Deeze Dieren leeven in afgezonderde Benden, bestaande uit Wyfjes en Jongen, met een oud Mannetje aan 't hoofd. Zeldzaam is zodanig eene Bende sterker dan twintig; meermaalen haalt dezelve by lange dat getal niet.
Het midden of het einde van Augustus is de Paartyd. De Wyfjes brengen niet meer dan één Jong te gelyk voort, althans de voorbeelden, dat zy te ééner dragt 'er meer werpen, zyn zeer weinig. Met drie jaaren heeft het Jong den vollen groei, en de kleur welke het altoos behoudt. Als dan dryven de Ouden ze uit hunne maatschappy, en zy rigten eene andere op met die van gelyke jaaren zyn.
De Wilde Muilezel draagt doorgaans den kop laag, en op gelyke hoogte met het lyf. Maar loopende steekt het dien overeinde, en den staart uit. Hy grinnikt op een zwaarder toon, en met een helderder geluid, dan het Paard.
Zeer vreesagtig, en naauwlettend om gevaar te ontwyken, betoont zich de Wilde Muilezel. Een der Mannetjes wordt op schildwagt geplaatst, om de nadering des vyands te ontdekken, en de overigen te waarschuwen. Om de waakzaamheid van dit schildwagt-houdend Dier te bedriegen, kruipt de Jaager dikwyls met den buik op den grond, tot dat hy digt by het Dier genaderd is. Zo ras het Dier een mensch op die wyze ziet naderen, maakt het een grooten omweg, en doet verscheide wendingen om het te zekerder te neemen. In 't einde waarschuwt het de Bende, die, met eene groote snelheid, op de vlugt gaat. Zomtyds schiet de Jaager den Schildwagt vóór dat dezelve zyne nieuwsgierigheid voldaan heeft.
De Wilde Muilezel is van eene verbaazende snelheid, en overtreft daarin de Antelope zelve. Zyne snelheid is een spreekwoord geworden by de Volken, die dit Dier in den wilden staat kennen. De Inwoonders van Thibet geeven denzelven ten Rydpaard aan hunnen Chammo, of God des Vuurs.
Zomtyds vangen de Tartaaren jonge Wilde Muilezels; doch zy blyven woest en ontembaar. Misschien zouden de Europeaanen in deeze kunst van tammaaken beter slaagen; maar, wanneer het gelukte om ze te temmen, en in een mak Huisdier te hervormen, zouden zy mogelyk verbasteren, den moed en de snelheid, zo doorstraalende in