J.L. Ewald, over het Misbruik eeniger Hoofd-Waarheden van den Christelyken Godsdienst. Een Leesboek voor de Vereerers van Christus overeenkomstig de behoeften van onzen tyd. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Utrecht, by J. de Waal, Sz. In gr. 8vo. 188 bl.
't Geen à priori, gelyk men spreekt, bezwaarlyk in iemands hart zou zyn opgeklommen, is, nogthans, eene daadzaak. De Christlyke Godsdienst, niet der Schoolen, maar des Bybels, ademt niets anders dan heiligheid van hart en gedrag, als het alleen noodige om aan deszelfs eisch en voorstellingen te voldoen, en vrugt van de uitwendige belydenisse te plukken. En evenwel, men heeft 'er ontmoet, men ontmoet ze nog heden, die zich gedraagen, alsof zy deeze strekking lochenden, althans miskenden; die zelf hun mangel aan heiligheid en deugd, ondanks de klaare taal des Euangeliums, met redenen bekleeden. Dit bewoog den godvrugtigen ewald, zich tegen dit kwaad onder de Zonne te verzetten. Hy doet zulks in den vorm van Overdenkingen, welke, veelligt, t' eenigen tyde, voor Leerredenen gediend hebben. Uit eene algemeene opgave van den inhoud, zal 's Mans denkwyze, eenigermaate, kunnen blyken. Naa eene Inleidende Overdenking, handelende over Gebruik en Misbruik in 't algemeen, verzet zich ewald, in elf Overdenkingen, tegen de Misbruiken, welke gemaakt worden van de leere van de Voortreffelykheid der menschelyke Natuure - van het Verderf van den Mensch - van de leere der Bekeeringe - van de Vergeeving der Zonden - van de leere des Geloofs - van de leere des Geloofs aan Jezus - van de bewerking van Gods Geest - van de werkingen des Duivels - van de Christelyke Vryheid - van de leere des Avondmaals - en eindelyk tegen het Misbruik van alle Bybelsche Leerstukken in het algemeen. Vooraf, in ieder Overdenking, ontvouwt ewald de leere des Euangeliums, zo als hy dezelve inziet, omtrent het voorgestelde onderwerp. Vervolgens toont hy aan, en bestrydt, de Misbruiken, welke daar van gemaakt worden. Allerwege ontmoet men den gemoedlyk-ernstigen Christen; doch wiens Theologische begrippen, naar het ons voorkoomt, ginds en elders, nog al aan bedenkelykheden onderhevig zyn. Hoe kragtig,
intusschen, ewald yvere voor eene rede-