Waarom zyn zooveel menschen bevreesd voor den Bliksem en Donder? Uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam by A.B. Saakes. In gr. 8vo. 110 bl.
Om de bovenstaande Vraag op te lossen, beschouwt de Schryver, in het 1ste Hoofdstuk, de natuurlyke vrees voor den dood, welke by alle menschen plaats heeft. In het 2de, de valsche meening der menschen, als wierd de Bliksem en Donder van God verwekt om daar door de Zondaaren te straffen. In het 3de Hoofdstuk, beschryft hy de eigenlyke geschaapenheid des Onweders; in het 4de, eenige schadelyke gevolgen, welken het veroorzaakt; en in het 5de, deszelfs menigvuldige nuttigheden. Het 6de Hoofdstuk bevat eenige middelen om zich tegen de schadelyke uitwerkselen van het Onweder te beveiligen; en het laatste, os 7de, behelst een Onderzoek: of 'er waarlyk Dondersteenen zyn? dat ontkend wordt. - Over 't geheel is dit Stukje te oppervlakkig geschreeven, om voor het Onweêr bevreesde Menschen hunne vreeze te ontneemen. Ook gelooven wy, dat, (zo als de Schryver bl. 35 zegt,) de meeste menschen, die daar angstvallig voor zyn, zulks alleen door hunne opvoeding verkreegen hebben, waar door hen deeze vreeze als een andere natuur is geworden; zo dat het verdryven van dien schrik byna onmogelyk is.