my eerst naderde, geen ander was, dan om my van kant te helpen) deeze: ‘Blanke! gy zyt myn Vyand; gy en uwe Broedets zoudt my van 't leeven berooven: dit moet niet geschieden, en, ware het zo, gy zyt nu alleen, en in myne magt. - Leef, de Groote Geest verbiedt my de hand aan u te slaan. - Gaa heen tot uwe Broederen, zeg hun, dat gy een Indiaan in het woud ontmoette, die wist medelyden en menschlykheid te betoonen.’ - Althans, de uitslag was, dat wy elkander de hand gaven, en vriendlyk van elkanderen scheidden, te midden van een eenzaam bosch; hy onderrigtte my van den afstand en den weg na een Handelplaats; waar ik ontdekte, dat hy daags te vooren eene zeer slegte bejegening ontmoet hadt.
Want, toen ik daar kwam, en myne ontmoeting met den Indiaan verhaalde, gaf de Opperste, met een gelaad, dat teffens verbaasdheid en blydschap aanduidde, my te verstaan: ‘Myn Vriend! gy moogt van geluk spreeken; die Knaap is een der snoodste Schurken op den aardbodem, een bekende Moordenaar, en door zyn eigen Volk, als een onwaardige, uitgebannen. Gister avond was hy hier; wy ontnamen hem zyn snaphaan, braken dezelve in stukken, en gaven hem zwaare stokslagen; hy ging heen, en wist, zich wegmaakende, een nieuwe snaphaan te krygen; zeggende, toen hy heenen vlood, dat hy daar mede den eersten Blanken, die hem op den weg ontmoette, zou dooden!’
De Heer bartram voegt by dit verhaal. Het gedrag van deezen Indiaan mywaards, zo korten tyd naa dat hy zulk eene ruwe behandeling van de Blanken ontvangen hadt, deedt de volgende bedenkingen in my opkomen. Kan het gelochend worden, dat het Zedelyk Beginzel, 't welk de Wllden aanzet tot deugdzaame en pryzenswaardige bedryven, natuurlyk of ingeschaapen is? Zeker missen zy den bystand der Letteren, of de hulpmiddelen der Opvoeding in de School der Wysbegeerte, waar de deugdzaame gevoelens en daaden van de uitsteekendste Characters opgehaald, en der Jeugd, by beschaafde Volken, met veel zorgvuldigheids voor oogen gehouden worden: derhalven moet dit Zedelyk Beginzel natuurlyk of ingeschaapen weezen; of zy moeten staan onder den onmiddelyken invloed en het geleide van een Godlyker en magtiger Onderwyzer, die, by deeze gelegenheden, hun onmiddelyk in, blaast, en, als met een straal van Godlyk licht, hun eensklaps ontdekt, de waardigheid, de voeglykheid en de schoonheid, der Deugd.
*** By den Heer bartram, die tot de Kwaakers behoort, moge dit laatste denkbeeld ingang, en veelligt de voorkeus, vinden; wy voor ons neigen veel meer tot het eerste, als het natuurlykste, en ontheeven van eene menigte zwaarighedên, die het ander begrip drukken. - Geen Leezer zal dit verhaal overweegen, zonder het gegeeven opschrift, Sterkspreekend voorbeeld van Zelfbedwang, te wettigen.