| |
| |
| |
De veragting van iemands beroep belachlyk.
(Uit het Engelsch.)
In het Leeven van congreve wordt, op 't gezag van voltaire, 't volgend geval verhaald. Toen voltaire zich in Engeland bevondt, gaf hy een bezoek aan den beroemden Mr. congreve, schoon hy hem geheel niet kende; hy deedt het zonder eenige pligtpleeging, met die vrymoedigheid, welke een verheeven vernuft kenmerkt, en steunde alleen op hunne wederzydsche vermaardheid in de Geleerde Wereld. De Engelschman was te onvrede, en, in stede van de vrypostigheid in voltaire's gedrag aan te zien als het grootste Compliment, 't geen hem kon gedaan worden, verklaarde hy: ‘dat hy zeer blyde zou geweest zyn over voltaire's bezoek, indien deeze het zelve by hem als by een Heer afgelegd hadt; doch dat hy niet kon goedvinden, vriendschap met iemand aan te kweeken, enkel om dat hy een Autheur was.’ De Franschman, te onvrede over dit ontydig vertoon van gemaaktheid, keerde zich om, en zeide, heenen gaande, op een straffen toon, ‘dat, was Mr. congreve niet iets meer geweest dan enkel een Heer, hy nimmer den overlast deezes bezoeks zou gehad hebben!’
Dit voorbeeld van congreve's trotsheid loopt bykans in 't gekke: want hoe kon hy, als een verstandig man, zelfs een enkel oogenblik veronderstellen, dat voltaire de moeite zou genomen hebben om een Heer te bezoeken, wiens naam congreve was! En op welke gronden kunnen wy reden geeven dat hy over Vermaardheid zich schaamde, daar die te verkrygen de vuurigste wensch van zyn hart, en de geheele bezigheid zyns leevens, was!
De voorbeelden, nogthans, van Lieden, die zich over hunne Beroepen schaamen, zelfs dan wanneer ze veel loflyker zyn dan dat van een Tooneeldichter, ontmoet men niet zelden. En, daar de Menschen genegen zyn van het eene in het andere uiterste te loopen, is dit mogelyk hun voortgang van de Pedantery in Kleeding, Zeden, en Verkeering, die, veele jaaren geleden, de verschillende Beroepen en Hanteeringen van elkander onderscheidden. Zeer weinig van de Pedantery is in het daadlyk leeven
| |
| |
overgebleeven. Op het Tooneel zien wy 't een en ander dat ons zulks herinnert, wanneer de Characters van een Drama vertoond en doorgehouden worden, en niemand, gelyk de kunstterm luidt, buiten zyn Character treedt.
De deftige houding, het staatig uitzigt, en het ernstig onderhoud, duiden niet langer (in Engeland naamlyk) den Geestlyken aan; en zal men niet meer uit den barschen oogslag, den stok met een gouden knop onder den neus, en de groote paruik, de aannadering van een Doctor opmaaken. 't Is, in de daad, beter dat deeze uitwendigheden afgeschaft zyn. 'Er is geene noodzaake voor eenige kenmerken, die de Menschen verpligten om alleen te verkeeren met, en te gelyken op, die van 't zelfde Beroep zyn. De gezellige ommegang is eenpaariger vermengd geworden, en de ontmoeting van strydige gevoelens, ontstaande uit verschillende inzigten en oogmerken, brengt een groot geheel voort, zeer dienstig tot algemeen onderwys. Indien Menschen van dezelfde Gevoelens en Beroepen altoos by elkander verkeeren, vermeerderen zy de onderling standgegreepen hebbende vooroordeelen, en verhinderen den natuurlyken en noodzaaklyken voortgang van onderwys en verbetering. Zulks kan desgelyks strekken om den nyd en de jalousy, welke maar al te dikwyls plaats heeft tusschen lieden van onderscheide Beroepen, elk zich boven de andere verheeven waanende, te vermeerderen; doch deeze zouden grootendeels verdwynen, indien zy zamenkwamen als Broeders; het zelfde einde, schoon door verschillende middelen, zoekende te bereiken.
Het is, egter, niet noodzaaklyk, wanneer men zamenkomt tot gezellig genot, dat men voorbedagt opstemt om een zekere nietheid van Character aan te neemen, welke het geheel in een Baijert verandert. Het is niet noodig dat de Menschen zich schaamen over hun Beroep, wanneer zy in openbaare gezelschappen verschynen. Indien een Beroep eerlyk is, kan 'er geen reden weezen waarom men zich des zou schaamen; is het niet eerlyk, dan zyn ze geen bevoegde lieden voor de gezellige verkeering; en elke pooging, om de schandelykheid huns Beroeps te bedekken, zal alleen dienen om dezelve meer aan den dag te doen komen. Doch de waarheid der zaake is, dat de Menschen zelden bezorgd zyn om hun Beroep of Handel te bedekken, of zy moeten ten oogmerk hebben iets te pleegen, waar over zy reden hebben zich te schaamen.
| |
| |
In zulke gevallen, handelen de Menschen als op Masquerades, waar een Mom-aangezigt ter verschooning dient voor ruwheid en onbeleefdheid. - Op onze Engelsche Hoogeschoolen is het eene wyze Inrigting, dat de Studenten nooit in 't openbaar mogen verschynen dan met de volle Academie-kleeding; en, indien men ontdekt dat zy zich slegt gedraagen, of in onvoeglyke gezelschappen geweest zyn, zonder hunne Hoeden en Mantels, worden zy strenger gestraft dan byaldien zy die op en aan gehad hadden: want men veronderstelt, dat, wanneer iemand weezenlyk prys stelt op zyn Character, hy, door altoos daar in te verschynen, wil aanduiden, hoe hy wenscht alles te vermyden, wat hetzelve eene smette zou kunnen aanwryven; terwyl men, als hy de uiterlyke tekens wegwerpt, het voor toegestaan mag neemen, dat hy ten oogmerk heeft iets te doen dat slegt is, iets over 't welk zyne kleeding hem ten verwyt zou strekken.
Trotsheid is, buiten tegenspraake, eene voornaame oorzaak, dat de Menschen zich over hun Beroep of Handel schaamen: want, door eene onverantwoordelyke verkeerdheid van begrip, en schennis van 't gezond verstand, is men op de gedagten gevallen, dat het grootste van alle Characters is, een Heer te weezen; door den naam van Heer iemand verstaande, die niets om handen heeft, die van zyne inkomsten leeft, of liever, maar al te dikwyls, uit de middelen van anderen. Hoe wonder geestig heeft fielding de schadelooze trotsheid, en gesteldheid op zyn Beroep, afgeschilderd in den Predikant adams! - ‘Adams hieldt een Schoolmeester voor het grootste Character in de wereld, en zichzelven voor den grootsten aller Schoolmeesteren; en geen van deeze beide punten zou hy gewonnen gegeeven hebben aan alexander den grooten aan 't hoofd zyns Legers.’
Maar, om weder tot de zaak te keeren, om het voorkomen van zulk een Heer te krygen, is het volstrekt noodzaaklyk, dat alles, wat den Godgeleerden, den Regtsgeleerden, den Arts, of den Handwerker, kenmerkt, verdwyne, en een onzydig Character aangenomen worde, waar uit wy, in 't voorbygaan, met regt, mogen opmaaken, dat de Heer, in stede van een bepaald Character te hebben, in de daad geen Character in 't geheel heeft.
Aan deezen ongerymden hoogmoed, zo onbestaanbaar met waare grootsheid als met gezond verstand, hebbe men toe te schryven, dat, op de meeste plaatzen van openbaar vermaak, een Vreemdeling gevaar loopt, om den gering- | |
| |
sten Handwerksman voor den aanzienlyksten Heer te neemen, en den diepsten groet af te leggen voor den Heer, die hem mogelyk 's morgens gekapt, of de maat tot een paar schoenen genomen, heeft. - Ik herinner my, te deezer gelegenheid, dat ik eens zeer gemeenzaam koutte met een Heer, dien ik, uit zyn voorkomen en grappigheid, voor een Knegt uit een aanzienlyke Herberg hieldt; doch die bleek de Bisschop van *** te zyn: dien zelfden avond was ik zeer gestoord over het ruw en laag geraas van een Leerling, dien ik bykans een oorvyg hadt gegeeven, wanneer een vriend my influisterde, dat Lord *** dronken was, en, nugter zynde, des verschooning zou vraagen.
Op Bals en Assemblées, is de vermenging van Characters gewettigd; en, schoon lieden van allerlei rang daar zamenkomen, kan men nogthans geen grooter belediging iemand aandoen, dan met te kennen te geeven, dat zulk een Heer een Kruidenier is, schoon men het woord groot 'er byvoege; of dat een ander een Kleermaaker is, hoewel men in denzelfden adem 'er nevens verklaare, dat hy ryk is. De ontdekking van zulke gewigtige geheimen is niet min aanstootlyk voor die Lieden zelve, dan voor hunne Vrienden. - My schiet te binnen, dat ik eens eene Juffrouw, die Gezelschap zag, zeer verstoorde, door het verhaalen eens voorvals, zeer tot lof strekkende van een Lakenwinkelier. Ik begreep weldra, dat ik een misslag begaan had; doch wist niet welke. Ik bemerkte onmiddelyk, dat myne vertelling niet smaakte, schoon dezelve tot eer strekte van de menschlyke natuur in 't algemeen, zo wel als tot eer van 't verstand en hart des Mans, dien het onmiddelyk betrof. Vervolgens ontdekte ik, egter, dat iemand van dat Bedryf ten dien tyde zich aldaar bevondt. Nu begreep ik ten volle de maate myns misdryfs. De beste wraak, welke ik hier over zou hebben kunnen neemen, had ik 'er gelegenheid toe gevonden, en ik was boos genoeg van hart om het te wenschen, zou geweest zyn, om verlof te verzoeken om my te verontschuldigen, in tegenwoordigheid van het zelfde gezelschap, by deezen Heer, en hem te verzekeren, dat ik nooit weder iets zou verhaalen tot eer van zyn Koopbedryf strekkende. De Juffrouw veronderstelde, dat ik hem kende, en dat ik haar meende te beledigen, door te verstaan te geeven, dat zy met Winkeliers verkeerde.
Ten aanziene van Geleerde Beroepen, spyt het my te
| |
| |
moeten aanmerken, dat eenigen, van die over hun Beroep althans niet beschaamd behoorden te zyn, des het meest zich schaamen. Eenige Jonge Geestlyken, misschien ten Kerkdienst geschikt door eene dwaaze Eerzugt hunner Ouderen, agten het hun pligt, allen voorkomen, en allen gesprek, te vermyden, 't welk hun Beroep zou kunnen aanduiden; J*** S*** kan hier bovenal ten voorbeelde strekken. De jonger Zoon zynde eener Familie van eenigen naam, oordeelde men het best hem voor de Kerk te bestemmen; dat is, hem na het Collegie te zenden voor zulk een tyd, dat hem de Ordening niet kon geweigerd worden, als door zyns Vaders invloed eene Standplaats voor hem verkreegen was. Dit geschiedde op den behoorlyken tyd, en op de gepaste wyze; en hy is thans het spreekendst voorbeeld van een Heer Geestlyke, dat immer kan vertoond worden. Eenigen hebben betuigd, dat zy eenige maanden met hem verkeerd hadden, zonder het minste vermoeden op te vatten, dat hy ooit tot den Kerkdienst was opgebragt: en de meeste Vreemden schryven aan hem J*** S**** Esq., tot dat zy, by eenig toeval, verneemen, dat hy, uit hoofde van zyn Ampt, een Eerwaardige is.
Om deeze vermomming te volkomener te maaken, heest zyn gedrag, 't welk vry is van alle gemaaktheid, het Heerschapägtigste mengzel van ondeugd en losbandigheid; en zyn taal is doorspekt met Vloeken en Eeden. Wat de pligten of beginzelen zyns Beroeps betreft, is hy volkomen vry van immer de kwelling der ontdekking te zullen ondergaan. Niemand heeft hem ooit een woord hooren ontvallen, of het duidde eene volkomene onkunde daar van, en teffens eene veragting van 't zelve, aan. Zo hy immer in de Kerk eene verdere Bevordering kryge, zal hy ongetwyfeld zulke maatregels neemen, als beletten kunnen, dat het Publiek zulks te weeten kome. Het is zyn begeerte en wensch, te leeven en te sterven als een Heer; en in dit laatstgemelde Character is hy wel bekend in alle Huizen, waar grof gespeeld wordt, op alle Assemblées en Badplaatzen, in Engeland. - Is het noodig een Character, volmaakt daar mede strydig, te schetzen? Daar zyn 'er honderden; doch het behoeft niet dat wy een Mensch afmaalen om de schildery van een Monster te meer te doen uitsteeken. Zo heilig, zo eerwaardig, zo verheeven boven alle andere Beroepen, is dat eens Geestlyken, dat zulk een Character, als ik thans heb opgegeeven,
| |
| |
nooit met genoegzaamen afkeer en veragting kan beschouwd worden.
Slegts ééne rede is 'er, waarom iemand zich zyns Beroeps zou schaamen, en deeze, moet ik bekennen, is eene allerdringendste: te weeten, dan, wanneer hy bewust is, dat zyn Beroep rede heeft om zich zyns te schaamen. - In de daad, ik hoop dat deeze oorzaak veelvuldiger werkt dan wy, in den eersten opslage, genegen zyn toe te stemmen. Ik hoop, dat, wanneer een Koopman zyne goederen in ydele uitgaven spilt, om daardoor den Heer te volgen, hy zyn Koophandel begeert te ontveinzen enkel om dat hy geen slegt voorbeeld wil geeven, en uit hoofde zyner overtuiging, dat zulke ongeregeldheden niet overeen te brengen zyn met den loop des Handels, of de braafheid eens Koopmans. Mogen wy, desgelyks, niet zeer liefderyk veronderstellen, dat, wanneer een Geestlyke den Galant of den Verleider speelt, hy allen schyn van zyn Beroep ter zyde werpt om 't zelve geene kladde aan te wryven? En wanneer wy zien, dat de Vrouwen van Winkeliers of Handwerkslieden de verkwisting en de zeden naarvolgen van lieden der groote Wereld, mogen wy dan niet hoopen, dat zy beeven voor den goeden naam hunner Egtgenooten, en begeeren zyn Credit, en dat des Handels in 't algemeen, te bewaaren, door zich te schaamen over haaren weezenlyken kring?
Indien dit zo is, dan ben ik gereed om een groot gedeelten, van 't geen ik hier boven te nederstelde, te herroepen, en verschooning te vraagen over myn al te haastig opgevat misverstand des gevals. Zelfs J*** S****, wiens Character ik heb poogen te schetzen, mag dan een Heer van zeer goede inzigten zyn, die zyn Beroep wil spaaren, terwyl hy te veel opregtheids bezit, en de geveinsdheid te zeer verfoeit, om zichzelven te spaaren.
Vast gaat het, dat, daar, naar zommiger gedagten, ‘een Schurk te zyn, en het te bekennen,’ een beginzel is, 't welk eenigen eisch heeft op onze agting, het niet min loflyk is te erkennen, welk een Beroep wy waarneemen, en daarmede overeenkomstig te handelen.
Valsche schaamte heeft meenig een Schurk voortgebragt. Om deeze te vermyden, zo verre het onze Beroepsbezigheden betreft, zal het een vry goede regel weezen, zulk een Beroep of Handel uit te kiezen, als in zich zelven eerlyk is, een Man voegende, en dit waar te neemen met werkzaamheid, vlytbetoon en braafheid. Wy zullen
| |
| |
dan by de Wereld, in twee opzigten, hooggeagt worden, en bevinden, dat iemand veel kan hebben van den Geestlyken, den Regtsgeleerden, den Arts, den Koopman, en ten zelfden tyde veel van den Heer. De eerste zaak, waarop wy te letten hebben, bestaat daar in, dat ons Beroep uit eigen aart ons geene schande aandoe; en de tweede, dat wy 't zelve niet met voordagt bevlekken. Eenige Bezigheden, in zichzelve kwaad, hebben, door een misbegrip van Eer en Vernuft, eene waarde bygezet aan die 'er zich toe overgaven. Maar ik beken, met alle behoorlyke hoogagting voor lieden van eer, dat een eerlyke Schoenlapper by my een agtenswaardiger Character oplevert, dan een volmoedig Hoogeweg-roover; en dat ik dien eerbied en dat ontzag betoon voor den armsten Dorpleeraar, die zyn post met vlyt en opregtheid waarneemt, welke ik moet weigeren aan den eerlyksten Speelder, die immer bestondt. |
|