Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de Constitutie, Constitutioneele Magten en Regeeringsvorm, toepasselyk op en voor ons Vaderland. Te Amsterdam, by H. Brongers, 1795. In gr. 8vo. 125 bl.Ons geheugt, in den Jaare 1792, onder de Roos, gelyk men spreekt, een Stukje te hebben hooren voorleezen, getyteld: Vryhart over de waare Constitutie. Dit Werkje, toen met de greetigheid eigen aan verbodene of voor verbod beduchte Werkjes ontvangen, zien wy, uit het Voorberigt, is de scheering van dit uitgebreider Stuk. 't Welk veel beschaavings en verbeterings van den Schryver ondergaan heeft. De onbekende Schryver betoont zich een volyverig Voorstander der Vryheid, en stelt zyne denkbeelden voor in den Volkstoon. - Het een en ander over de Regeeringsvormen gezegd hebbende, vaart hy op deezen trant voort, 't geen ons 's Schryvers styl zal doen kennen. ‘De ouderwetsche zo geroemde Regeeringen waren meestal by uitneemenheid een uitsluitend ambacht, een vette voordeelige affaire, door eene bende looze fortuinzoekers of roovers aangemaatigd of overweldigd; deeze niets dan onderdaanen kennende, die zy nevens of beneden hunne huisdieren stelden, aasden, als 't waare, op derzelver welvaard, leven en alles wat den mensch dierbaar kan zyn, als op een prooy, en dartelden met hunne famielje en aanhang brooddronken in 's volks rampen. Een kleine schets onzer eigene Historie van dien tyd, waar in men van ons zogenaamde beschaafde Volken en wel Christenen heeft gemaakt, oordeel ik ter toelichting en staving myner opgemelde gezegdens als ten dienste in dit geheel stuk niet onvoegelyk: want met opzigte onzer Landsgeschiedenissen, heeft men ons, even als met andere zaaken, die ons de oogen konden openen, of eenig licht nopens onze rechten geeven, en tot ons heil en welzyn dienen, zo dom en onkundig gehouden als maar | |
[pagina 521]
| |
mogelyk was; en geen wonder, dewyl, door de uitbreiding van kunde en volksverlichting, alle die oude Regeeringen gevoelden, dat hier door de onwettigheid hunner voorgewende rechten tot heerschen, zich in hunne volle naaktheid zouden vertoonen, en hunne overweldiging, listige, looze kunstenaaryen en andere snoode daaden in derzelver waare daglicht voorkomen. Ten dien einde waren of maakten deeze guiten en oude regeeringen veelal de meeste Historieschryvers, Staatkundigen, Redenaars, Geestlyken, enz. aan zich dienstbaar, en deeze schreeven dikke en duistere boeken, verwarden onze denkbeelden en 't gezond menschenverstand, zeiden ons alles, behalven 't geen wy hadden moeten weeten, vergoodden onze geweldenaaren, en schroomden niet, om, zo ik my dus en toch te recht mag uitdrukken, zelfs - godslasteringen om den broode te spreeken, en den volke voor te prediken: voegt nu hier by, dat de volksvyanden, de magt en middelen om alle onderzoek en navorsching af te keeren in handen hebbende, dus niets onbeproefd lieten om onderzoek en verlichting te weeren, en de menigte als een hoop zwynen, gelyk men ons ook noemde en hieldt, voord te dryven.’ In 't beloofde en verder opgehangene Tafereel van 's Lands Geschiedenisse, in de daar aan toegevoegde Bedenkingen, in de Aantekeningen aan den voet der bladzyden, vindt men alles wat geschikt is om het voorgaande Landsbestuur, in onderscheidene tydperken, en bovenal in de laatsten, in een donkeren en afzigtigen dag te zetten. En zyn de middelen, welke de Schryver ten herstel opgeeft, dus rechtstreeks het tegengestelde van 't geen tot dus lang plaats vondt. Hy pleit voor eene Volksregeering in den volstrektsten en uitgebreidsten zin; hy wil van de Stemgerechtigdheid, waar over men zo veel twist, niemand, die den naam van Burger draagt, uitgeslooten hebben. Dit alles afgehandeld hebbende, komt de Schryver tot zyn eigenlyk Plan, 't geen te uitvoerig is hier plaats te vinden, en, schetswyze opgegeeven, onvolkomen zou worden. Wy oordeelen het elks Leezing en Nadenking wel waardig. Alleen willen wy nog het slot afschryven. Hy oordeelt eene Constitutie opgegeeven te hebben, wegens welke hy verklaart: - ‘Eene Constitutie, en daar uit voordvloeijende Regeeringsvorm, Wetgeeving en | |
[pagina 522]
| |
Regeering, hier afgeschetst in ruuwe trekken, waar door een ieder te gelyk regeert en geregeerd wordt, eerbiedigt of zich onderwerpt, en egter in het volle genot zyner vryheid blyft, waar in ieder de beschermer is van 't algemeen en wederom van 't algemeen moet worden beschermd, waar door allen van allen geregeerd en bestuurd worden. - Eene Constitutie en Regeeringsvorm, van de vroegste dagen en by de verlichtste Volken gezocht, ontwikkelt zich voor ons door de Revolutien van America en Frankryk, welker gebreken voor ons tot eene Lesse kunnen dienen, en het is uit een zodanige Constitutie, die 't geweld vernietigt en de factien keert, dat ook eens de duurzaame rust der Maatschappyen en het geluk des Volks zal gebooren worden. Zy zal den naam van Burger en Mensch veradelen, die nu veracht wierd door een, die met barbaarschen en valschen luister op een schitterenden zetel met Hoogheid praalde, terwyl de arme en berooide Burgeren, in ketenen aan zyne voeten zugtende, of door schyn verblind, zyn opgeworpen throon onderschraagden: door de zodanigen, die met oude perkamenten, figuuren, strikken en lindjes, de onnozelen bedroogen, en het juk, dat zy droegen, zelfs greetig deeden kussen: door - nog eerloozer weezens, die zich den belachlyken naam van Patricen gaven, maar zeker den naam van Burger in den eigenlyksten zin onwaardig zyn, als meestal zoonen en afstammelingen zynde van woekeraars, schraapers, rechtsgeleerde guiten of van godvergeeten en aan het Staatsbedroch verknogte Geestlyken, die door verraad, geweld, en den roof en plundering hunner ongelukkige medeburgeren ten top des bewinds gesteegen, trotsch, ryk, zat en dartel geworden zyn, ja! vorstlyke schatten voor zich en hun naageslacht hier uit als een prooy weggesleept hebben. - Eene zodanige ConstitutieGa naar voetnoot(*) zal de Burgers als broeders van een en dezelfde Maatschappy meer by elkander brengen en zamen vereenen; minder pracht en praal, minder schittering en vertooning; maar | |
[pagina 523]
| |
ook - minder rampspoeden, elende, gebrek, armoede, en burgertwisten, met hunne heillooze gevolgen, te wege brengen. Het verraad, dat alle zamenleeving deedt kwynen en byna geheel vernietigde, de zogenaamde geoorlofde diefstallen, misleidingen, guiteryen, bedrog, eerlooze accoorden, bankroeten, verleidingen, rooven, moorden, veelal voortspruitzels of gevolgen der ouderwetsche zo verhefte Regeeringen, zullen allengskens verminderen of byna geheel ophouden; en werkzaamheid, goede trouw, broederliefde, welwillendheid, vrolykheid, en alle deugden des gezelligen leevens, met de herstelling van de Rechten van den Mensch, als op nieuw herbooren worden. De Mensch, het Evenbeeld der Godheid, zal zich uit het stof, uit zyn vertrapten staat, uit zyn niet verhoogen en aan de bestemming zyns Scheppers voldoen: door dien trachten gelykvormig te worden, en in deugden en weldoen na te streeven, zyn eigen geluk en dat zyner natuurgenooten bevorderen, en zo na mogelyk aan de volmaaktheid te brengen. En deeze dingen zullen slechts geen bespiegeling noch vrugtelooze wensch blyven; neen: dit gelukkig tydstip nadert. Geen loos Priesterschap, aan bedrog en helsche Staatkunde verbonden, beguichelt, verwart noch leidt het Menschdom langer dwaalend rond in het diep duister hol van Mystiek bygeloof; noch 't volk tuurt noch verplettert elkander langer op de schaduwvertooningen der orakel lampen, maar volgt eindelyk, ondersteund door 't grootsche vrye Fransche volk, de werktuigen in de hand van 't Opperweezen, den God der Vryheid, en algemeenen Vader der Menschen, ter straffing der dwinglandy, de vinger van waare Wysheid en Godsdienst. Zy zien het licht, en het schittert hun vrolyk toe: de Monsters van Dwinglandy en Hierarchy, die kinderen des nagts, vlieden al knerssetandend by den dageraad en het aanblikken des Volksdags, en deeze Dag zal zyn. - Het licht der waarheid schiet reeds zyne straalen, de morgenzon der Vryheid daagt. - Juich Mensch! Juich Burger! - Eene nieuwe Schepping - uw blyde Dag wordt thans herbooren!’ Alles kenmerkt een Schryver met zyn Onderwerp geheel ingenomen; doch zou het, daar het deels eene Herziening en Verbetering van een voorgaand Werkje is, | |
[pagina 524]
| |
te wenschen geweest zyn, dat de Schryver zich meer op keurigheid en netheid hadt toegelegd; in de uitgeschreevene Stukken zal de Leezer gewis reeds het gebrekkige ten dien opzigte ontdekt hebben. |
|