van tien zoortgelyke edelmoedige daden onder eene beschaafde Natie. - Dan, waar zyn zo veele bewyzen van edelmoedigheid onder de Indianen aan te treffen als onder andere beschaafde Natiën? - Waar bewyst de onbeschaafde Wilde die edelmoedigheid aan zyne vyanden, welke zo veele groote zielen verheffen in eene beschaafde Maatschappy? - Duizende pligten worden onder beschaafde Natiën uitgeoefend, die, en om dat ze veele zyn, zo niet treffen, en om dat men dezelve van dien kant verwagt, 'er minder agt op geeft. - Zo moet eene eenvouwige deugd van eenen woesten Indiaan oneindig meer treffen, om dat men dezelve van hem in 't geheel niet verwagt; maar juist het tegenovergestelde - en weêr anders om, schynen de ondeugden der beschaafden in een veel zwarter, in een oneindig donkerer, licht voor te komen, dan die der Wilden - om dat de beschaafdheid der eerste ze niet dult, en de onbeschaafdheid der laatste ze als verschoonlyk maakt, en gereed doet door de vingers zien.
Dan, daar men in den beschaafden staat de zwaarste en moeijelykste pligten betragt, door den Godsdienst, door het zegel van eenen verligten Godsdienst, bekragtigd; daar oefent een Wilde eens zeldzaam eene moeijelyke deugd, aangezet door eene zekere overheerschende neiging, welke in hem gevonden word - en dan is het minder eene deugd, dan eene volging zyner neiging, om dat 'er geene de minste opoffering by plaats heeft, 't geen nogthans geschieden moet, wil het den naam van deugd, vooral van uitschitterende deugd, dragen. - Het is dus in den beschaafden staat, en, regt ingezien, in den beschaafden staat alleen, waar de mensch zyne pligten uit ware grondbeginzels oefent, waarin hy leert opofferingen doen, overwinningen maken over neigingen, welke men moet verzaken en veragten, waar de verdorven natuur toe trekt. - Ja het is de beschaafde staat alleen, waarin pligten geleerd worden, welke elk mensch aan God, zynen Maker, verschnldigd is; welke hy zynen evenmensch en zich zelven moet bewyzen. - De ware Godsdienst bestaat in eene vuurige liefde tot God, en een onwrikbaar vertrouwen op zyne beschermende goedheid, in een veilig verlaten op zyne trouwe, en eene stille gelatenheid in duistere omstandigheden. - De Godsdienst bestaat in het heil van anderen zo vuuriglyk te bejagen als van zich zelven. - En de Godsdienst bestaat ook, eindelyk, in alle poogingen aan te wenden tot zyn eigen welzyn. - Wie zou nu lust hebben tot eenen staat te rug te keeren, waar niets van dit alles geleerd word?
C. v.d. G.