door kircherus en anderen, die zich verbeelden dat 'er een kolk is, door den aardkloot heenloopende, en uitkomende in zeker ander gedeelte, 't welk kircherus nader durft bepaalen, want hy noemt de Bothnische Golf.
Naa de naauwkeurigste naspeuringen, welke plaats en omstandigheden toelaaten, is dit denkbeeld eene loutere gissing; want deeze en drie andere, doch kleinder, Maalstroomen, by de Ferroe-Eilanden, hebben geen anderen oorsprong, dan de aanloop der golven, by Vloed en Ebbe; vallende tegen een ry van klippen en banken, welke het water zo bepaalen, dat het zich nederstort als een Waterval: hoe hooger dus de Vloed ryst, hoe dieper de val moet weezen; en de natuurlyke uitwerking hier van is een Draaikolk, welks verbaazende inzwelgende, of medevoerende, kragt genoegzaam door kleine proefneemingen blykt. Maar het geen dus is ingezwolgen, blyft niet langer op den grond dan de Eb duurt. De inzwelging houdt dan op, en de stroom derft alle aantrekking, en laat toe dat al het weggevoerde weder bovenkome.
De Heer jonas ramus heeft van de ligging deezes Maalstrooms de volgende beschryving gegeeven: ‘De Berg van Helseggen, in Lofoden, ligt eene myl van het Eiland Ver, en tusschen deeze beide vindt men die groote en verschriklyke Maalstroom, Moskoestroom geheeten, naar het Eiland Moskoe, in 't midden daar van gelegen, met verscheide omliggende Eilanden, als Ambaaren, een achtste van een myl NOordwaards Iflesen, Hoeholm, Kieldholm, Suarven en Buckholm. Moskoe ligt omtrent een achtste van een myl Zuidwaards van het Eiland Ver, en tusschen deeze de kleine Eilanden Otterholm, Flimen, Sandflesen en Stockholm. Tusschen Lofoden en Moskoe is de diepte des waters tusschen de 36 en 40 Vademen; doch, aan de andere zyde, na Ver toe, neemt de diepte af, zo dat 'er geen voeglyke doorvaart is voor een Schip, zonder gevaar van op de klippen aan stukken te stooten, zelfs by het stilste weêr. Wanneer 'er Vloed is, loopt de stroom op tegen het land tusschen Lofoden en Moskoe, met eene schrikbaarende snelheid; maar het geweld van de sterke Eb na Zee wordt naauwlyks geëvenaard door de zwaarste en schriklykste Watervallen; men hoort het geraas verscheide mylen verre, en de Maalstroom is van zulk eene uitgestrektheid en diepte, dat, wanneer een