Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWaarneeming eener pis-opstopping, en den blaassteek boven de schaameeensvereeniging.
| |
[pagina 560]
| |
Betrekkelyk de mislukking, in de inbrenging van eene Catheter ter ontlasting van pis uit de blaas, in geval van opstopping by Mannen, werd ik, beneffens myn kundige Vriend, o. de ruuck, Stads Med. Doct. alhier, in de voorige maand September, in het geval van den ruim 80 jaarigen Man, G.J.A., bevestigd. Immers deeze Lyder wierd van den 15 tot den 18 's avonds afgemat, door herhaalde vrugtelooze beproevingen met de Catheter, ter aftapping, terwyl de pisontlaster niet in de blaas geraakte, en de inbrenging tot aan den ingang derzelve, niet dan pynen, kwetzingen en bloedontlastingen, te wege gebragt hadden; tot dat ik, op nadruklyken aandrang van den zeer Geleerden Heere o. de ruuck, geroepen zynde, den Lyder met de meest mogelyke gemaklykheid, in het geval van Stranguria Spasmodica, de Catheter inbragt, en ruim drie ponden pis aftapte. Byzonderheden hieromtrent, (die zeker niet geheel onwaardig zouden zyn ter mededeeling) zal ik nu agterwege laaten; bedoelende voor tegenwoordig geheel iets anders mede te deelen; alleen zal ik 'er thans het volgende op aanmerken: de binnenbrenging van de Catheter word doorgaans als een Kunstbewerking van zeer weinig aanbelang aangemerkt, (ze is ook dikwyls zo, by Vrouwen) en vallende onder het bereik van ieder Heelmeester; ik kan echter verzekeren, zegt garengeot, met eene zeldzaame openhartigheid, (welke ieder kundig Heelmeester behoort te bezielen, en iederen belyder eere aandoet,) dat ik, hoe naauwkeurig de voorschriften der beroemdste Heelmeesters opvolgende, altoos eenige moeijelykheid daar by ben ontwaar geworden: voorts geeft deeze Heelkundige, uit 't geen hy laat volgen, te kennen, dat, by eene ontleedkundige kennis der deelen, eene menigvuldige oefening moet plaats hebben. - Hierom raad ook de geoefende en kundige d. van gesscher, in zyne Oefenende Heelkunde, ‘uit hoofde der veelvuldige alzints gevaarlyk toevallen, welke eene, of onkundige of onvoorzigtige, inbrenging des Catheters kunnen naar zig sleepen, dat onbedreevene zig daar mede geheel niet moeten bemoeijen; maar de toevlugt neemen tot de hulp eens meer bekwaamen en geoefender Heelmeesters.’ Betrekkelyk het tweede hier voorgestelde Geval, wanneer, namelyk, de inbrenging eener pisontlaster, zelfs by Vrouwen, in geval van onöverwinlyke tegenstandbiedende | |
[pagina 561]
| |
beletzelen, (zeer dikwyls alleen Stranguria Spasmodica) verhinderd word, en de Blaassteek, boven de Schaambeensvereeniging, vereischt; hier van had ik voorgenomen, thans iets opmerkelyks den Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, ter plaatzing en almeenmaaking, mede te deelen.
* * *
Ik wierd ter aftapping van water uit de blaas, in geval van opstopping, na dat een onzer Stadsvroedvrouwen reeds alle moeite daar toe vrugteloos aangewend had, op aanraading van myn beroemden Vriend, den Stads Med. Doct. f.h.c. hoff, den 19 van Herfstmaand, verzogt, by T.v.D., Huisvrouw van J.W.S., oud ruim 30 jaaren. By ondervraaging, was het volgende al 't geen men my, vooraf, berigtte: - Zy had te vooren tweemaalen gekraamd, en daar was van de laarste verlossing, te vroegtydig in de achtste maand voorgevallen, na voorafgaande storting, nu een jaar geleden, den 31 Augustus, voor 't eerst verhindering in de waterloozing bespeurd, en 't zelve alleen druppelsgewyze kunnen kwyt raaken: ondertusschen zeide zy, reeds in July pynelyke waterloozing ontdekt te hebben. Den 4 September, had zy, klaagende inzonderheid over buikpynen, den zeer Gel. Heere f.h.c. hoff om hulp gevraagd, en zyn Wel Edele had haar vervolgends van tyd tot tyd bezogt, en hulpmiddelen toegediend; by afwisseling met verligting en verheffing van pynen en zwelling van den buik. Veele Darmspuitingen waren ook altoos pynelyk, en vrugteloos, zonder opvolgende ontlastingen, geappliceerd. De Maandzuiveringen hadden zig in dien tyd geregeld, doch weinig, vertoond. Voor 't overige zal ik al het geen niet ter zaake deezes Gevals dient, in dit verhaal, agterwege laaten, en tot den Catheterismus, op den 19 September, toen ik haar voor 't eerst zag, overgaan. By de inbrenging van de Blaassonde stuitte ik, zo 't my voorkwam, tegen een vast lichaam, en konde met geen mogelykheid in de blaas geraaken, en by het toucheeren vond ik den hals en mond van den Uterus zeer vast, en, zo het my toescheen, hard, nederwaards gedrongen; het welk my deed vreezen voor eene ontaarting van dit, en mis- | |
[pagina 562]
| |
schien ook het ander, gedeelte van den Uterus en agterkant der blaas. Voor het overige was de buik aanmerkelyk opgespannen, en hard. Ik gaf eenige blyken van de noodzaakelykheid eener aanstaande zekere Operatie ter aftapping van het water; doch bespeurde daartoe eene groote afkeerigheid, waarom ik my bedienen moest van andere palliative middelen, met voorneemen, om nader en sterker tot de Operatie aan te dringen, wanneer 'er geen ontlasting van water volgde. Het is overtollig die middelen, welke ik ter voorkoming der Kunstbewerking, en met overleg van den Wel Ed. Heere f.h.c. hoff, van tyd tot tyd voorgeschreeven heb, op te geeven, om redenen dat zy, volgens de algemeen bekende voorschriften, ingericht waren; maar het is misschien meer noodzaakelyk, ter waarschouwing voor anderen, dat ik aantoone hoe men zig in agt moet neemen, om misleiding, ter afweering eener Operatie, voor te komen. Immers, de schrik voor de Kunstbewerking, welke ik, schoon op de voorzigtigste en voordeeligste wyze, ter ontlasting van 't water uit de blaas, voorgesteld had, deed de Lyderesse by herhaaling zeggen, (en my misleiden, gelyk naderhand bleek uit 't verhaal eener Naastbestaande,) dat zy veel beter was, weinig pynen gevoelde, en van tyd tot tyd beter, en genoegzaam, pis loosde; en in de daad, onder het aanhouden van de uitgekozene middelen, tusschen beide zagte Laxantia en Clysmata, zomwylen met, doch meestal zonder veel effect, zag ik evenwel nu en dan eene kleine hoeveelheid ontlaste pis; ook wierd de buik eenigzints dunner en zagter, zo als zulks door gemelden Heere hoff met my bespeurd wierd: intusschen was deeze schynbaare verligting en verbetering van korten duur; de pynen verheften zig op nieuw, de buik zette zig meer en meer op; doch de Lyderesse, uit vrees voor de inbrenging van de Catheter, die pynelyk geweest was, en beangst om eene andere Kunstbewerking, ter ontlasting van 't water, te ondergaan, berigtte my, by ieder ondervraaging, dat zy, nu en dan, nog al eene aanmerkelyke hoeveelheid water loosde; tot dat zy door eene haare Naastbestaanden in zo verre daar in tegengesproken wierd, dat haare pisontlastingen van zeer weinig aanbelang waren, en hierom liet ik my, ter overtuiging, de druppelsgewyze ontlaste verzameling, van 's avonds tot 's morgens, bewaaren, waar uit bleek dat de | |
[pagina 563]
| |
Kunstbewerking allernoodzaaklykst was, aangezien die hoeveelheid niet boven een klein bierglas vol uitmaakte, en meer uit den overmaate uitgerekten, en daardoor eenigzints opengerekten, mond der blaas, dan uit verbetering haars gevals, ontstond, terwyl de buik meer en meer, door de opgezette blaas, oprees. - Met moeite konde ik ter tweede beproeving met de pisontlaster geraaken, en hier by ondervond ik weder dezelfde moeijelykheid, tegenstand en onmogelykheid, ter binnenbrenging, en als nog geene mogelykheid om de Lyderesse tot de punctie boven 't schaambeen, om redenen der bedrieglyke waterontlasting, te beweegen. Tot aan den 1 October duurden de vrugtlooze poogingen ter herstelling met uit- en inwendige hulpmiddelen, zo wel als myne aandringingen tot eene onvermydelyke Operatie. - Maar toen, de uitgezette blaas, duidelyk, tot de uiterste grenspaalen aan de boven- en voorzyde van den buik opgespannen voelende, wilde ik niet langer aanschouwer van zulk een akeligen, kwynenden en gevaarlyken, toestand zyn, en drong derhalven nu met dien aandrang daar op aan als ik voor 't laatst ter toestemming noodig oordeelde; doch niet, als of dit een middel ter radicaale herstelling zyn konde, maar alleen dienende om voor te komen, dat de opstopping van pis geene oorzaake des doods zyn zoude, daar men thans, in die gevallen, zulke zekere middelen ter voorkoming magtig is. Den 2 October wierd ik hier in gesterkt door myne Vrienden, de Wel Ed. Heeren f.h.c. hoff en o. de ruuck, welke ik daartoe verzogt had. Ik plaatste de Lyderesse, om redenen haarer geweldige pynen, zo gemakkelyk mogelyk, over dwers op haar bed, met de beenen van dezelve af, en deed de kunstbewerking, ter ontlasting van de blaas, door middel van eene rechte wyde en maatig lange Troiscar, op den raad van den Hoogleeraar a. bonnGa naar voetnoot(*); dringende eenigzints schuins bovenwaards met de priem door de bekleedzelen en peritoneum, in 't midden der buik en linea alba, een en een halve duim boven de kraakbeenige vereeniging der Schaambeenderen, tot in de blaas; en ontlastte, na | |
[pagina 564]
| |
de uithaaling van de priem, niet minder dan 13 ponden pis, medicinaal gewicht, behalven het gestorte water, 't welk nog op een pint geschat wierd: onderwylen, en na de ontlasting van de blaas, beproefde ik de inbrenging van een dunne buigzaame Catheter van veerkrachtige hars, verscheide maalen; doch konde dezelve by geene mogelykheid binnen brengen, door de onöverkomelyke tegenstandbieding; welker oorzaak ik niet zeker bepaalen kan, en 'er hierom geene gissing van wil opgeeven, dewyl ik aan de blaas, na den dood der Lyderesse, niets ongestelds bespeurd heb. Myn oogmerk was, de Catheter van veerkrachtige hars door de Canul van de Troiscar in de blaas te brengen, om redenen door Prof. a. bonnGa naar voetnoot(*) opgegeeven; zyn Hoog Ed. zegt: ‘Het inbrengen van een dunne buigzaame Catheter van veerkrachtige hars, door de zilveren ontlastpyp heen, en het uithaalen deezer laatste over den eersten, met achterlaating van denzelven, is een eenvoudig en zeker middel om alle zorg weg te neemen en hinder te voorkomen.’ In dit geval liet ik de zilveren Canul in de blaas blyven, terwyl ik dezelve door middel van twee linnen bandjes om de dyen verzekerde; dekkende voor 't overige de opening der Canul met een compres; verzekerende het een en ander met een breeden linnen band om 't lichaam; laatende dus het water uit de blaas vryelyk uitvloeijen, en de Lyderesse ter ruste leggen. De Opmerkingen, onder de aflooping der pis, zyn deeze: de blaas trok zig, gradatim, en voelbaar voor de vingeren, als een bal, tot even boven de kraakbeenige vereeniging der schaambeenderen, in: ondertusschen liet zig eene afzonderlyke dikte aan de regterzyde van den buik, beneden den navel, voelen; doch aanmerkelyker in 't midden van den buik agter de blaas, en deeze harde zwelling was op 't aanvoelen omschreeven, en vier vingerbreed boven den navel zig uitbreidende. Het scheen ons (schoon onzeker) waarschynelyk toe, dat eene of andere ontaarting, vreemd lichaam, of iets dergelyks, in den Uterus, en mogelyk ook in het rechter Ovarium, zig ophield. Den avond na de kunstbewerking, was de Lyderesse | |
[pagina 565]
| |
in pynen merkelyk verligt, doch koortzig als te vooren; de braakingen, die ook eenige dagen te vooren zig vertoond hadden, en nu en dan met drekstoffen gemengd waren geweest, bleeven aanhouden, zo wel als de hik, die met de drekbraakingen een aanvang genomen had. Den 3 October, 's morgens, was het verhaal, dat de Lyderesse eene groote hoeveelheid drekstoffen door den mond geloosd, en aanhoudende hik gehad, had. 'Er had zig eene groote menigte pis door de Canul ontlast, en eene nieuwe beproeving, ter inbrenging van de veerkrachtige Catheter, was even vrugteloos als te vooren. De darmspuitingen en andere toegediende middelen bleeven vrugteloos; de eersten veroorzaakten geweldige pynen, en wierden terstond uitgeperst, en de laatsten konden door geduurige braakingen, wat men daar tegen ook aanwendde, zo als te vooren, niet ingehouden worden; ondertusschen ontlastte zig deezen dag zeer veel pis langs den gewoonen weg. Den 4 dito, was de Lyderesse zeer in krachten verminderd; de drekbraakingen, met doodelyke benaauwdheden verzeld, namen toe, en 'er ontlastte zig dien dag, tweemaalen, zeer veel pis door de Urethra, en zeer weinig door de Canul: ondertusschen was een kort aanstaande dood, uit de omstandigheden, ontwyfelbaar te voorspellen, en ophanden, gelyk bleek; den 5 dito, 's morgens om 3 uuren, overleed zy. Denzelfden namiddag haalde ik den Man, met veel moeite over, tot de opening van het Lyk, en zulks geschiedde in tegenwoordigheid van bovengemelde Heeren f.h.c. moff en o. de ruuck, en by dat onderzoek, alhoewel met overhaasting, bleek 't volgende: Na de opensnyding des buiks, vertoonden zig de ontbloote darmen, zonder eenig spoor van het Omentum. De darmen waren onderling zodanig, door een uitgestort, en tot een membrana, op veele plaatzen ter dikte van een guldenstuk, verdikt Serum, vereenigd, dat zy eenen klomp uitmaakten. De maag, in zyne gewoone plaats, bood aan de vingeren eene verharding aan, ter grootte van een ganzeney, en geplaatst in de nabyheid van den Pylorus, welke verharding by de doorsnyding kraakbeenig bevonden wierd. De lever en milt wierden gezond bevonden, doch het | |
[pagina 566]
| |
Pancreas was tot eene considerabele grootte uitgezet, en geheel door Gangrana aangedaan. De dunne darmen, bovenop leggende, zeer ineen gepakt en klompachtig opgespannen, (maakende die hardheid uit, welke ons, na de Kunstbewerking, op 't aanvoelen bedrogen, en ons voor den opgezetten Uterus toegescheenen, had,) verborgen de dikke darmen voor het gezigt, uitgezonderd het Coecum en Colon in de linker zyde, ter plaatze der flexura Coli. Na dat het vereenigend vlies, uit uitgestort en verdikt Serum bestaande, en 't welk de darmen over haar geheele oppervlakte bedekte, voorzigtig met de vingeren tusschen dezelve losgepeld, vaneen gescheiden, en dus het darmcanaal van dit bindzel vrygemaakt, was, bleek het, dat die geheele Tubus, van de maag tot aan den anus, door heftige ontsteeking was aangedaan; doch vooral had deeze plaats aan en naby het Coecum, 't welk, benevens het Colon, daar ter plaatze tot Gangroena was overgegaan; ook was, vooral daar, de Gangroena in het Mesenterium te bespeuren, 't welk daarenboven tegennatuurlyk dik, en van eene taaije leerachtige gedaante, was. Noch de blaas, noch de Uterus, vertoonde iets tegennatuurlyks; de eerste was tot een kleinen klomp zamengetrokken.
Arnhem, 12 Octob. 1793. |
|