| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Onderrigtende aanmerkingen, de huishoudkunde betreffende.
(Naar het Engelsch.)
To be happy at home is the ultimast result of all ambition; the end to which every enterprise and labor tends, and of which every desire prompts the prosecution.
rambler.
In eigen Huis gelukkig te weezen, is het, waar op alle eerzugt uitloopt; het einde waar toe alle onderneeming en arbeid strekt, en tot welks bevordering het verlangen ons aandryft.
Niets is zo bezwaarlyk te bevatten als de Huishoudkunde. Nogthans is het natuurlyk, te veronderstellen, dat het geen een pligt is, voor een groot gedeelte des Menschdoms, ten minsten wel verstaan zou worden, indien niet stipt betragt; en dat, indien het missen in betragting algemeen ware, zulks alleen door onkunde zou veroorzaakt worden. Maar, in het vaststellen van algemeene regelen, begaan wy ligt misslagen, indien wy niet letten op de algemeene betragting: want het gaat zo vast, dat Huishoudkunde niet verstaan, als dat dezelve niet betragt, wordt. Misschien, in de daad, dat wy het aanbelang der Huishoudkunde aanmerken, even als wy de zekerheid des Doods overweegen; naamlyk, als iets, welke geen Mensch kan lochenen; doch waar van geen Mensch zo zeer overtuigd schynt, dat zyne overtuiging invloed hebbe op zyn gedrag.
Indien wy, egter, door de agting, welke wy onze Medeburgers toedraagen, een middelweg inslaan, tusschen volslaagene onkunde en blinde halstarrigheid, moeten wy erkennen, dat de Huishoudkunde eene zaak is, zeer weinig begreepen, en niet altoos betragt, waar 'er grond is om te denken, dat ze wel begreepen wordt. Wanneer
| |
| |
ik alleen moest oordeelen uit het geen ik zie, zou ik niet twyfelen te zeggen, dat 'er naauwlyks eene zaak is, zo bezwaarlyk tot vaste regelen te brengen, en te schikken naar algemeene en byzondere gevallen. Waar het al bespiegeling en geen bedryf is, moet iemand zich zeer verlegen vinden om te bepaalen; doch zodanig is, moet men bekennen, de tegenwoordige staat der Huishoudkunde.
Dat de Huishoudkunde zeer weinig begreepen wordt; en dat het eene uitdrukking is, welks bepaalde meening niet algemeen erkend wordt, zal blyken, als wy het oog rondsom ons heenen wenden, en waarneemen de verschillende wyzingen, gedaanten en vertooningen, welke dezelve in onderscheide Familien aanneemt. Het zelfde voorwerp kan nooit naagejaagd worden door middelen, die even onverschillig, en even eerlyk of oneerlyk, zyn. De schaduwen van het onderscheid mogen zigtbaar weezen; doch, indien het voorwerp het zelfde is, moeten de middelen eenige overeenkomst hebben, en iets, waarin het gezond verstand des geheelen Menschdoms overeenstemt. Verkwisting en Spaarzaamheid kunnen dezelfde zaak niet weezen; nogthans zal de Verkwister en de Spaarzaame beiden beweeren, dat zy weeten, wat Huishoudkunde is. Zy kunnen, nogthans, niet te gader bestaan; en zulk eene tegenzeggelykheid, in de woorden zelve, moet eene verwarring van denkbeelden baaren. Hoe ook de beslissing uitvalle, aan welke zyde ook het vooroordeel is, zal Voorzigtigheid in 't einde het slagtoffer weezen.
Elk Mensch, in eenen leevensstand gevestigd, heeft meer of min belang by de kennis der Huishoudkunde, en is het daarom te meer te verwonderen, dat een tak van kennis, algemeen noodzaaklyk, alleen gedeeltlyk beoefend wordt, of, gelyk het spreekwoord zegt, ‘dat, het geen alle mans zaak is, door niemand ter harte genomen wordt.’ Misschien is 'er eenige verwarring ontstaan uit een misnomen denkbeeld, aan het woord Huishoudkunde gehegt, als of het even 't zelfde betekende als Bespaarkunde of Zuinigheid; woorden die in eene Familie niet aangenaam klinken, of welgevallig zyn: terwyl dit woord, in den waaren en meer uitgebreiden zin, betrekking heeft op alle onderscheidene schikkingen of beraamingen, of, zo gy wilt, tot een Stelzel, om de zaaken van een Gezin te regelen, volgens den rang, dien 't zelve in de Maatschappy bekleedt, met een naauwlettend oog op hoeveelheid
| |
| |
van de middelen. Het is, in de daad, eene kleine Heerschappy, of een kleine Staat, die zyne Constitutie moet hebben.
Twee hoofddwaalingen doen 'er zich op in het algemeen Bestuur der Familien. De eene wordt begaan door hun, die alles verteeren, wat zy te verteeren hebben; en de andere door hun, die verteeren, alles wat zy verwagten.
De eerstgemelden, die alles verteeren, wat zy te verteeren hebben, rekenen, misschien met eenigen grond, op een zeker Inkomen, 't welk niet veranderen of verminderen kan. Zulk een Inkomen verkreegen of gewonnen hebbende, langs welk een weg ook, beweeren zy het Regt te bezitten, om 't zelve, naar welgevallen, te verteeren; en tot den laatsten stuiver toe berekend hebbende, hoe verre dit kan reiken, besluiten zy dit, jaar voor jaar, op te maaken. Daar nu elk mensch een ontwyfelbaar regt heeft, om over zyn eigendom te beschikken, op welk eene wyze het hem behaagt, kan ik niet denken, dat zy grootlyks te berispen zyn, die tot deezen rang behooren; maar, indien zy geen misdryf begaan in dusdanig een Plan te vormen, om overeenkomstig met hun Inkomen te leeven, mag men hun vrylyk zeggen, dat het vry dwaas is te veronderstellen, dat zy zulk een Plan, voor een geruimen tyd, ten uitvoer kunnen brengen. Buiten andere bedenkingen, welke wy vervolgens zullen ophaalen, durf ik beweeren, zo veel gevaars van tegenspraak te loopen, dat geen verstandig Man eenig Inkomen volstrekt zeker en onveranderlyk zal rekenen, (want wat is 'er op deeze Wereld, waar aan die bynaamen voegen?) en dat hy daarom, in de meeste gevallen, eenigermaate moet zorgen voor den kwaaden dag.
Laat ons nu zien, aan welke Persoonen het bovengemelde Plan zou voegen, aan welken niet. - Ik wil toestaan, dat een oude Vryer, op kamers woonende, die misschien geene Naabestaanden heeft, of ten minsten geene anderen, dan die alleen op zyn dood wagten en hoopen. - Ik zeg, ik wil toestaan, dat zulk een oude Vryer, de jaaren der woelige hartstogten te boven, wiens begeerten weinig en beperkt zyn, gemaklyk kan leeven, en voor zichzelven genoeglyk, volgens een Plan van een bepaald Inkomen, en een altoos voortloopende Rekening van Uitgaven, waarin het verkeerd zou weezen, een Penning te veranderen, of een Guinje voor een
| |
| |
Kroon te stellen. Maar een Man van deeze Leefwyze is niet zo zeer een voorwerp van de inagtneeming der Huishoudkunde: want hy heeft geen Gezin te regelen, en geen Leden der Maatschappye voor te bereiden tot de Pligten, die volgende Geslachten moeten vervullen. Hy behoort, derhalven, niet eigenlyk tot den rang van Persoonen, die belang hebben by de rechte kennis der Huishoudkunde.
Maar, indien eene Familie zich schoeit op den voet, om het Inkomen van een geheel jaar te verteeren, schoon dezelve het regt hebbe om zulks te doen, hoe schielyk moet dit Plan in verwarring geraaken? Indien een Man, die vyf honderd Ponden 's jaarlyks aan Inkomsten heeft wanneer hy trouwt, denkt het regt te hebben, om die vyf honderd Ponden te besteeden; kan hy dit regt blyven uitoefenen, wanneer zyn Gezin met een zestal Kinderen vermeerderd wordt? Zeker neen: want Regt en Magt zyn twee zeer verschillende zaaken. - Wat moet hy dan doen? Zyne Verteering inkorten, zult gy zeggen. - Toegestaan. - Maar wie weet niet, hoe bezwaarlyk zulks valle, en hoe zeer hoogmoed, trots en drift, zich verheffe op het enkel denkbeeld van zulk eene verandering in leevenswyze? Men veronderstelt het als eene gemaklyke zaak, van de hoogte des leevens in de laagte te daalen. Dan, ik vermoed, in alle nederigheid, dat het een misslag is.
In de daad, welk een regt een Mensch ook hebbe, om beschikking te maaken over zynen Eigendom, zal een verstandig Man altoos agt geeven op de ontelbaare en gewigtige bedenkingen, die zich tegen dat regt verheffen, en by hem zo zwaar zullen weegen, als het regt zelve. Indien 'er niets in zyn eigen Gezin gebeure, 't welk eene meer dan gewoone uitgave vordert, zal hy bedenken, dat, hoewel zyne zaaken op een vasten voet staan, die van de wereld rondsom hem zich in een vlottenden staat bevinden, en dat uitwendige oorzaaken, even gewigtig, als die in zyn Plan waren opgeslooten, vorderingen kunnen medebrengen, welke hy met eere, en volgens geweeten, niet kan weigeren. Wy zyn aan elkander vastgeschakeld. Eén Mensch alleen kan geen leevensstelzel vormen. De Menigte werkt hier mede.
Maar, kunnen de eerstgemelden, die alles verteeren, wat zy hebben in te komen, een Regt, om dit te doen, voorwenden, de verder genoemden, die alles verteeren,
| |
| |
wat zy verwagten, hebben zulk een pleit niet voor hun gedrag. Geen pleit van 't gezond verstand, of de algemeene verpligting tot regtvaardigheid, ontleend. Nogthans vrees ik, dat deeze soort van Lieden allertalrykst is, en hy, die van de zodanigen niets gehoord heeft, heeft niets van het doorgaande leeven vernomen. Zy staan met de anderen niet gelyk, die een zeker Inkomen bezitten; maar vestigen het oog op ingebeelde winsten, meestal van den Handel afhangende, en schynen het Geld, 't geen zy in denzelven hebben en omzetten, met een zelfde oog aan te zien als een Speelder een spel kaarten, van geene beduidenis, op zich zelve aangemerkt; doch, by een gelukkig keeren van het blad, geschikt om groote rykdommen te schenken.
Sir richard steele heeft, in den Snapper, of in den Spectator, ik herinner my niet bepaald in welk dier beide Zedeschriften ik zulks geleezen hebbe, opgemerkt, dat het zekerst middel, om een goed Fortuin te maaken, bestaat in het vertoon te maaken, dat men het ruim kan stellen. Sir richard heeft, met veelen der Addisonsche Schoole, dikwyls fyne berisping, onder gedaante van een voorgewenden grondregel, voorgesteld; weinig denkende, dat zyne meening, in laateren tyde, verkeerd zou verstaan worden. Dit, nogthans, is menigvoud het geval geweest, en de gedaane aanhaaling kan 'er ten bewyze van strekken.
De groote Regel van Huishoudkunde bestaat in zich voor te doen, als het ruim te kunnen stellen. Maar eene vertooning van dien aart valt niet zo gemaklyk in de daadlyke uitoefening als in de bespiegeling. Op het Tooneel kan iemand zich in het gewaad van een Koning kleeden, met weinig meer kosten, dan iemand zou moeten besteeden tot de kleeding, noodig om op een Geboortedag ten Hove te verschynen. Maar in het daadlyk leeven zich als ryk te vertoonen, gaat dikwyls vergezeld van uitgaven, die alleen aan daadlyken rykdom voegen.
Hier vinden wy ons in de verlegenheid! Hoe die kosten te betaalen? Door 't geen wy verwagten te besteeden, en op het toekomende te trekken, om het tegenwoordig te kort komende goed te maaken. Hoe! zult gy zeggen, uit te geeven wat men niet bezit. Hoop tot Guinjes te munten, en Denkbeelden tot Banknooten te maaken? - Juist zo. - De ondervinding leert ons, dat niets, by
| |
| |
zeker slag van lieden, zo zeer in gebruik is, als dit alles, hoe wonderspreukig het ook moge klinken in de ooren der zodanigen, die de Wereld alleen uit boeken hebben leeren kennen. Men doet het, door zyn Credit voegelyk staande te houden, en door Papieren-geld, dat een schynbaare waarde heeft.
In een Gezin, volgens dit bedrieglyk Stelzel leevende, (want het zal alzins blyken bedrieglyk te zyn,) vinden wy eene vertooning van grootheid en rykdom, en eene naavolging van de groote wereld in pragt, op die voornaame dagen, wanneer het noodig is, dit spel in 't oog der wereld te speelen. Maar, om in staat te zyn om dit te doen, moet 'er een laagheid onder loopen, die het geheele bedryf, in 't oog van elk verstandig en eerlyk Man, een jammerhartig en wanvoegelyk voorkomen byzet. - Bezoekt het zelfde Gezin op een tyd, dat men u niet verwagt; en de strydigheid der leevenswyze zal u dit alles ontvouwen. Gy zult bevinden, dat deeze ruimschootige, mild onthaalende, Lieden, niet voor zichzelven, maar voor anderen, leeven; dat zy zich te vrede houden met een schraale keuken, op dat gy by hun Tafelweelde moogt smaaken; dat zy zich vergenoegen met in hoeken en hoolen te slaapen, ten einde het grootste gedeelte van het huis een Suite van vertrekken zyn moge, die van geen gebruik zyn, dan om vertoon te maaken in 't oog van anderen.
Wat de jongere takken van zulk een Gezin betreft, als zy tot Mannen en Vrouwen opgroeijen, en zelfs lang vóór dien tyd, worden zy opgebragt in 't geen men de groote Wereld noemt. De Ouders laaten het aankomen op de Schoonheid en het Vernuft hunner Kinderen, om hun Fortuin te maaken, zonder zich op te houden met den traagen tred van Huislyk vlytbetoon; en van de Kinderen kan men niet veronderstellen, dat zy traag zyn om de denkbeelden van een leeven, zo gemaklyk en verlustigend, te omhelzen. De hoop der Familie is, op den ouderdom van achttien jaaren, een welafgerigt Dansser, een goed Drinker, een galant Heer, ook in alles wat Paardryden betreft wel bedreeven; doch, van het weezenlyke dat tot het leeven behoort, onkundiger dan dikwyls de geringste van zyns Vaders Bedienden. De jonge Juffrouw heeft, in dezelfde jaaren, alle voegelyke veragting voor een Koopman opgevat, zy verstaat
| |
| |
het Kaartspel, danst bevallig, en bezit, door behulp van een kostbaare, doch eerste, Modekraamster, de kunst van zich zeer fraai te kleeden.
In zommige Familien, waar men deezen leeftrant voor 't oog der Wereld volgt, ontdekt men een mengzel van grootheid en laagheid, 't welk aan 't belachlyke grenst, zo het dit niet te boven gaat. Zulk een mengzel van hoogheid en geringheid kon ik nooit begrypen of overeenbrengen. - Wat zullen wy, nogthans, zeggen van die groote Gastmaalen, om welke aan te rigten, de Lepels van een der Gasten geleend zyn, de zilveren Messen van een tweeden en het Koelvat van een derden: met één woord, waar de Gasten, hadden zy des eenig agterdenken, met allen regt, van de tafel alles zouden kunnen wegneemen? Hoe is zulks met hoogmoed overeen te brengen? - Alles, wat wy hier van kunnen zeggen, is eene oude en erkende waarheid te herhaalen, dat de Hoogmoedigsten van alle Menschen de belachlykste zyn, en dat de Trotschen altoos waggelend staan op de steilte om in den afgrond van geringheid te vallen.
Die val, egter, zullen wy veronderstellen, dat in 't einde komt. Hoe zwaar is het voor de braafsten een omkeer van staat te verdraagen, die hun in de gedagten der Wereld vernedert! Hoe veel zwaarder moet deeze schok zyn voor de zodanigen, die, wanneer zy uit de hoogte nedertuimelen, geen troost vinden in hun eigen boezem, en niemand aantreffen, die medelyden met hun heeft; dewyl het dan openbaar wordt, dat zy een voorafberaamd stelzel van bedrog en veinzery omhelsd hebben, ten bederve niet alleen van hun eigen Gezin, maar van honderd anderen, die, misleid door het valsch vertoon van Rykdom, zich hebben laaten vervoeren om op hun vertrouwen te stellen.
In alle leevensstanden is een Geveinsde een schadelyk Character. Maar, indien een Veinsaart een Man is, die voor 't oog der Wereld voor een deugdzaam of geleerd Man wil doorgaan, als hy, met de daad, een slegt Mensch of een Domkop is, en dit niet doet om anderen te bederven, lydt hy zelfs het meeste. Veel van deezen verschilt de Man, die niet alleen de wereld bedot, en de niets kwaads vermoedenden, tot hunne schade, bedroogen heeft, en mischien tot hun bederf; maar die een geheel Gezin in die zelfde beginzelen opbragt, 't
| |
| |
zelve eene hoope inboezemde, welke nooit vervuld kon worden, en teffens een trots, die nu allerheilloost moet weezen. En houdt hier het misdryf niet op; want eene menigte van zulke voorbeelden (en ik wenschte van geheelen harte, dat 'er zo veele niet voorhanden waren) strekt, om dat vertrouwen te verminderen, 't welk tusschen den Man en zynen Naasten behoorde te bestaan, 't welk den band der Maatschappye uitmaakt, en misschien een der beste inmengzelen is in den beker des leevens.
Wat de Ouders betreft, die groote sommen besteeden, om aan de grilligheden hunner Kinderen, of liever aan hunne eigene grilligheden, te voldoen, en zich schikken naar hooger leevenskringen, ten einde hunne Kinderen by de Aanzienlyken kunnen verkeeren; ten hunnen opzigte verzoek ik te mogen aanmerken, dat, hoe algemeen dit moge weezen, men dit altoos niet hebbe toe te schryven aan eene oorzaake, die geene plaats tot verdediging openlaat. Ik vertrouw en hoop, dat, waar deeze toegeevenheid allerongerymdst moge schynen, dezelve mag toegeschreeven worden aan de werking van Ouderlyke Genegenheid; een beginzel altoos te eerbiedigen. En ware het te wenschen, dat Kinderpligt daar mede een gelyken tred hieldt; doch ik vrees het tegendeel zal ons maar al te zeer blyken het geval te weezen.
Kinderpligt, zegt een keurig Waarneemer van het menschlyk bedryf, is eene bloem van zo tederen aart, dat dezelve weinig gronden aantreft, waarin dezelve wel tiert en opgroeit: en, schoon wy menigmaal hooren van Ouders, die zich, ten behoeve hunner Kinderen, uitkleeden, hooren wy zelden of nimmer van Kinderen, die, om den wil hunner Ouderen, eenige buitengewoone daad doen. Misschien heeft de Natuur de Ouderlyke Gevoeligheid oneindig teêrgevoeliger gemaakt dan de Kinderlyke, en, om eenige wyze redenen, onze zielen eene veel grooter genegenheid ingeboezemd, voor die wy gewinnen en opvoeden, dan voor die, door welke wy gewonnen en opgevoed worden; ten minsten de gewoonte heeft zulke verschillende denkbeelden ingevoerd, ten opzigte der gedraagingen van Vader en Kind, dat men het eene hoogstpryzenswaardige daad oordeele in een ryken Zoon, als by zynen behoeftigen en braaven Vader een bekrompen Jaargeld van vyftig Ponden geest; doch het voor een bedryf van eenige verdiensten in een Vader aanmerkt, als
| |
| |
deeze twintigmaal grooter som aan een des benoodigden Zoon schenkt.
Ik heb hier alleen by te voegen, dat Ouders, met de beste inzigten, hunne begrippen van verpligting tot hun Naakroost, zelfs veel te verre, ja tot een uiterste, kunnen uitstrekken, 't geen niet van misdryf is vry te pleiten. In stede van hun veel Gelds te geeven, zou het edelmoediger van hun gehandeld weezen, hun te leeren een weinig hoog te waardeeren, en te doen gelooven, dat veel niet noodig is tot goede en loflyke oogmerken.
Zo lang heb ik stil gestaan op het Onderwerp der Huishoudkunde, in zo verre het de twee bovengemelde soorten van Lieden betreft, dat ik tot eene nadere gelegenheid zal uitstellen, 't geen ik nog meer over dit Onderwerp te zeggen heb, mede te deelen. |
|