| |
Naspooringen aangaande de Oönlogie, of Eierkunde, en de oorspronkelyke Voortteeling van Menschen en Beesten, door H.G. van Breugel, Oud Predikant te Dordrecht, en Kurator der Latynsche en andere Schoolen aldaar. Te Dordrecht, by N. van Eysden en Comp. en A. van den Kieboom, 1794. Behalven de Voorrede, 480 bl. in gr. 8vo.
Eene konstige uitbroeding van Hoender-Eijeren, met een vry gelukkig gevolg te Dordrecht ondernomen, gaf den Eerw. van breugel, wanneer hy den uitslag dezer Proeve, wegens deszelfs zeldzaamheid, wereldkundig wilde maaken, 't eerst aanleiding, om tevens zyne verdere naarsporingen omtrent de Eijeren in 't algemeen, en die der Hoenderen in 't byzonder, op het papier te stellen; en te gelyk, uit hoofde der verwandschap van het onderwerp, eenige aanmerkingen aangaande de Dierlyke Voortteeling door den druk gemeen te maaken. - Hy deelt dus, in zyne eerste Naarsporing, naa vooraf in het algemeen over de Eijeren der Dieren, vooral der Vogelen, gesproken te hebben, zyne waarneemingen nopens de Hoender-Eijeren mede; als het maaksel der Eijeren, het nut der verschillende deelen waaruit zy bestaan, de verscheidenheden die 'er in voorkomen, de middelen om dezelve in grooter aantal te verkrygen en langer te bewaaren, en meer andere byzonderheden van dien aart. Hierop volgt een onderzoek omtrent de natuurlyke
| |
| |
broeding der Eijeren, door de Vogelen zelve, benevens de wyze, waarop de ontwikkeling derzelven geduurende de broeding voortgaat, en de verschynzelen die 'er zich by voordoen; en eindelyk een verslag van de konstige uitbroeding der Hoender-Eijeren, zo als dezelve by de Egyptenaars en andere Volken in gebruik is, gevolgd van een bericht omtrent de nieuwe Proeven, die men deswegens te Dordrecht ondernomen had.
De tweede Naarsporing gaat over de Voortteeling der Dieren. Na een wydlopig betoog van de onwaarschynlykheid, en zelfs onmooglykheid, der toevallige Voortteelingen (generationes oequivocae), met de oplossing der gewoone tegenwerpingen, geeft de Schryver de bekende gevoelens, zo der oude, als die der laatere, Natuur- en Geneeskundigen, aangaande de Voortteeling, op, en onderzoekt voornaamlyk het Stelsel der Eijerstokken, der Zaaddiertjes, het gevoelen van den Grave de buffon, van Dr. parsons, dat der voorverordende schikking der Spruiten (praeformatio germinum), en meer anderen, en geeft de zwaarigheden, welke tegens elk derzelver kunnen bygebragt worden, in het breede op, terwyl hy tevens eenige aanmerkingen omtrent de Zielen der Beesten, inzonderheid der Menschen, derzelver oorsprong en zitplaats, mededeelt.
Het een en ander, welk omtrent het stuk der Voortteeling wordt opgetekend, bevat wel geene nieuwe aanmerkingen, die by de beste Natuur- en Geneeskundige Schryvers niet gevonden worden, en men zoude zeer ligt eenige onvolkomenheden en gaapingen kunnen aanwyzen, die de Autheur vollediger had kunnen behandelen; doch daar hy zegt geene aanspraak op den naam van Natuurkenner te willen maaken, noch voor Geleerden te schryven, maar alleen het een en ander te zullen aanhaalen 't geen tot dit onderwerp betreklyk en door onderscheiden Natuuronderzoekers alreeds ter neder gesteld is, zo heeft hy ook aan dit oogmerk zeer wel voldaan, en zyn Geschrift verdient als eene goede Verzameling van de Stelsels der Voortteeling, gepaard met nuttige aanmerkingen en waarneemingen, billyk aangeprezen te worden.
In de Geschiedenis der Eijeren doet zich de Autheur ook voor als een opmerkzaam Natuurbeschouwer, en ingevolge daarvan geeft hy, hoezeer geen voorneemen gehad hebbende de Historie der Eijeren in haar geheel te beschryven, verscheidene aanmerkingen op, tot de Oecono- | |
| |
mie en Natuurlyke Historie betreklyk, die door haare zeldzaamheid zo wel als nuttigheid de aandacht trekken. Het geen wegens de konstige uitbroeding der Hoender-Eijeren, waarvan wy in 't begin dezer beöordeeling spraken, gemeld wordt, schynt ons, wegens de vreemdheid van dergelyke Proeven hier te lande, niet onwaardig toe om onze Lezers mede te deelen:
‘Hendrik ooms, geboortig van Nieuwpoort, by Schoonhoven, doch zints lange Burger en Inwooner te Dordrecht, en aldaar het Moolenmaaken handteerende, (een Man van een vry schranderen en opmerkenden geest, gelyk van een eerlyk hart en handel, my lange wegens zyne braafheid bekend,) heeft my, by zekere gelegenheid, onder anderen, verhaald, dat hy, 's jaars te vooren, in den Zomer, niet zonder goed gevolg, beproefd had, om Kuikens uit te broeden zonder behulp eener Henne, en slegts door een weinig warm Water.
Laat my 's Mans gezegden tot zekere artikelen brengen, en die den Leezer als toetellen, zo als ik die, en heel de zaak, hem naderhand, meer dan eens, heb hooren bevestigen.
1. Had hy hiertoe genomen een Kinder- of Knol-Mandje, gelyk hy dit noemde.
2. Op den bodem van dat Mandje had hy eenig Hooi gespreid, en daarop gestrooid een goede hoeveelheid van Vederen, Hoenderveêren.
3. In of op die Veêren had hy gelegd veertien Hoender-Eieren, zonder veel verkiezing, zo als deeze hem te dier tyd waren ter hand gekomen.
4. Dwars over die Eieren had hy twee of drie stokjes door zyn Mandje, nu het Broeinest zullende worden, heen gestoken.
5. Op die stokjes had hy geplaatst een gemeen Keuls kannetje, gevuld met warm water, en dit toegestopt.
6. Hy plaatste het dus toegestelde Mandje in het vertrek waar hy dagelyks at en sliep, by den haard, waar men gewoon was dagelyks vuur te stooken; doch enkel tot bereiding der spyzen voor zyn klein Gezin, en dus niet groot.
7. Voorts overdekte hy dat Kannetje en Mandje, ten ruwsten, met een dekentje, of eenig ander dekzel van dien aart.
8. Het water in dat Kannetje had hy, geduurende den tyd dat de Hennen gewoon zyn te broeden, twee- | |
| |
maal daags, 's morgens en 's avonds, ververscht, of verwisseld met nieuw heet, of ten minsten behoorlyk warm, water. En wanneer hy dit des avonds nu of dan vergeeten had te doen, was hy des nagts wel eens uit zyn bed opgestaan, om zyn verzuim te herstellen; doende zulks dan uit den Koffyketel, die zyne Huisvrouw 's avonds over den Aschketel pleegde te hangen.
9. Verder berichtte hy my, op myne navraaging, dat hy zyn Broedzel niet had aangeroerd, veel min omgekeerd; maar dat hy, dit dikwyls, byzonder by het einde van omtrent drie weeken, bekeeken hebbende, eindlyk nieuwsgierig wierd naar den uitslag, en één der Eieren uit zyn eenvoudig Konstnest nam, waaruit hy een leevendig Kuiken pelde; doch 't welk, te vroeg ter wereld gebragt, en onvoorzigtig, naar allen schyn, behandeld zynde, ras storf.
10. Dat hy, de uitkomst voorts aan den tyd, en de werking der Natuur, (gelyk men spreekt, en welke ook altyd best voor zich zelve zorgt,) overlaatende, tusschen den 21 en 22sten dag, uit zyne overige dertien onaangeroerde, en niet verlegde of verschikte, Eieren, vyf leevendige en frisse Kuikens had zien te voorschyn komen.
11. En dat hy, de acht overige Eieren daarna geopend hebbende, deeze alle ook met Kuikens, min of meer volkomen, bezet gevonden had.
12. Eindelyk, dat hy de vyf Diertjes, daar hy zyn Gezin mede verrykt had, zorgvuldig en gelukkig opgevoed en groot gebragt had; roepende zyn Huisvrouw, welke by ons tweede gesprek hierover tegenwoordig was, tot getuige van dit alles, en welke, gelyk ook haare Moeder, dit toestemde. Zy zeiden zaam, dat hunne Vrienden en Nabuuren, aan één van welke twee deezer leevendige Piepkuikens gegeeven waren, dit mede konden bevestigen. Doch deezen heb ik hierover niet onderhouden; my ten vollen verlaatende op de trouwe en geloofwaardigheid van dit paar hupsche, my zints lang bekende, Echtelingen.’
En in een Naschrift wordt nog het volgende opgetekend:
‘Ten opzigte der Proeven aangaande de Konstbroeding van Hoender-Eieren met warm Water, welke door mynen Medeburger hendrik ooms is te werk gesteld, heb ik het genoegen, den Leezer thans nog te mogen be- | |
| |
richten, dat gemelde hendrik ooms die Konstbroeding, in dit loopende Jaar 1794, ten mynen verzoeke, nogmaal herhaald, en wederom met gewenscht gevolg ter uitvoer gebragt heeft.
Hy begon daar mede in het midden van Maart, l.l.; vulde een middelmaatig Tobbetje met eenig Hooi; strooide te midden van hetzelve een handvol zagte Vederen; lag daarin negen Hoender-Eieren, en één van een Eend; stak boven dezelve een paar stevige yzerdraaden door het Tobbetje; plaatste op dezelve een kleen rood sries lapje, ten einde de eerste hette van het telkens aan te voerene warm Water in het Keuls kannetje de Eieren niet beschadigen mogt; plaatste dit Kannetje, elken morgen en avond ververscht, daar op; en dekte het Tobbetje, nu hier dan daar onverschillig in zyn huis gezet zynde, lugtig toe, tot op den vyfden April, wanneer hy, laat na den middag, ten loon zyner loflyke pooging en arbeidzaamheid, het gezicht ontvong van een gekipt Kriels-Eitje, waaruit het bekje van een Kuikentje te voorschyn kwam, 't welk toen vervolgens gelukkig uitkwam, en des anderen daags, den zesden, nog twee zoortgelyke.
De Man liet my gisteren, den zevenden, vriendelyk by zich verzoeken, om zyn Broedzel te zien; wanneer hy my al het bovenstaande verhaalde, en vertoonde; maar met beschuldiging van zich zelven, dat eenig ongegrond vooroordeel omtrent drie zyner dikwyls tegen het zonlicht bespiegelde Broed-Eieren, omtrent welke hy geen goed vermoeden had, wegens de sterke zakking van het putje, hem dezelve, na de eerste veertien dagen broeiens, vertochtelyk had doen openen; wanneer hy egter aanvangelyk welgevormde Schepzeltjes in dezelve telkens gevonden had. En, na de afgeloopene broeding, vond hy ook, en vertoonde my, een Kuiken, maar nog niet geheel ontwikkeld, in het door hem geopende Eenden-Ei; zynde hy niet indagtig geweest, dat dit vier weeken broedens vereischte. Drie andere zyner Eieren had hy vuil bevonden. - Ik zag de drie leevendige en frisse Kuikentjes met blydschap, en tierig eeten en drinken; zynde nu in een vierkantig Bakje, of Laade, geplaatst, aan één van welks zyden, op een kleene hoogte, een warm Waterkannetje (het zelfde waarmeê de broeding verrigt was) was geplaatst, waaronder de jonge Diert- | |
| |
jes, op een stukje wolle laken, zich gingen verwarmen, kruipende van zelve daar onder, en telkens weder uit; maar tot welke koestering ik een stuk van een gespannen ruw schaapenvachtje vervolgens aanprees.’ |
|