Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 595]
| |||||||||||||||||||||
Ontwerp, hoedanig der Bataven één en onverdeeld Gemeenebest-bestuur, langs Grondbeginzelen van de Rechten der Menschheid, Vryheid, Gelykheid en Broederschap, dient ingerigt te zyn. Welk soort van Belastingen 'er behooren ingevorderd te worden, die aan de behoeften van den Staat voldoen, en evenredig zyn aan het meerder of minder vermogen der onderscheidene Departementen, Steden, en Inwoonderen des Lands. Als mede hoe te handelen met de byzondere Staatsschulden der Provincien; welke de binnen- en buitenlandsche Staatsbelangens der Republiek zyn, om buiten 's Lands geëerbiedigd, binnen 's Lands het overheerschend Gezag geweerd, en het hoogst mogelyk Geluk des Volks bevorderd kan worden. Door Cornelis Zillesen. Te Leyden, by Herdingh en du Mortier, 1795. In gr. 8vo, 88 bl.De Burger zillesen, die zich, reeds vóór jaaren, in Verhandelingen en Werken verdienstlyk gemaakt heeft, dan ook een tyd hadt, dat hy met den huik der Aristoeratie, naar veeler oordeel, te kerke gingGa naar voetnoot(*), heeft, in het door den breeden Tytel genoegzaam aangeduide Geschrift, veel in weinig zoeken te bevaaten: en begeert, met regt, dat de Leezers van dit zyn Stukje, daar hy in gedagten met hun verschilt, die verschillen toetzen aan zyne Grondbeginzelen, daar hy, en dit is billyk, ‘de Burgermaatschappyen beoordeelt naar de regelen van Menschen-kennis, niet zo als dezelve behooren te zyn, maar zo als men ze vindt; het volmaakte te willen zoeken is dwaasheid, en het dwaalen menschlyk.’ 's Schryvers Inleiding is ingerigt om de Eenheid der Gewesten voor te staan, en de Representative Volksregeering boven alle andere te verheffen, ook bepaaldlyk ten opzigte van ons Vaderland. Zyne redenen verdienen alle opmerking, en zyn gegrond op Menschkunde, en Bedreevenheid in 's Lands Geschiedenissen. Dan laaten wy den Hoofdinhoud van dit kleine Stukje met 's Schryvers eigene woorden opgeeven. ‘Om deeze | |||||||||||||||||||||
[pagina 596]
| |||||||||||||||||||||
stoffe ordelyk te behandelen,’ zegt hy ‘zo zal ik omtrent het ontwerp der Constitutie my bepaalen tot de naavolgende zaaken. 1. Hoe zal men, om eene geregelde Volksrepresentatie te hebben, het getal der Committenten, in de Gewesten, in het Landschap Drenthe en de Generaliteit opneemen? 2. Die opneeming daar zynde, hoe dan verdeeld? 3. Wie zullen Stemgeregtigden zyn? Hoe en waar die op te roepen? op wat manier zal men hunne stemmen tot Kiezers opneemen, om alle cabaleering voor te komen? 4. Hoe zullen de Kiezers de Volksrepresentanten verkiezen? 5. Wie de kennisgeeving van de verkiezing der Volksrepresentanten zullen doen? Zyn de Volksrepresentanten verpligt die post aan te neemen of niet? Hoe veel zielen zullen zy representeeren? Waar hunne zitting neemen? Wat Declaratoir zullen de Volksrepresentanten, voor zy geinstalleerd worden, moeten tekenen? Onder wien zal dat Declaratoir berustende moeten blyven? Voor hoe lang dienen de Representanten te regeeren? Zullen zy allen te gelyk, of by gedeelten, hun tyd verstreeken zynde, afgaan? Hoe lange zullen zy, afgegaan zynde, moeten stilzitten, om weder verkiesbaar te weezen? In welke noodige Collegien of Commissien zullen de Volksrepresentanten zich verdeelen? Wie zullen de Grondwetten van den Staat concipieeren? Hoedanig de toestemming des Volks daar op in te neemen, en op wat manier die te arresteeren? Al het geen de Constitutie betreft opgegeeven hebbende, zal ik dan vervolgens het stuk der Belastingen behandelen, langs zulke Grondregelen, als best geschikt zyn tot algemeen geluk des Volks. - En eindelyk de binnen- en buitenlandsche Staatsbelangens der Republiek overweegen, hoe alle overheerschend Gezag geweerd, en de hoogstmogelyke welvaard des Volks bevorderd kan worden.’ Welk een aantal Vraagen! Hoe gewigtige en verre uitziende zaaken neemt de Schryver voor zyne rekening om te beantwoorden en te behandelen! - Over 't algemeen zal men moeten bekennen dat hy gelukkig | |||||||||||||||||||||
[pagina 597]
| |||||||||||||||||||||
geslaagd is; schoon men zyne begrippen niet alle toevalle. In het zo zeer betwiste stuk, wie Stemgeregtigden zyn, is hy voor uitzonderingen van Bedeelden uit de Armenkassen, Huislyke Dienstboden, en van de Municipaliteiten afhanglyke Amptenaaren, van de Jooden, en van allen, die in het Hooofdgeld waarvan hy vervolgens spreekt, de som van vier Guldens niet betaalen. - ‘Alle verdere Manspersoonen,’ schryft de Burger zillesen, ‘den ouderdom van 20 Jaaren bereikt hebbende, zullen Stemgeregtigden weezen, zonder aanzien van Persoonen, of hoedanig zy in het Staatkundige mogen denken.’ Hoe deeze ruimte, bl. 30 opgegeeven, strookt met het Declaratoir, bl. 31 te vinden, is ons niet duidelyk. Op de Vraag, hoe veele Zielen de Representanten zullen representeeren, geeft hy deeze Calculatie op: ‘Als ik 48,000 Zielen voor een Departement neem, dan zal de minste Provincie (want hy houdt zich, om der zwakken wille, aan de oude verdeeling,) omtrent 2 Departementen hebben, ten minsten zo men hier op geene kleinigheid ziet.
Ten slotte van deeze Afdeeling zegt hy: ‘Ziet daar Bataven! eene korte schets van een één en onverdeelde Representative Gemeenebest-Constitutie. Een kun- | |||||||||||||||||||||
[pagina 598]
| |||||||||||||||||||||
dig Leezer ontdekt genoeg, dat al het voorgestelde maar eene schets is, die in veele opzigten zyne verbeteringen noodig heeft. Het hoofdoogmerk deezer Verhandelinge is maar om myne Medeburgeren voor te lichten in de noodzaaklyke waarheden, welke zy noodig hebben te weeten, om eene Nieuwe Constitutie daar te stellen.’ Deeze woorden, in alle schryverlyke nederigheid gebruikt, mag men voor volle waarheid opneemen. In de behandeling van de Belastingen is de Burger breedvoerigst, en dit gedeelte het meest uitgewerkt. In zyn Plan houdt hy die orde, dat hy in ieder Artykel zaaklyk de soort van Belasting opgeeft, en in de Nooten onder ieder Artykel bewyst, dat die Belasting overeenkomt met zyne opgegeevene Grondbeginzelen, of bepaalingen, en beantwoordt de tegenwerpingen, die men daar tegen zou kunnen inbrengen. Het geheele Montant der door hem voorgestelde Belastingen is 47,000,000; waaromtrent hy verklaart: ‘Dit is zekerlyk veel meer, dan de Belastingen thans by alle de Gewesten opbrengen. Maar komen alle de binnenlandsche kosten van Dyken, Molens als anderzins, gelyk ook het onderhoud van Armen, tot de algemeene Kas van het Land, en zyn 's Lands Finantien met zulke enorme Staatsschulden bezwaard, die voor alle de gewesten, de geguarandeerde Negotiatie der Oostindische Compagnie daar onder gerekend, weinig minder dan 20 Millioenen aan Intressen zullen bedraagen, dan behooren vooral Provisioneel de Belastingen niet minder op te brengen dan voorheen.’ Zeer sterk en juist zyn 's Schryvers aanmerkingen tegen de Gilden: en hy toont, hoe eigenbelang pleit voor de Gildebroers, maar het algemeen belang voor de Burgers; welk laatste voor het eerste moet gaan. ‘Ja,’ voegt hy 'er nevens, en hy heeft de ondervinding tot getuigen, ‘Ja, is volgens de Grondregelen der Industrie alle stremming in de kringen van werkzaamheid nadeelig, en daar en tegen een onbelemmerde werkzaamheid voordeelig, dan zyn de Gildens zeer schadelyk.’ - 's Schryvers bedenkingen zullen den Gildebroederen zo min smaaken als den Leeraaren der geweezene Hoofdkerk zyn vermaan omtrent het Fonds van 't Geestlyk Comptoir, dewyl deeze, zekerlyk even als die van alle andere Gezindheden, door hunne Gemeenten, en niet uit 's Lands | |||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| |||||||||||||||||||||
kasse, moeten betaald worden. - Een stuk zeker van diep inzien; doch dat schynt te slaapen. Hermneringen zyn hier noodig. Eindelyk, omtrent zyn laatste stuk zyne gedagten met eene Bataafsche Rondheid medegedeeld hebbende, wenschen wy, dat zyne vooruitzigten mogen bewaarheid worden, gelyk wy dit ook deeden bl. 78, zyn Betoog leezende over de mogelykheid ‘om, by eenen algemeenen Vrede, al spoedig tot aflosing van Staatsschulden te geraaken.’ ‘Ik teken,’ verklaart hy omtrent zyne laatste Afdeeling, ‘maar omtrekken; mogelyk, zo de ouderdom of slooping myner vermogens niet te naby zyn, dat ik dan myn Werk over de Opkomst, Verval, en Middelen van Herstel, nog vervolgen, en aldaar dan die stofse verder uitbreiden zal.’ - Dit Werk, 't welk zo veel goeds en gegronds bevat, wenschten wy dat de Schryver voortzette. |
|