zyn aandagtig oog vertoont! daar beschouwt hy, onverhin, derd, des daags, de heerlyke en majestueuse opgang der Zon, aan het Oosten, en, des avonds, deszelfs verrukkende ondergang aan het Westen, daar zy aan de kim verdwynt!
De stille en statige nacht vertoont aan hem het heldere licht der Maan, en zo veele millioenen van tintelende Lichten - ontelbare Zonnen en Bollen, elk in haren kring nuttig en aanbiddenswaardig: en welk een grooten schat van byzonderheden bevat deeze diepe Waterplas in zich, buiten en behalven zo veelerleie soorten van Schepselen, elk in zynen aart en natuur byzonder, alle in deszelfs soort tot nuttige einden geschikt, daar zy in haren ruimen schoot een talloos tal van Schepselen bergt, kleenen en grooten, die in dit golvend ruim der rustelooze baren hun bestaan vinden, en daaglyks onderhouden worden door hunnen Formeerder, de Almagtige Schepper der Waereld, die daar zit boven den Kloot der Aarde, en die, door zyn onbeperkt vermogen, den stoutsten Zeeman kan doen beeven, wanneer zyne wy heid goedvind de Wateren der Zee te beroeren. Hy - Jehovah, doet eenen stormwind opstaan, ontsluitende de Schatkameren van den Wind, en verwekt een Orcaan; de afgrond slaat aan 't rooken, de vloed bruischt hoe langer hoe hooger, de wind, die door zyne kragt de baren tot bergen vormt, doet de Schepelingen ryzen naar den Hemel, en weder dalen tot in den afgrond; dan, die zelfde God toont ook aan zyne Schepselen, hoe deeze zelfde bulderende baren op zynen wenk kunnen zwygen - Hy spreekt, en de Zee wordt stille! doende den storm bedaren op het wenken van zyn wil.
Zo zien zy, die met Schepen ter Zee afvaren, handel doende op de groote Wateren, de wonderen van den Heer der Natuur, van God, den wyzen Bestuurder aller dingen; wiens handelingen, voor ons, kortziende Stervelingen, zeer dikwyls onbegryplyk en duister zyn - ja het zyn de bruischende golven der Zee, die meer dan eens getuigd hebben, hoe zy strekken konden, om Volken te straffen, om Volken te behouden
De Wateren der Zee deeden weleer de eerste Waereld, en alle deszelfs Bewoonders, (behalven Noach en de zynen) omkomen.
De Wateren der Zee maakten weleer plaats voor Gods beminde Volk Israël, om hun droogvoets te laten doortrekken; daar die zelfde Wateren den heerschzugtigen Dwingeland Farao, en zyne gantsche Legermagt, verzwolg.
De Wateren der Zee getuigen, hoe God, in later dagen, altoos edele oogmerken met zynen zegen begunstigde, onze Vaderlandsche Helden bystondt, hoe hy de belanglooze denkwyze beloonde van eenen kortenaar, tromp en de ruiter, en - nog maar weinige jaren geleden, van den dappe-