water bevatten kan, of, by gebrek daarvan, een Suikerglas van dezelfde grootte, maakt het even warm, en plaatst het omgekeerd op een onverglaasd bord, dat eenigzins diep is. Het is niet noodig, dat de rand van het Glas op het bord wel aansluit, maar het is zelf al zo goed, dat 'er eenige opening blyft. Het Glas even opgeligt hebbende, legt men omtrent ½ drachma Phosphorus midden op het bord, en zo dra het brandt zet men het Glas 'er weder over. De Phosphorus brandt alsdan met een heldere vlam en sterke rook, die zich aan de wanden en op den grond van het Glas als kleine sneeuwvlokjes aanzet, on zuiver droog Phosphorzuur is. De lucht, die het Glas bevat, is genoeg om deeze hoeveelheid Phosphorus te doen af branden; zo het echter mogt uitgaan, moet men het Glas maar even opligten, om 'er een weinig versche lucht in te doen komen. Na het af branden van de Phosphorus laat men alles zo lang staan, tot dat alle dampen zich tot een droog vast lichaam gezet hebben; dan neemt men het Glas weg, laat het Zuur 'er in, of haalt het 'er uit, legt weder eene nieuwe hoeveelheid Phosphorus op het bord, en gaat weder te werk als vooren, en men herhaalt deeze bewerking zo lang, tot dat men eenige Oncen Phosphorus verbrand heeft. Heeft men op deeze wyze een genoegzaamen voorraad van Zuur bereid, dan keert men het Glas om, en laat het, zo als het bord, openstaan, dat 'er lucht bykome, waar door dan al het Zout den volgenden dag geheel gesmolten is. By dit vocht giet men dan zes of agtmaal zo veel overgehaald water, en zygt het vocht door, 't geen dan het zuiverst verdund Phosphorzuur is. Gewoonlyk scheidt zich, als men 'er water bydoet, eene kleine hoeveelheid roodachtige stof af, welke nog onverdeelde Phosphorus is, maar zodanig met Zuur doordrongen, dat ze niet meer brandt.
Na zich op deeze wyze een zuiver Phosphorzuur verschaft te hebben, zet men hetzelve op wat vuur, en na het eenigzins warm geworden is, verzadigt men het met zeer zuiver mynstoflyk Loogzout. Men verlaate zich echter hierby niet op de opbruisching, maar beproeve het vocht met blaauw en rood Lakmoespapier; hoewel het minder kwaad kan, zo 'er wat te veel Zuur, als te veel Loogzout, in is. Het mynstoflyk Loogzout verkies ik altoos boven het plantaartige, dewyl het zuiverer is van Vitriool- en Zoutzuur. Na dat het vocht behoorlyk verzadigd is, doet men 'er viermaal zo veel overgehaald