Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAardrykskundige beschryving en omstandig berigt van den staat Kentucky, in Noord-America.‘Het bloeiend Landschap Kentucky is zo laat van Aangelegenheid geworden, dat het niet te bevreemden zy, waarom de Aardrykskundigen, die eene Kaart en Beschryving van America gaven, geene kennis van Kentucky schynen gehad, of 't geheel overgeslaagen, te hebben. Dit gebrekkige is vergoed door Capitein george imlay en Mr. john filson, in een heerlyk Werk, ten tytel voerende: A Topographical Description of the Western Territory of North America, waaruit het volgende vertaalde Stuk geen onwaardige plaats in ons Mengelwerk zal beslaan.’
* * *
Kentucky is, het midden genomen, gelegen op de Noorder Breedte van 38o, en 85o Lengte ten Westen. Ten Noorden wordt het bepaald door Great Sandy-creek; ten Noord - Westen door de Ohio; ten Zuiden door Noord Carolina; ten Oosten door het Gebergte Cumberland. Het is meer dan 250 Mylen lang, en 200 breed. Tegenwoordig wordt het verdeeld in drie Landschappen, Lincoln, Fayette, en Jefferson; van welke Fayette en Jefferson aan de Ohio grenzen, en de Rivier Kentucky scheidt Fayette aan de Noordzyde van de twee andere. Thans zyn 'er acht Steden afgeperkt, en worden gebouwd; een grooter getal heeft men in 't vooruitzigt. | |
[pagina 528]
| |
Louisville, aan de Watervallen van de Ohio, en Beardstown, liggen in Jefferson; Harrodsburg, Danville en Boonsburrow, in Lincoln; Lexington, Leestown en Greenville, in Fayette; de twee laatstgemelde liggen aan de Rivier Kentucky. Op deeze en veele andere plaatzen, aan die en andere Rivieren, vindt men Toezigthuizen op de Tabaksteelt, welke hier met groot voordeel geschiedt, schoon dit Gewas niet geheel en al het voortbrengzel deezes Lands is. De schoone Rivier Ohio, welke zich langs de geheele lengte van Kentucky uitstrekt, is ééne Myl, zomtyds minder, breed, en diep genoeg om Vaartuigen die vry diep gaan te voeren. De doorgaande loop is Zuid-, en 60o Westwaards; in haaren loop ontvangt zy een aantal grootere en kleindere Rivieren, die als 't ware schatting aan die Hoofdrivier betaalen. De eenige hinder in deeze schoone Rivier is een snelvlietende plaats, een en een halve myl lang en een vierde van eene myl breed, de Falls of Ohio geheeten. Te deezer plaatze loopt de Rivier over een rotzigen bodem, en de afdaaling is zo langzaam, dat de val waarschynlyk in 't geheel niet meer dan twintig voeten zich uitstrekt. Op zommige plaatzen valt dezelve maar eenige weinige voeten. Wanneer de Rivier laag is, kunnen ledige Vaartuigen hier heen en weder vaaren; de laading moet te lande worden overgebragt; doch, het water hoog zynde, kunnen gelaadene Vaartuigen deezen weg neemen. Uitgenomen deeze plaats, is 'er geen schooner Rivier voor inlandsche Vaartuigen. Eene andere voornaame Rivier is de Kentucky geheeten; dezelve ontspringt uit drie bronnen, in het bergagtig gedeelte des Lands. De Noordlykste arm loopt halfweg Westwaards, en heeft voor de andere helft een Noordwestlyke strekking, valt in de Ohio op de Noorder Breedte van 38o, 27′, en loopt zeer kronkelagtig ter lengte van meer dan 200 Mylen. Behalven deeze Rivieren, zyn, in het Landschap Kentucky, Licking Rivier, de Red Rivier, de Elkhorn, Dick's Rivier, Green Rivier, Cumberland Rivier, en de Great Kenhaway of Nieuwe Rivier. Deeze Rivieren kunnen bykans tot derzelver oorsprongen bevaaren worden, voor 't grootste gedeelte van het jaar, zonder hinder van snelvlietende plaatzen. Het Land is doorgaande vlak, en heeft overvloed van Kalksteen, die meestal zes voeten diep ligt, uitgenomen in diepe | |
[pagina 529]
| |
plaatzen, waar de stroomen loopen, en men rots in den bodem der kanaalen aantreft. De Watersprongen en Stroomen verminderen in Juny, en blyven laag; de vaart verhinderende tot in November, wanneer de Herfstregens de Rivieren welhaast geschikt maaken voor Vaartuigen, en het geheele Land van water voorzien; doch, schoon in den Zomer de Stroomen afneemen, is 'er altoos waters genoeg ten huislyken gebruike. Men vindt veele schoone Watersprongen, die altoos water opleveren; ieder Landbouwer heeft 'er ten minsten één, en heerlyke Waterwellen kunnen gemaklyk gegraaven worden. Het Land is, in eenige gedeelten, bykans vlak, in andere minder plat, in andere wederom heuvelagtig, doch niet sterk, en in deeze vindt men het meeste water. De vlakke landen zyn niet als een vloerkleed, maar doormengd met kleine hoogten en laagten; 't welk een schoon gezigt verschaft. Een groot gedeelte van den grond is verbaazend vrugtbaar, een ander minder, en eenige streeken zyn schraal. De Inwoonders onderscheiden die hoedanigheden, door ze landen van den eersten, tweeden en derden, rang te noemen; naauwlyks zodanig iets, als een Moeras, wordt 'er gevonden. Dit Landschap is gemaatigder van Lugtstreek, en gezonder, dan de andere bewoonde deelen van America. In den Zomer heeft het de zandige hitte niet, welke Virginia en Carolina ondervinden; de Rivieren verfrissen de lugt. In den Winter, die ten langsten drie, en gewoonlyk twee, maanden duurt, en zelden streng valt, kunnen de Inwoonders het wel houden in slegte huizen, en de Beesten hebben overvloed van eeten, zonder voeder te behoeven. De Winter begint omstreeks Kerstyd, en eindigt omtrent het begin van Maart, of strekt zich niet verder dan de helft dier maand uit. Sneeuw valt 'er zeldzaam diep, en ligt niet lang. De Westewinden voeren 'er niet zelden stormen aan, en de Oostewinden klaaren de lugt op; doch ten deezen opzigte is 'er geen zo vasten staat op 't weêr te maaken als in de Noordlyker Staaten. De Westewinden zyn zomtyds koud. De Ohio in die rigting loopende, en in dien oord bergen liggende, verzamelen de Westewinden, langs die toppen, in de koude gewesten der lugt, en over een groote streek bevroozen waters, veel koude, en voeren die over in het Landschap Kentucky; doch het | |
[pagina 530]
| |
weêr is zo scherp koud niet als het door deeze Winden in Pensylvania wordt. De Lugtsgesteltenis en de Jaargetyden hangen veel van de Winden af, in zo verre het hette en koude, droogte en vogtigheid, betreft. De Grond van Kentucky is losse, zeer zwarte, aarde, zonder zand, in landen van de eerste soort omtrent twee of drie voeten diep, en allerweelderigst in alle voortbrengzelen. Op andere plaatzen helt de aarde tot het bruine over. In zommige is het hout, als het natuurlyk gevolg van een te ryken grond, van weinig waarde; doch die streeken zyn niet groot. Het Land, in 't algemeen, is wel voorzien van Houtgewas, en brengt groote Boomen voort van veelerlei soort; in verscheidenheid daar van overtreft geene Landstreek Kentucky. Byzonder eigen aan Kentucky is de Sugar-tree, welke overal in grooten overvloed groeit, en alle Gezinnen overvloedig van zeer goede Zuiker voorziet. - De Honeylocust is op eene aartige wyze omzet met groote doornagtige steekels, draagt breede en lange vrugten, van gedaante als erten; deeze zyn zoet van smaak, en dienen om uitsteekend Bier van te brouwen. - De Coffee-tree gelykt zeer veel op de Black Oak, groeit hoog, en draagt een schil, waarin de Koffyboon verborgen zit. - De Papwa-tree bereikt geene groote hoogte, is zagt van hout, draagt een fyne vrugt, in gedaante en grootte zeer gelykende op een Komkommer, en smaakt lekker. - De Cucumber-tree is klein en zagt, met wonder vreemde bladeren, en de vrugt gelykt zeer op het gewas van 't welk dezelve den naam ontleent. - De Black Mulberry-tree is 'er veelvuldig. - De Wild Cherry-tree treft men overvloedig aan, en zeer groot; de Inwoonders krygen 'er planken van tot hunne huizen. - Men heeft hier ook de Buck-eye-tree, een zeer zagt hout, draagende een zeer zwarte vrugt; benevens eenige andere Boomen, die men elders niet algemeen aantreft. Groot is in Kentucky de overvloed van heerlyk Riet, waar mede het Vee zich voedt, en zeer vet wordt. Deeze Plant groeit doorgaans van drie tot twaalf voeten hoog, hard van zelfstandigheid, met leden op acht en tien duimen afstands van elkander; uit dezelve komen bladeren voort, die van een Wilgenboom gelykende. Men treft Rietbosschen aan zo dik en sterk, dat het onmogelyk is 'er door heen te booren. Waar geen Riet groeit is een overvloed van wilde Rogge, Klaaver en Gras; Gewassen, | |
[pagina 531]
| |
die wydstrekkende landstreeken bedekken tot uitsteekend voedzel voor het Vee. De velden zyn vol van in 't wild groeiende Kruiden, in andere Landen niet gemeen; en die ongetwyfeld uitsteekende kragten bezitten. Men ziet hier de schoonste Kroon-Imperiaalen, de Flos-Cardinalis zo uitmuntend door haare scharlaken roode kleur. Het geheele jaar door, de Wintermaanden uitgezonderd, zyn de Vlakten en Valeijen vercierd met eene verscheidenheid van Bloemen van de uitsteekendste schoonheid. Men vindt hier ook de Tulip-bearing laurel-tree, of de Magnolia, welke zeer aangenaam ruikt, en verscheide maanden agter den anderen bloeit. Dit Landschap is het rykst van de hooge landen, wanneer men de beste laage gronden, in de bebouwde streeken van het Vasteland, uitzondert. Bebouwd zynde, brengt het doorgaans vyftig en zestig schepels op een Akker voortGa naar voetnoot(*). Geloofwaardige Persoonen hebben my verzekerd, dat meer dan honderd schepels goed koorn van een Akker in één Saisoen zyn ingeoogst. Het land van de eerste soort is te ryk voor Tarw; het moet door vier of vyf jaaren beteelens verzwakt zyn. Collonel harrod, een Heer van goede trouwe, heeft onlangs de proeve genomen van de voortbrenging der Graanen, en betuigt, dat hy vyf en dertig schepels Tarwe, en vyftig schepels Rogge, van een Akker inzamelde. Ik geloof, dat, naar eene gemiddelde berekening, het land, doorgaande, omtrent dertig schepels Tarwe en Rogge, elke Akker, voortbrengt. Dit ook is het algemeen gevoelen der Inwoonderen. Wy mogen veronderstellen, dat Garst en Haver 'er zeer wel zullen slaagen; doch heeft men 'er geene genoegzaame proeven tot nog van genomen. De grond is zeer geschikt tot Hennip, Vlas, Raapzaad, Aardappelen en Katoen, 't welk 'er in overvloed groeit. Landen van de derde en vierde soort zyn zeer geschikt voor klein Zaadgewas. Deeze berigten van zulk eene verbaazende vrugtbaarheid mogen zommigen ongelooflyk voorkomen; doch ze zyn volstrekt waarheid. Elk Landman kan een goeden Tuin of Akker hebben, zonder water, zonder mest. De grond, | |
[pagina 532]
| |
die van geen dorstigen aart is, wordt doorgaans met overvloedigen regen bevogtigd. Yzer-erts en Lood wordt 'er in overvloed gevonden; doch wy hebben niets vernomen van Goud- of Zilvermynen. De Westlyke wateren brengen eene menigte van Visch en Gevogelte voort. De Visch, algemeen in de wateren van de Ohio, zyn de Buffalo-fish, van eene aanmerkelyke grootte, en de Cat-fish, zomtyds meer dan honderd ponden zwaar. Forellen van dertig ponden vangt men in Kentucky. Het ontbreekt niet aan Aal, en andere Riviervisch; doch men heeft 'er geen Elft of Haring. Wy mogen met eene maate van zekerheid vaststellen, dat 'er groote onderaardsche Waterleidingen gevonden worden, waar uit in veele oorden Springwellen ontstaan, die 'er eene verscheidenheid van Visch brengen. Op de wateren in Kentucky, en byzonder op de Ohio, zyn de Ganzen en Eendvogelen zeer veelvuldig. De Landvogels zyn Kalkoenen, in groote menigte; Phaisanten en Patryzen. Onder deeze Landvogelen telt men de Ivory-bill Woodcock, witagtig van kleur, met een witte pluim: men wil dat de snavel van deezen Vogel zuiver groen zy; eene zeer zeldzaame byzonderheid in de gevleugelde Bende. De groote Uil gelykt naar de Uilen elders; doch slaat een geheel ander geluid, dat zomtyds zeer vreemd is, en gelykt naar dat van een Mensch, die zich in groot gevaar of zwaarigheid bevindt. Slangen zyn 'er niet veel, en zodanige als men elders op het Vasteland vindt; eenige soorten uitgenomen, welke men geheel niet aantreft. Moerassen zyn 'er weinig, en dus ook niet veel Kikvorschen en andere Dieren, welke zich in dezelve onthouden. 'Er zyn ook geen Byenzwermen, dan die de tegenwoordige Bewoonders 'er hebben ingevoerd. Onder de Dieren daar vallende, telt men den Urus, of ZoraxGa naar voetnoot(*), door cesar beschreeven, wy noemen het Buffalo; dit Beest heeft veel gelykheids met een grooten Stier, breed van kop, met dikke korte gekromde hoorns, breeder van vooren dan van achteren. Op de schoft is een groote vleeschklomp, bedekt met een dik bosch lange wol en gekruld hair, van een donker bruine kleur. Zy staan niet van den grond op als ons Rundvee, maar | |
[pagina 533]
| |
springen op éénmaal met de vier pooten van den grond. Schoon zy een log voorkomen en korte pooten hebben, loopen zy snel, en wyken, gejaagd zynde, voor niets dat hun in den weg komt, boomen uitgezonderd. Zy weegen van vyf honderd tot duizend ponden; het vleesch is uitsteekend, en verzorgt de Inwoonders daar van overvloedig; van de huiden maakt men zeer goed leder. Ik heb een Jaager hooren zeggen, dat hy, op éénmaal, duizend van deeze Dieren zag by de Blue Licks: zo veelvuldig waren zy, eer de eersten, die zich hier hebben nedergezet, te roekloos met het leeven deezer Dieren speelden. 'Er is nog een groot getal over in de buitenste deelen der Volkplanting. Zy voeden zich met riet en gras, gelyk het andere Vee, en zyn onbeschadigend van aart. In Kentucky zyn ook veele Harten, Elanden en Beeren, binnen den omtrek des Lands, doch veel meer op de grenzen; als mede Panthers en Wolven. - In de wateren zyn veel Bevers, Otters en Muskusratten. Het ontbreekt 'er niet aan Beesten, elders gemeen, als Vossen, Buidelratten en Vledermuizen. De meeste soorten van viervoetige Huisdieren, als Paarden, Koeijen, Zwynen, zyn zints de oprigting der Vastigheid ingevoerd, en verbaazend vermenigvuldigd. Men laat ze, zonder eenigen Oppasser, in de velden en bosschen loopen, en brengt ze t'huis als men ze noodig heeft. 'Er wordt een naauwkeurig boek gehouden van alle de Manlyke Inwoonders boven de zestien jaaren, die men schat tot het betaalen der kosten van het Landsbestuur, onder den naam van Tithables: hier uit mogen wy opmaaken, dat, gesteld zynde dat deeze dus opgeschreevenen een vierde gedeelte van het geheel der Inwoonderen uitmaaken, Kentucky, tegenwoordig, meer dan 30,000 zielen bevatGa naar voetnoot(*): zo verbaazend spoedig is, in weinige jaa- | |
[pagina 534]
| |
ren, de aanwas deezer Volkplanting geweest. Dagelyks wordt het aantal vermeerderd, en men verwagt een gestadigen aangroei: dit doet het welgegrond uitzigt gebooren worden, dat dit Landschap, binnen korten tyd, zeer volkryk zal weezen. De Inwoonders zyn nog niet zeer goed gehuisvest; doch dit is doorgaans het geval in nieuw opkomende Volkplantingen. De Inwoonders van Kentucky zyn, over 't algemeen, beschaafd, beleefd, gastvry en vriendlyk. Uit onderscheide deelen van het Vasteland verzameld, treft men by hun eene groote verscheidenheid van Zeden, Gewoonten en Godsdienstbegrippen, aan. Alsnog vereenigd met den Staat van Virginia, worden zy volgens de Wetten van dien Staat bestuurd, die met voeglykheid en kragt gehandhaafd worden. Men heeft 'er Opvoedingsschoolen ingesteld, en een Collegie beraamd volgens eene Acte der Vergadering in Virginia, 't welk onder Opzigters in Kentucky zal staan, en landen ten gebruike van 't zelve zyn afgestaan. Aan deeze Kweekschool is ook eene Boekery verleend door den Eerw. john todd van Virginia. De Anabaptisten waren de eersten die den Openbaaren Godsdienst in Kentucky vaststelden; en de Presbyteriaanen hebben drie groote Vergaderingen by Harrod, en den Eerw. david rice ten Leeraar verkoozen. Te Lexingson, vyf en dertig mylen van daar gelegen, hebben zy een vierde groote Gemeente, en den Eerw. Mr. rankin, uit Virginia, tot het Leeraarampt beroepen. Voor als nog zyn 'er geene andere Godsdienstige Genootschappen gevormd, schoon verscheide andere Gezindheden een talryken aanhang hebben. Doch, uit deeze vroegtydige schikkingen, is het te hoopen, dat Kentucky eerlang in Geleerdheid en Godsvrugt zal uitmunten, en hier door den wensch van elk braaf Burger vervullen.
(Het Vervolg by eene nadere gelegenheid.) |
|