Het waare Wezen van het Kristendom, volgens de uitspraaken van Jezus en zyne Apostelen, door Cornelius Rogge, Leeraar der Remonstranten, te Berckel (thans te Leiden). Te Rotterdam, by J. Meyer, 1794. In gr. 8vo. 221 bl.
Indien wy ons niet bedriegen, heeft, slegts voor weinige jaaren, de zeer verdienstelyke Nederlandsche Maatschappy: Tot Nut van het Algemeen, eene Prysvraag uitgeschreeven, over het volwigtig Onderwerp, in den titel deezes Boeks vermeld; doch, om redenen, haar daar toe beweegende, aan geene der ingekoomene Antwoorden den Eereprys toegeweezen. Sints dien tyd wierdt meer dan ééne Verhandeling in 't licht gegeeven, door derzelver Opstellers, met aankondiging dat zy na den Prys gedongen hadden. Waarschynlyk is dit insgelyks het geval ten opzigte van het Geschrift van den Leeraar rogge, hoewel hy, zo min in de Inleiding als elders, des geene melding maake. De Vraag na het waare Weezen van het Christendom is eenigzins duister, althans dubbelzinnig, en aan verschillende opvattingen onderhevig. En dit, veelligt, zal de reden geweest zyn, waarom de Keurmeesters der Maatschappye, om het wyd uit een loopende in de Antwoorden, geraaden hebben geoordeeld, het Eeregoud en Zilver te rug te houden. Naar ons oordeel, zo als wy de Vraag begrypen, hebben de Uitschryvers alleenlyk verlangd te weeten, wat het zy, 't geen in den Christlyken Godsdienst den boventoon slaa; dat geen, waarop christus en de Apostelen hebben aangedrongen, als iets, 't welk in eenen belyder derwyze wordt vereischt, dat hy, hetzelve bezittende, een Christen mag genoemd worden, doch, daar van ontbloot zynde, op dien naam geene aanspraak heeft; terwyl, zonder die aanspraak te verliezen, hem de vryheid wordt gelaaten, om, in zommige stukken, op deeze of op geene wyze te denken of te handelen. Het Geschrift van den Burger-Leeraar rogge wykt eenigzins af van deeze onderstelde bedoelinge; kunnende hetzelve meer den naam voeren van een outwerp of kort begrip van Christlyke Godgeleerdheid en Zedekunde, dan van een onderzoek omtrent die ééne groote en voornaame hoofdbedoeling. Met dit alles
beschouwen wy het Werkje als nuttig, en ten hoogsten leezenswaardig, voor de zodanigen, die hunne begrippen omtrent de leere van 't Euangelium op de eigen woorden der eerste Verkondigers wenschen te bouwen; en in de redekavelinge, daar uit afgeleid gezond verstand, met gemaatigdheid en bescheidenheid gepaard, verlangen. Vuurig wenschen wy, dat veelen onzer Landgenooten met den afgegeeven arbeid des Leidschen Leeraars hun voordeel mogen doen; 't welk, by eene onpartydige en aandagtige leezing, niet zal kunnen uitblyven.