderscheiden. - De Trots van ambio is rechtstreeks, en zonder eenig inmengzel; een Trots ontstaande uit een verheven gevoelen van zyne eigene volmaaktheden en verdiensten. De een is, tot geestdryvens toe, gereed om te gelooven, dat een gunstige Geboortestar meer geluks voor hem beschooren heeft, dan hy ooit durst hoopen te verdienen; terwyl de ander zich verbeeldt, dat zyne verdiensten hem verzekeren van alles wat zyne uitgebreidste begeerten kunnen verlangen. Beide deeze Minnaars zyn, ten deezen stonde, verliefd geworden op het zelfde Voorwerp. Eene schets van haar geheele Character zal het zeer ligt te raaden maaken, wie van beiden waarschynlyk in zyn toeleg zal slaagen. | |
[pagina 495]
| |
Miranda is eene ryzige en fraaije Vrouw, met sterke, schoon geen groote of manlyke, trekken; zy heeft een schoone neus, een paar zwarte flikkerende oogen, met vuur straalende van onder welgeregelde donker - kastanjebruine wenkbraauwen; haar kleur is een bevallig mengzel van rood en helder bruin. Met eene groote maate van kieschheid en eenige deftigheid in haar voorkomen, vindt zy grooten smaak in leevendigheid, en spreidt niet weinig ten toon, dat zy gaarne zou aangezien worden als gesteld op vernuft, verstand en geleerdheid. Zy heeft, in de daad, van de natuur een aandeel ontvangen van 't geen men doorgaans kloek verstand noemt (schoon dit niet weinig wordt tegengewerkt door den overheerschenden invloed van zekere vrouwlyke zwakheden, de trek tot vleiery en vermaak); zy heeft, van haare kindsheid af, smaak gehad om haare ziel te beschaaven, schoon deeze ongelukkig niet sterk genoeg was om door de vooroordeelen eener slegte opvoedinge heen te breeken, en wederstand te bieden aan de verleidingen om te voldoen aan haar trots, welke plaatzen van openbaar vermaak met eene zo kwistige hand aanbieden. Miranda is, overzulks veeleer eene Minnaares, dan eene Beoordeelaarster van Vernuft en Geleerdheid, en zal zich, door het uitwendig vertoon van verstandlyke meerderheid, zo ligt laaten verlokken, als het aartig leevendig Kostschool-Meisje door de aangenoome Star, of eenig ander schitterend Eereteken, van eenen Ierschen Gelukzoeker. Zy zou, in de daad, gelyk de Vrouw van zeker groot RegtsgeleerdenGa naar voetnoot(*), gereedlyk een Baron laaten vaaren voor een Man van vernuft, schoon zy, gelyk deeze, niet onwaarschynlyk in de keuze van een Man zou mistasten. Naar alle menschlyke waarschynlykheid, zal miranda, derhalven, de volmaaktheden van modestus over 't hoofd zien, en altoos blind zyn voor de liefdedrift van een Man, die, niet onwaarschynlyk binnen minder dan zes maanden, het slachtoffer zal weezen zyner teleurstellinge; terwyl ambio, aan wien zy haare hand en genegenheid zal schenken, binnen veel korter tyd, ongevoelig zal worden voor de aan hem betoonde voorkeuze, en met verveelende onverschilligheid zich afwen- | |
[pagina 496]
| |
den van bekoorlykheden, welker bezit in zyne oogen alle aanvalligheid doet verdwynen. Zo veel meer beduidend en vermeesterend zyn, in de oogen van maar al te veele der Sexe, de schitterende uitwendigheden, van leevendigheid en zelfsvertrouwen, dan alle de weezenlyke begaafdheden des verstands; zo veel meer betekenen woordenrykheid en stoutheid, dan alle de kunstlooze zugten, uit de opregtste toegenegenheid van hart opwellende. Gelyk een Portraitschilder, om zeer in 't oogloopende redenen, nooit in een huis verzogt wordt, om het bevallig beeld te maalen van eenig geliefd Kind, zonder een verlangen te voelen om de geheele Familie te schilderen, en te tragten, om, zonder agt te slaan op rimpels of zwakheid, of de kwynende oogen of misvormde gelaatstrekken, den geenen die hem te werk stelt te beduiden, dat alles met even veel bevalligheid, zich op zyn doek zou vertoonen, en dat de nakomelingschap ook die Portraiten waardig zal keuren om door zyn penseel bewaard te worden; zo voel ik, schoon om redenen misschien zo tastbaar niet, de beelden gemaald hebbende van miranda en haare twee Minnaaren, een sterk verlangen om daar nevens op te hangen het Portrait van Miss deborah autumn, miranda's ongehuwde Tante, in wier huis zy woont, en ik twyfel geen oogenblik, of de Schildery zal even zeer als de twee voorgaande bevallen - schoon de eerste trekken, die zich aan myn oog opdoen, een langwerpig mager aangezigt zyn, met hoog opsteekende kaakebeenen, overdekt met een geschrompeld geel vel, een paar graauwe oogen, vry diep in 't hoofd gezonken, en eenige weinige gryze hairen, die op het voorhoofd uitsteeken. Miss deborah autumn is dan eene dier uitmuntende Characters, wier aandoenlykheid gemaatigd wordt door de onuitspreekelykste beschaafdheid, zo dat men haar nooit op iets onwelvoeglyks zal betrappen, of haar tot eenige onmodische ontroeringen, zal zien vervallen; uitgenomen alleen by zodanige gelegenbeden, waar zy zelve een meer byzonder belang heeft. Van fyne en kiesche aandoeningen, zal zy dikwyls spreeken met woorden van de welspreekendste bewondering; doch het valt gemaklyk te ontdekken, dat die aandoeningen, met geene andere dan de hier boven aangeduide uitzonderingen, geheel verzwolgen worden door het meer edel beginzel van Wysbegeerte. In de daad, de kalmte en bedaardheid van haare ziele weet men nlet dat ooit gestoord zyn, of door de ongesteldheden, of de tegenspoeden, zelfs van haare naaste Bloedverwanten. Nimmer verveelde zy den ongelukkigen door on- | |
[pagina 497]
| |
voegelyke en dagelyks gebruikte afgesleetene troostredenen; noch, door hem in tyd van druk te bezoeken, bedroefde zy hem immer door de onvermvdelyke vergelyking tusschen zynen vervallen, en haaren bloeienden, stand. Nimmer verveelde zy den Zieken door herhaalde bezoeken; noch stoorde zynen slaap door de angstvallige zorgvuldigheid om aan denzelven de Geneesmiddelen in te geeven. Maar zy kweet zich van haaren pligt door 's morgens en 's avonds te laaten vraagen. Dit verzuimde zy niet by haare Bloedverwanten, met de liefddaadigste onpartydigheid, of de Lyderesse eene Zuster Philosophe of een Schoothondje was, of eene Bloedverwante met een Borstkwaal zukkelde, of dat een Papegaai, van vederen ruiende, ongesteld was. Maar over het doodbedde te hangen, met traanen van tedere deelneeming, en daar door den stervenden te meer ongereed maaken om dit leeven te verlaaten, door vriendschapsbetooningen en betuigingen van leedweezen, dit was eene zwakheid, waaraan zy zich nimmer schuldig maakte, ziuts den tyd dat haar Vader aan zyne laatste Ziekte lag, en zy reden hadt, om te vreezen, dat hy in zyn Uitersten Wil gunstiger zou beschikken voor haaren Broeder dan voor haar. De wysgeerige destigheid van haar Character wordt egter gelenigd door eene byzondere oplettendheid op alle de bevalligheden der Kleedye, en alle de kunstenaaryen, welke het hoofdwerk uitmaaken van de beschikkingen der jeugdige Schoonheid. - Met één woord, zy heeft den hoogsten eerbied voor het zagt en beminnelyk saisoen des jeugdigen Leeftyds, en niets verwekt, op eene onfeilbaarder wyze, de edelmoedige drift en verontwaardiging van haar hart, dan de aanduiding, dat zy het eerwaardig tydperk des leevens bereikt heeft, waarin men stelt, dat wysheid en ondervinding de overhand bekomen hebben op de anderzins aangenaame los- en leevendigheid van den Lentetyd des leevens. |
|