Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 553]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Proeve over de eenzaamheid, of de afzondering.(Uit het Engelsch.) Indien gy zult willen, myn Kind! zo zult gy onderweezen worden, en indien gy uwe ziele daar toe begeeft, zo zult gy gantsch kloek worden. Onlochenbaar werd de Mensch voor de Zamenleeving gebooren. Deeze waarheid wordt bekragtigd door het overweegen van de veelvuldige en ontelbaare Behoeften en Zwakheden der Menschlyke Natuure, zo wel als van alles wat de Vermaaken, de Gemakken en de Vertroostingen, des Leevens uitmaakt. Dit is een dier grondstellingen, die, daar zy eens algemeen de toestemming des Menschdoms verkreegen hebben, aangemerkt worden als van zelve spreekende waarheden, die geen tegenspraak gedoogen, en dus op geenerlei wyze eenig verder onderzoek behoeven. En, indien onze Pligten in den staat der Zamenleevinge recht verstaan wierden, indien de Menschen min overhelden om alles tot uitersten te brengen, welke onaangeraakt behoorden te blyven, zou 'er weinig reden zich opdoen om by te brengen wat ik voorheb in deeze Proeve te beweeren - naamlyk, dat de Mensch voor de Gezelligheid of de Maatschappye niet alleen gebooren is, en dat Eenzaamheid en Afzondering een aanspraak op ons hebben, welke niet kan gelochend, en niet behoort wederstreefd, te worden. Dichters, en verbeeldingvolle Schryvers in Onrym, hebben veel gezongen en geschreeven tot Lof der Afzonderinge; als of zy wilden, dat de Aarde zou verdéeld worden in kleine afperkingen, beantwoordende aan de maate der Volkrykheid; en dat elk Mensch zich in zyn afgeperkt gedeelte zou onthouden, zonder eenige gemeenschap met de plek gronds zyns Nabuurs. Zy hebben de | |
[pagina 554]
| |
Eenzaamheid verbeeld als de eenige dampkring waarin de Deugd onbesmet kan ademen; en de met mosch begroeide cel als de eenige Tempel van Godsdienst en Deugd. Het Gezellig en Maatschappyelyk Leeven hebben zy eenpaarig gebrandmerkt, als altoos in verbintenisse staande met Godloosheid en Ondeugd, en, in hun verrukte geestdrift voor het vermaak en de geneugten der Eenzaamheid, een vloek uitgesprooken over elke plaats, waar de Gezelligheid de Menschen in zekeren getale zamenbrengt. Het is der moeite niet waardig, den laster te wederspreeken van deeze Dichterlyke misduidingen; naardemaal ze, in onze dagen, geen gewigt hebben, en om dat de neiging des Menschdoms zo zeer overhelt tot het tegenovergestelde uiterste, dat, om het behoorelyk evenwigt te herstellen, het noodig wordt de zugt tot Afzondering zo veel te verlevendigen, als met de Pligten der Zamenleeving bestaan kan; en het genot van de Verkeering binnen zulke perken te bepaalen, als de Eenzaamheid noch nutloos, noch verveelend, doet worden. De groote zaak, waar op het in het Menschlyk Leeven aankomt, is te weeten, hoe Gezelligheid en Eenzaamheid, in zulk eene maate, te mengen, dat de uitkomst niet anders is dan Geluk, Orde en Rust; dat niets ongedaan blyft wat afgedaan moet worden, en geen Tyd onverantwoord overschiete, of uuren van welke wy geen rekenschap in 't geheel kunnen geeven. Daar is een algemeen Spreekwoordlyk zeggen, 't welk toegepast mag worden op Menschen, te zeer overgegeeven aan de vermaaken der Verkeering. Het is de eerste wensch van kinderlievende Ouders, te zien, dat hun kleine Knaap, of Meisje, bekwaam is om alleen te loopen; en zy smaaken geen gering genoegen uit de bestendige poogingen van hun Kroost, om dit eerste tydperk des woeligen en werkzaamen leevens te bereiken. Het zou nogthans een wenschlyker zaak weezen, indien zy, wanneer de jaaren van rypen ouderdom gekomen zyn, leerden alleen te loopen, zonder het behulp van ydele vermaakneemingen, en ydel gezelschap, om hun op den weg des leevens te geleiden. Het zou voor hun een zegen zyn, indien zy vroegtyds leerden die Leidbanden af te werpen, welke de Ziel in een staat van Kindschheid houden, langen tyd naa dat het Lichaam de volwassenheid bereikt heeft. Wanneer gy een Man ziet, dermaate overgegeeven aan Vermaak, dat hy nooit op Afzondering gesteld is, die nimmer zich | |
[pagina 555]
| |
gelukkig agt, dan in den kring van eenig Gezelschap, hoedanig ook, en in het genot van alle mogelyke verftrooiende verlustigingen, en die zo zeer eens anders is, dat hy nooit zyn eigen mag heeten; dan moogt gy veilig besluiten, dat hy een van die overgroeide en bedorven Kinderen is, die niet alleen kunnen gaan. Mira zou eene van de aangenaamste Vrouwen weezen, eene der beste Egtgenooten en Moeders, was zy geene geslaagene Vyandin van een enkel uur Afzonderings. Haare Morgen-uuren, die een aanvang neemen met het geen 't Gemeen den Dag noemt, zyn verdeeld tusschen de noodwendigheden van den slaap, kleeding, bezoeken, het gaan zien van verkoopingen, en de eene winkel voor, de andere naa, in te slenteren, enz. Haar Dag besteedt zy in gezelschap, of binnen of buiten's huis, in openbaare Vermaaken, en Kaartpartyen. De minste lichaamsongesteldheid is eene ondraaglyke last, door den onvoeglyken hinderpaal, welken dezelve oplevert, om te voldoen aan eene gemaakte afspraak, haar beroovende van het geluk om een uitgekoozen gezelschap te zien, en, 't geen nog erger is, schoon een gevolg van het ander, haar bepaalende tot haare eigene gedagten; die, door mangel aan schikking, langen tyd een enkele chaos geweest zyn, of, om een nieuwe Fransche spreekwyze te bezigen, zich in een geduurigen staat van Regeeringloosheid bevinden. - Maar, helaas! hoe weinig beduidend is deeze leevenswyze, om de bedenkingen uit te sluiten van die kwelling, en de herinnering van 't geen waarover wy ons schaamen. - Mira zal welhaast een aandoenlyk voorbeeld opleveren van de onheilen, welke ontstaan uit de onbekwaamheid van alleen te kunnen gaan. Een Fransch Schryver, wiens Naam ik my niet kan herinneren, zegt, dat elk niet weet hoe eene wandeling te neemen; en men moet bekennen, dat dit eene kunst is, die men niet kan leeren in de geduurige tegenwoordigheid van Medgezellen. - Gezelschap is, in alle opzigten, gevaarlyker voor de Ziel, dan Afzondering, want, indien wy hartlyk deel neemen in de vermaaken der Verkeering, verleeren wy ras de pligt van overdenking, en keuren dezelve onnoodig, dewyl wy ons van de wysheid van anderen bedienen; maar de Man, die altoos leent, kan niet ryk weezen. - In Afzondering is het geval geheel anders; want, indien een Mensch 'er geene buitengewoone verkleefdheid aan verkrygt, ('t geen | |
[pagina 556]
| |
zeer zeldzaam, en in deeze dagen niet zeer te dugten, is,) keert de zugt tot Gezelligheid, door den Maaker der Natuure ons ingeplant, allengskens weder; hy, die het gemurmel van een beekje zogt, verwisselt dit zagt gedruisch met de woeling der menschen. Zyne Ziel heeft ondertusschen eene groote maate van voorzigtigheid en wysheid opgedaan. - In de daad, elk een mag veilig aan de Afzondering worden toevertrouwd; doch de meeste gevaaren, die de Jeugd omringen, ontstaan daar uit, dat zy aan de Verkeering, zonder Gids, overgelaaten worden. Ik vertrouw, dat dit geen nader bewys behoeft, dan 't 't geen de oppervlakkigste waarneeming ons kan opleveren. De minste van de nadeelen, welke ontstaan uit een afkeer van Eenzaamheid, zyn losheid, onstandvastigheid van neiging, en kragtloosheid in besluit. Uitwendige omstandigheden kunnen voorkomen, dat deeze geene andere gedaanten aanneemen; een Man of Vrouw moge een bedryflooze Weetniet, en niet ergers, worden; doch dit is geenzins altoos het geval. Zeer dikwyls geeven zy aanleiding tot ondeugd, door de beschutzels tegen verzoeking weg te neemen, en ons te ontzetten van die vertroostingen, welke ramp en tegenspoed draaglyk maaken. Ook zyn losheid, wispeltuurigheid en besluitloosheid, niet geheel onschadelyk te agten; naardemaal zy veelal buitenspoorigheid en kostbaare Vermaakneemingen veroorzaaken; waaruit dan verlies van middelen gebooren wordt, welk verstandigen en braaven alleen kunnen verdraagen zonder tot wanhoop over te slaan. Wanneer wy niets van onszelven kunnen hoopen, zal de bystand van anderen, in 't uur des rampspoeds, niets betekenen. 'Er zyn, men moet het toestaan, eenige gevallen, waarin de kring der Verkeering, met voordeel, kan worden aangeraaden. Daar zyn zekere zielsongerustheden, ontstaande uit eene zieklyke lichaamsgesteltenis, of uit de overblyfzels eens toevalligen ongemaks; in welke gevallen, vrolyk Gezelschap, en eene opeenvolging van onschadelyke uitspanningen, zeer eigenaartig worden aangepreezen. - Gezelschap heeft men desgelyks aangemerkt als een zagt, en egter kragtdaadig, geneesmiddel tegen zekere bekommernissen, ontstaande uit tederheid van genegenheden; en 't zelve kan, met de medewerking des tyds, ongetwyfeld aan de verwagting beantwoorden. Ongetwyfeld heeft men te meermaalen ondervonden, dat, by zulke | |
[pagina 557]
| |
gelegenheden, de Eenzaamheld schadelyk is, als voedzel geevende aan hooplooze zwaargeestigheid. Maar het is geenzins noodig, dat het geen aan den eenen als een Geneesmiddel wordt voorgeschreeven, door allen als een doorgaande Dieet zal aangenomen worden. Onze Geneesmiddelen behooren ons dagelyks Brood niet te zyn. En mogen wy hier opmerken, dat zy, die, om ingebeelde ongesteldheden te voorkomen, steeds Geneesmiddelen gebruiken, dikwyls daadlyke ongesteldheden krygen, waar tegen de Geneeskunst vrugtloos alle haare poogingen aanwendt. Wat kan een Geneesheer voorschryven aan iemand, die, door het hebbelyk gebruik van versterkende middelen, zich verzwakt heeft? Een bewys, dat aangevoerd kan worden ten voordeele van Afzondering op zyn tyd, is van zulk eenen aart, dat het zeker het zwaarste gewigt behoort te hebben by de zodanigen, die de grootste Liefhebbers zyn van vermaak. Ik bedoel, dat, hoe meer wy vermaak neemen, het daar door te smaakloozer wordt, en dat wy, wanneer het scherpe der nieuwigheid is afgesleeten, en 'er geene verscheidenheid zich meer opdoet, onze geesten uitputten in het zoeken na vermaak, 't welk niemand kan verschaffen, en in een geduurig poogen om iets te verwekken, langen tyd naa dat de vinding heeft opgehouden van te werken, en alle haare kragten verlooren. Niemand kan het zoet des Gezelschaps smaaken, die de weelde niet kent van alleen te zyn. - In de daad, Gezelligheid en Eenzaamheid zyn voor elkander zo volstrekt noodzaaklyk, dat het bykans onmogelyk te begrypen valt, hoe men ze ooit heeft kunnen vaneen scheiden. Ongelukkig moet die Man zyn, die deeze verbintenis verbrak; want hy heeft daar door overgelaaten aan het kort en smertvol uur des doods, wat de bezigheid hadt behooren te zyn van een lang en gerust leeven. Ik ben zo wel overtuigd van de noodzaaklykheid der Afzonderinge op geschikte tyden, dat ik overhel om veele ongeregeld- en onvoegelykheden, welke, naar 't gevoelen van veelen, aan geheel andere oorzaaken moeten worden toegeschreeven, aan 't verzuim der Afzonderinge toe te kennen. Nimmer zie ik eene ongerymde Mode, by voorbeeld, stand grypen, zonder die te wyten aan de ligtzinnig- en bedagtloosheid der zodanigen, die zich aan geen oogenblik bedaard denkens kunnen overgeeven. Indien eenige van die ongehuwde Dames, die onlangs de | |
[pagina 558]
| |
vertooning van zwangere Vrouwen aannamen, in haare kamer waren gaan nederzitten, om, voor eenige weinige minuuten, op het voeglyke of onvoeglyke deezer Mode te denken, zo hou ik my verzekerd, zy zouden, met versmaading, weggeworpen hebben, zo verregaand eene schennis van vrouwlyke kieschheid, zulk eene openbaare vertooning van het verval der kuischheid, en zo groot een hoon der Sexe aangedaan, door met de kleeding aan te duiden, dat men eene jonge Juffrouw te meer agtte, om dat zy 'er uitzag als eene openbaare HoerGa naar voetnoot(*). Indien ik overhelde, om, voor een oogenblik, het ongerymde denkbeeld plaats te geeven, dat de Godsdienst niets anders is dan eene Staatkundige Instelling van menschlyke vinding, zo zou ik betuigen, dat een van haare staatkundigste en wysste schikkingen bestondt, in het bestemmen van een Rustdag van den dagelykschen arbeid. By de zodanigen, wier Beroepsbezigheden, geduurende de week, dringende zyn, moet deeze Dag hooggeschat worden, niet alleen als een dag, waar op zy vry zyn van alles wat hun tot werken dryst; maar als een dag, op welken zy eene schoone gelegenheid hebben, om de verstrooide en verwarde gedagten van een week te verzamelen en in orde to schikken; en, door agterwaards zo wel als voorwaards te zien, de schatten der ondervinding op te leggen, en een voorraad van noodige wysheid te verzamelen. Gelegenheden tot zulk eene voordeelige bedagtzaamheid komen zeldzaam, zeer zeldzaam, voor te midden der woelingen des bezigen leevens. Verscheide zor- | |
[pagina 559]
| |
gen en onvermydelyke afroepingen dringen in op elk uur als dan ter overdenking bestemd; maar op den Rustdag heeft men de schoonste gelegenheid, om te rugge te zien op het voorledene, om dwaaling te ontdekken, en plans van verbetering te vormen. Zonder de onderhouding van den Sabbath op de wyze der Puriteinen aan te pryzen, of gestrengheden voor te schryven die door de Wereld zouden uitgelachen worden, mogen wy het als een onbetwistbaare stelling ter neder zetten, dat het in zyne magt te hebben, één dag van de zeven te genieten, ontslagen van alle bezigheid, van alles wat kan afwenden, en van alles wat kan verbysteren, een zegen is, welken geen verstandig man zal versmaaden, en dien niemand ooit strafloos kan verwaarloozen. |
|