| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Bedenkingen over den tyd van de uitzending der twaalf apostelen.
Door J. Priestley, L L.D.F.R.S.
(Overgenomen uit priestley's Observations on the Harmony of the Euangelists.)
Naardemaal mattheus geen gewag maakt van eenige Aanstelling der Twaalven, vóór den tyd, dat zy uitgezonden wierden om te prediken, terwyl markus en lukas uitdruklyk verklaaren, dat zy geroepen wierden om met onzen Heer te zyn, eenigen tyd te vooren, met een uitzigt op hunne toekomende Zending, oordeel ik, dat dit gebrek by mattheus uit de verhaalen van die twee andere Euangelisten moet aangevuld worden, en geef ik de voorkeuze aan het verhaal van markus, wegens den tyd dier Gebeurtenisse, boven dat van lukas: dewyl, volgens den laatsten, dezelve de Redenvoering op den Berg voorging, toen, volgens mattheus, die best des onderrigt moest weezen, hy nog niet geroepen was om jesus te vergezellen. En daar beide, markus en lukas, uitdruklyk zeggen, dat hy toen de Twaalven verkoos, kan ik bezwaarlyk denken, dat hy ten dien tyde niet meer dan Elf verkoos, en naderhand het Twaalftal volmaakte, door de Roeping van mattheus.
Het kan tot geene tegenwerping tegen de Aanstelling der Twaalven, op dien tyd, dienen, dat hunne Zending daar op zo schielyk volgde: want de Twaalven, mattheus uitgezonderd, hadden jesus daadlyk vergezeld, zints zyne eerste verschyning in Galilea: en daar het schynt, dat mattheus te Capernaum gewoond hebbe, is het waarschynlyk, dat hy veel van jesus gezien en gehoord hadt, en een Toehoorder geweest was van de Leerreden op den Berg, in de nabuurschap dier Stad gehouden.
Het strekt ter bevestiging van de Veronderstelling, dat
| |
| |
dit de tyd der daadlyke Aanstellinge van de Apostelen was, dat de Twaalven nooit vermeld worden in het verhaal van eenige verrigting vóór den tyd hunner Benoeminge, schoon die uitdrukking naderhand voorkome, als markus IV: 10.
Ik heb, egter, verkoozen van het gezag van mattheus af te zien, althans van de tegenwoordige Tydorde in zyn Euangelie, ten opzigte van den Tyd der Uitzending der Twaalven, en het onderzoek, 't welk joannes ten opzigte van jesus deedt, 't welk daar mede verbonden is.
Mattheus plaatst deeze Gebeurtenissen onmiddelyk naa den dag, op welken hy zelve geroepen werd, en vóór het verhaal van het Koornäiren plukken der Jongeren; en gevolglyk een geruimen tyd vóór de komst onzes Heeren te Nazareth, waar markus en lukas 't zelve voegen. Ik geef den voorrang aan de Tydorde van markus en lukas, om de volgende redenen:
1. Volgens de tegenwoordige Tydorde van mattheus, volgt de Zending der Twaalven de Roeping van mattheus zo onmiddelyk, dat men naauwlyks kan veronderstellen, dat hy, hoe eenvoudig de Prediking, hun opgelegd, toen ook ware, genoegzaam onderweezen kon zyn, om aan 't oogmerk zyner Zendinge te voldoen. In de daad, volgens deeze Orde, waren de andere Elven niet meer dan eenige weinige dagen te vooren geroepen, en kunnen derhalven niet verondersteld te worden veel beter onderrigt geweest te zyn: daar, volgens myne Veronderstelling, de Twaalven veel langer tyd geleden geroepen waren, en onzen Heer vergezeld hadden.
2. Volgens de tegenwoordige Tydorde van mattheus Euangelie, sprak christus het Wee uit over Chorazin en andere daar omstreeks liggende Steden, H. XI: 20, vóór dat de helft van zyn verblyf in Galilea, ten dien tyde, verstreeken was: terwyl het veel natuurlyker is, met markus en lukas, te veronderstellen, dat hy dit Wee uitsprak toen hy gereed standt om Galilea te verlaaten, en zich na Jerusalem te begeeven: wanneer de Inwoonders dier Steden meer gelegenheden gehad hadden, om zyne Wonderdaaden te zien, en zyne Lessen te hooren.
Over 't geheel denk ik het veel beter eene Verschikking, in deeze gedeelten van mattheus Euangelie, te veronderstellen, dan dat deeze Euangelist een Verhaal
| |
| |
zou geeven van Gebeurtenissen, zo veel minder natuurlyk en waarschynlyk, dan markus en lukas. En ik oordeel, dat 'er verscheide bewyzen ontleend kunnen worden uit het Euangelie van mattheus zelve, ten voordeele eener Verschikking van alles wat inkomt tusschen H. IX: 34, en het einde van het XIde Hoofdstuk, en te besluiten, dat het oorspronglyk geplaatst was aan het einde des XIIIden Hoofdstuks.
3. Geen de minste tegenwerping tegen deeze Verschikking, of Verplaatzing, kan 'er ontleend worden uit het vergelyken van den tegenwoordigen Zamenhang van het te verschikkene gedeelte, met den nieuwen Zamenhang; maar, in tegendeel, iets ten voordeele daar van. Naardemaal jesus heenen gaan, om in de Steden en Vlekken te leeraaren, H. IX: 35, en het uitzenden zyner Apostelen, veel natuurlyker schynt te volgen op zyne verwerping te Nazareth, een Landschap, waar hy voorheen niet gepredikt hadt, en waar hy wist, dat zyn verblyf zeer kort zou weezen, dan op iets, dat, als daar voorgaande, verhaald wordt, in de tegenwoordige schikking.
4. Van deeze Verschikking kan men te gereeder reden geeven, als men bedenkt, dat dezelfde woorden, Ten dien zelfden dage, (εν εκεινω τω καιρω) op de verschikte gedeelten volgen, en zo als zy thans staan, en zo als zy verplaatst zouden weezen. - Ook is 'er iets gelykaartigs in den zin van 't geen de tegenwoordige en veronderstelde plaats deezer omgeschikte deelen voorgaat. Want, zo als zy nu staan, volgen zy op het berigt, wegens het Ongeloof der Phariseen, die de Wonderwerken aan de Oversten der Duivelen toeschreeven; en daar ik ze wilde plaatzen zouden zy volgen op het verhaal van het Ongeloof zyner eigene Landgenooten, die, dewyl zy zyne Familie kenden, niet konden begrypen, van waar zyne groote uitsteekenheid kwam.
5. Het Verhaal van mattheus, zo als het nu inkomt, is zo rechtdraads strydig met dat van markus en lukas, dat ieder het zon willen ontwyken, indien het kon geschieden zonder den Text veel gewelds aan te doen. Markus en lukas verklaaren duidlyk, dat de Twaalven van hunne Zending te rug kwamen op den dag, wanneer jesus herodes ontvloodt, en even vóór het verzadigen der vyfduizend Persoonen. Indien dit zo ware, zou het met de waarheid strydig weezen, de Twaalven in te voeren, als by onzen Heer in eenige verrigting,
| |
| |
welke voorviel tusschen hunne Zending en deeze Wederkomste; maar in dien tusschentyd plaatst mattheus de geschiedenis op het Koornveld, en veele andere Voorvallen, by welke de Discipelen, (onder welken ik geloof dat men algemeen veronderstelt, dat de Twaalven begreepen, indien niet boven al bedoeld, werden,) uitdruklyk voorkomen als by hem tegenwoordig.
6. Mattheus zelve schynt gewag te maaken van eene Wederkomst der Twaalven, als voorgevallen naa eene scheiding, op den tyd dier wederkeering, schoon niet zo byzonder als markus en lukas, matth. XIV:15, En als het nu avond wierd, kwamen zyne Discipelen tot hem. En het is te waarschynlyker, dat de Wederkomst, naa hunne Zending, beoogd wierd; naardemaal mattheus geene andere melding doet van hunne Wederkomst, en het is juist op dien zelfden tyd, welken de andere Euangelieboekers voor hunne Wederkomste bepaalen.
7. Wanneer jesus voor herodes vlood, naa den dood van joannes den dooper, vertoonen markus en lukas hem niet alleen als zonder zyne Discipelen, maar mattheus schynt hem desgelyks in dezelfde omstandigheden te doen voorkomen; want hy schryft, matth. XIV:13, En als Jesus dit hoorde, vertrok hy van daar te scheepe, na een woeste plaatze alleen; en de Schaaren dat hoorende, zyn hem te voet gevolgd uit de Steden. Maar, indien de Discipelen, op dien tyd, by hem waren, gelyk mattheus, volgens de tegenwoordige schikking van zyn Euangelie, het doet voorkomen, dewyl 'er van eene scheiding gewaagd wordt, moeten zy toen ook by hem geweest zyn, strydig met het uitdruklyk verhaal der andere Euangelisten.
8. De gemelde Verschikking toestaande, hebben alle de omtrent dien tyd voorgevallene Gebeurtenissen, in de Geschiedenis van jesus, een zich gereedlyk voordoenden zamenhang; en alle de drie Euangelieschryvers stemmen in derzelver schikking overeen: allen verhaalen zy de Geneezing van de Zieken en de Geraakten, en de Roeping van mattheus, als den Sabbath voorgaande op welken de Discipelen Koornäiren plukten; dat omtrent dien tyd de Twaalven wierden aangesteld; dat, naa het vertrek onzes Heeren na Nazareth, en zyne verwerping aldaar, hy in andere Steden en Vlekken ging prediken; en dat hy, zints den aanvang zyner openbaare Bediening in derzelver omtrek niet geweest zynde, en de groote menigte
| |
| |
ziende, welke onderwys behoefde, de Twaalven twee aan twee uitzondt, om het woord te verkondigen. Dit bragt veel toe, om het gerugt van jesus meer dan ooit te verspreiden. Joannes de dooper zondt omtrent dien tyd de Boodschap om jesus te vraagen. Herodes werd ontrust, en waarschynlyk dreigende hem en zyne Discipelen te vatten, die zich allen op zyn Grondgebied bevonden, vlugtten zy allen uit diens Heerschappye in die van zyn Broeder philippus, en kwamen den zelfden dag byeen. Op deeze veronderstelling, komt ook het Wee, over Chorazin, enz. uitgesprooken, zo laat en juist tydig, gelyk wy hier boven reeds opmerkten.
Wat men ook denke over deeze voorgestelde Verschikking, de Orde van markus en lukas is zeker veel natuurlyker en waarschynlyker, dan de tegenwoordige Orde van mattheus, 't geen, wanneer wy aanmerken, dat mattheus tegenwoordig was by alle deeze Voorvallen, en de andere Euangelisten niet, buiten het toestaan van zulk eene Verplaatzing, bezwaarlyk kan worden opgelost. |
|