Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijErief van Joh. Rôbol, med. doct., aan de Heeren Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, wegens het middel van wylen dr. J.J. van den Bosch, in de kinderpokjes.Wel Edele zeer geleerde Heeren!
Wanneer een onbekende, een Kwakzalver of Landlooper, ons een Geheim Middel tegen een of ander ongemak, al is het dat zommige Geneezingen 'er door bevorderd schynen, aanbied, agt men het niet, ten minsten een regtgeaart Geneesheer zal, op het voetspoor van den grooten gaubius, zig wel wagten, om 'er zonder behoorlyk onderzoek gebruik van te maaken: maar, wanneer een Man, zo beroemd door zyne uitgegeevene Schriften, als wylen de Geneesheer van den bosch, betuigt, een Middel tegen de wreede Kinderpokjes te hebben uitgevonden, word de Geneeskundige opmerkzaam; hy verwagt van zo een ervaaren Artz, dat dit Middel, op Therapeutische gronden steunende, aan de verwagting van boerhaaven, en anderen, zal beantwoorden; te meer, wanneer hy de Proeve over de Voorbehoeding der Kinderpokjes, van dien zelfden Autheur, geleezen heeft. De gemeen gemaakte Proeven van den Autheur, wiens Geneeskundige ondervinding ik hoogschatte; de inlichtingen, die hy my in onze openhartige vriendschappelyke Briefwisseling toevertrouwde; de wonderbaare, en door my onderzogte, Proeven, te Alkmaar, door wylen Dr. du bois hoolewerff, genomen, deeden my reikhalzen, om, by de eerste gelegenheid, van dit Middel gebruik te maaken; dan de allergoedaartigste Kinderpokjes, die ik zedert te behandelen had, leverden geene voorwerpen voor hetzelve op, en de daarop gevolgde ruim vier jaarige interruptie in myne practyk, benam my de gelegenheid tot dat ik, in het voorgaande jaar, de beoessenende Geneeskunde, alhier, weder opgevat hebbende, reeds in | |
[pagina 391]
| |
de maand Mey daar toe in staat gesteld wierd, volgens het nevensgaande Dagverhaal; de Aantekeningen, door my aan het Ziekbed gedaan, behelzende. Ik agte deeze wyze van aantekening noodzaakelyk: Vooreerst, om my van alle gunstig vooroordeel te ontdoen, en alleen aan te gaan op het geen ik dagelyks waarnam; ten anderen, om dat men in zoortgelyke Proefneemingen niet te naauwkeurig zyn kan; immers, tot het wél slaagen van het Middel, wierd niet alleen vereischt, dat de Inmengzels wél bereid waren, maar ook, dat hetzelve tydig en getrouw naar het Voorschrift wierde toegediend. Niemand agte my nogthans zo dwaas, dat ik deeze Proeve als beslissende zoude aanmerken; ik geeve die alleen als eene bydrage tot de geschiedenis van dit Middel, om zo mogelyk die Geneesheeren, die, door een ongunstig vooroordeel daar tegen ingenomen, 'er geheel geen gebruik van maaken, op te wekken, om ten minsten, uit zugt tot waarheid en behoud hunner Natuurgenooten, met ter zyde stellinge van alle verkeerde baatzugtige oogmerken, hetzelve te beproeven, en ook den uitslag hunner bevinding aan het algemeen mede te deelen, om dus, uit eene reeks van Waarneemingen, de som te kunnen opmaaken, of ter verwerping, of ter behouding, van dit door den Autheur hooggepreezen Middel. Indien U Ed. deeze Waarneeming uit hetzelfde oogpunt beschouwen, zal het my aangenaam zyn, dat daaraan eene plaats in uw geagt Maandwerk vergund worde, terwyl ik met waare hoogagting ben,
Wel Edele zeer geleerde Heeren!
U Wel Ed. Dw. Dienaar,
joh. rôbol. Utrecht, den 30 July, 1793.
Het Kind van E. Hinger, Musikant, een schoon Meisje, bloozende van gelaat, oud vier en een half jaar, bevorens zeer gezond zynde, wierd ziek op Zondag den 15 Mey 1792Ga naar voetnoot(*). Zy klaagde toen over pyn op en tus- | |
[pagina 392]
| |
schen de schouders, en voor de maag, vergezeld van braaking, en een zwaaren aanval van Koorts, gelyk ook Maandag en Dingsdag. Dingsdag op den middag vertoonden zich eenige puistjes tusschen vel en vleesch. De Heer w. van dyk, een kundig Apotheker, gehaald zynde, ziende dat het Pokjes waren, verzogt, dat men een Geneesheer wilde ontbieden; doch schreef, op aanhouden der Ouders, het Mixtuur van den Heer van den bosch, voor het eerste tydperk, voor: ℞. Ant. Diaphor. ablut. dr. i. Hier by voegde hy, om dat de tong vuil was, een weinig pulv. Cornachinus; doch de Moeder het Kind, uit bestwil, Karnemelk met Syroop gegeeven hebbende, volgden 'er, tot twintig reizen toe, sterke ontlastingen. De Heer van dyk eindelyk aangeftaan hebbende, wierd ik Saturdag, den 21 Mey, de 6de dag der Ziekte, de 4de der uitbotting, by het Kind geroepen. Ik vond het Kind zeer koortsig, met een opgezette pols, tamelyk vrolyk, en zeer present; het geheele lighaam, van het hoofd tot de voeten, was met een ontelbaar getal puistjes bezet; de minste vertoonden zig aan den hals en de borst; allen waren ze klein, doch inzonderheid op het aangezigt, alwaar ze dreigden confluentes, ten minsten cohoerentes, te zullen worden; in het aangezigt en op de handen waren ze meest platagtig, met een ingedoken kuiltje; 'er was geen hoofdpyn; het aangezigt was gezwollen, ook de handen; de oogen door de zwelling der oogleden geslooten; de tong was zuiver; de doorzwelging en ademhaaling ruim; de slaap weinig, woelig en ongerust; 'er was weinig eetlust; de huid was tusschen de Pokjes rood; op de handen, waren reeds eenige Pokjes witagtig van kleur. Ik beval, dat men het Kind, volgens Dr. van den bosch, by kleine teugen, veel koud water zoude laaten drinken, en lugtig dekken, (want, hoewel het in den voorgaanden nagt gedonderd had, was het nog zeer warm); nu en dan op den schoot | |
[pagina 393]
| |
der Moeder te doen zitten; geduurig frissche lugt in het vertrek te houden; de oogleden met een spons, in laauw water en melk, nu en dan ververscht, gedoopt, vogtig te houden; ik stond het gebruik van rype Aardbesien, Kerssen en Braamboozen, toe, als ook van Karnemelk; doch verbood de Aalbessen, om derzelver scherp zuur, en het gebruik van Vleesch of Visch. Dewyl de Ziekte, door de menigvuldige Pokjes, een ernstig vooruitzigt voor het vervolg, inzonderheid wegens de Febris secundaria, opleverde, ging ik tot het Middel van van den bosch over, getekend, in de Verhandeling, No. 1.; doch liet het, om de jaaren van het Kind, in agttien poeijers verdeelen; en dewyl wy toen geen Sulphur purum Antimonii hadden, nam ik, in de plaats, de Kermes minerale, met het Alcali causticum bereid; de Regulus Antim. Medicinalis was, volgens de Utrechtsche Apotheek, met het Sal Marin. decrepitatus, gereed gemaakt, ℞. Regul. Ant. Medic. probe elutriati, & tenuissime triti. om 'er alle 3 uuren een met koud water te gebruiken; en verbood alle zuuren. De Ouders, veel belang in hun lief en eenig Kind stellende, namen aan, myn Voorschrift getrouw in agt te neemen, dewyl ik hen, zonder dat, met het gevaar van hun Kind dreigde. 's Avonds ten half 8 uuren, had het Kind drie poeijers gebruikt, bevond zig zeer gerust en vrolyk, doch tot den slaap genegen; de pols was wel snel, doch niet hard of vol. De Pokjes, en het overige, gelyk deezen morgen; doch, na het gebruik der poeijertjes, hadt zy trek tot eeten, zo dat zy met smaak eenige Aardappelen gebruikte; zy had een afkeer van Braamboozen; en zy had eens ontlasting gehad. Zondag, den 22, de 7de dag der Ziekte, de 5de der uitbotting, 's morgens ten 9 uuren. Het Kind heeft nu zes poeijers gebruikt, heeft een redelyken nagt gehad, doch was, wakker wordende, voor | |
[pagina 394]
| |
een korte poos bedwelmd; de koorts is iets zwaarder dan gisteren avond; de Pokjes zyn op het voorhoofd en aan den nens te zamen gevloeid, en geheel plat, doch wit; op de handen in het midden met kuiltjes; de huid tusschen beiden koraalrood; de tong zuiver; geen walging; geen afgang; geen kwyling; geene tekenen van gangrenosoe; het aangezigt zeer gezwollen, als ook de oogleden. In den voorgaanden nagt had zy, met smaak, vier bierglaasjes met koud water gedronken; voor het overige was zy zeer vrolyk, scheen het zeer gemakkelyk te hebben, en klaagde over geen pyn. Ik beval alle 3 uuren een poeijertje in te geeven, veel koud water te drinken, de oogleden op voorgemelde wyze nat te houden, en dikwyls op den schoot te zetten. 's Avonds ten 7 uuren. Het Kind is zeer slaaperig, en slaapt gerust, nog al wat koorts, heeft goede eetlust; de Pokjes aan de beenen, de billen en het bovenlyf, zyn opgezet, als ook in het aangezigt; op sommige plaatzen cohaerent, en, daar ze confluent zyn, geheel plat, doch wit; 'er was weinig of geen dorst. Ten 7, 10, 1, 4 en 7 uuren zyn de poeijertjes gebruikt. Ik was by de toediening van het laatste tegenwoordig; dit ging met koud water zeer gemakkelyk, en gewillig. Ik beval ten 10 uuren, en eens 's nagts, en den volgenden morgen ten 7 uuren, weder te beginnen, het Kind te verschoonen, en veel koud water te drinken. Maandag, de 8ste dag der Ziekte, de 6de der uitbotting, 's morgens ten 8 uuren. Alles vertoont zich gunstig, de pokblaasjes zyn op eenige plaatzen ontledigd van etter, op andere met goede etter opgevuld; in het aangezigt komt het my, als ook den Heer van dyk, dien ik als ooggetuige verzogt had, voor, dat dezelve minder confluent zyn dan te vooren, en de interstitia goed rood; de zwelling des aangezigts is iets verminderd, doch die der handen een weinig vermeerderd; 'er is zeer weinig kwyling; over het geheel weinig pisloosing, en de pis niet brandig; zedert gisteren heeft het Kind driemaal gezonden gefigureerden afgang gehad. 's Avonds ten 6 uuren. Ten 7, 10, 1 en 4 uuren, had het Kind een poeijertje gebruikt; alles was gunstig, doch de koorts wat zwaar- | |
[pagina 395]
| |
der, hoewel my de pols wat zwak en onderdrukt voorkwam; de eetlust was goed, Repetantur Pulveres, en beval ten 7, 10, en 's nagts, een poeijertje te gebruiken, den volgenden morgen ten 7 uuren te beginnen, en om de 3 uuren voort te gaan. Dingsdag, de 9de dag der Ziekte, de 7de der uitbotting, 's morgens ten half 11 uuren. Het Kind had zeer wel gerust, was eens afgeweest, doch dorstiger dan na gewoonte; de dorst bedaarde, na het drinken van veel koud water; 'er is weinig kwyling; de Pokjes zyn vol etter; op verscheide plaatzen van het lichaam, en in het aangezigt, ledige blaasjes; de zwelling des aangezigts is minder; de oogen zyn open en staan helder; de handen zyn sterk gezwollen, en op het aanraaken pynelyk; de tong is zuiver. Boven en bezyden den neus, en onder de oogen, beginnen de Pokjes te droogen; de koorts is vry sterk. Ik beval veel koud water te drinken, en met de poeijertjes voort te gaan. 's Avonds ten 7 uuren. Het Kind zit, vrolyk, lagchende, op, in het bed; de Pokjes in het aangezigt beginnen meest alle te droogen; de koorts is gering, de tong zuiver, weinig kwyling, weinig dorst; ook heeft het Kind drie goede afgangen gehad, en den geheelen dag by tusschenpoosing goed geslaapen; de handen zyn gezwollen; alle de Pokjes vol goede etter, en de ledige blaasjes alle droog. Woensdag, de 10de dag der Ziekte, de 8ste der uitbotting, 's morgens ten 7 uuren. De nagt was een weinig ongerust geweest, doch zy had in den morgenstond een goeden afgang gehad; de handen zyn gezwollen; de Pokjes op het aangezigt meest droog, ja eenige afgevallen; de overige beginnen beurtelings te droogen; geen koorts, de tong zuiver, weinig kwyling, de borst en keel ruim; het Kind vrolyk, gebruikt de poeijers zonder tegenmorring. Donderdag, de 11 dag der Ziekte, de 9de der uitbotting, 's morgens ten 9 uuren. | |
[pagina 396]
| |
Gisteren avond verhinderd geweest zynde de Lyderesse te bezoeken, ontving ik het volgende berigt: gisteren was zy vrolyk tot 4 uuren, kreeg toen een zwaare koorts, die tot 1 uur 's nagts duurde, waar op een geruste slaap volgde; geduurende die koorts was de kwyling een weinig sterker, en tegen 1 uur kreeg zy zeven afgangen, van een redelyk gebonden, doch zeer stinkende, stoffe. Gisteren avond, ten 4, 7 en 10 uuren, wilde het Kind geen poeijers gebruiken; doch wel deezen morgen ten 7 uuren. Ik bevinde haar zonder koorts, vrolyk in het bed opzittende, met goeden eetlust. De Pokjes zyn in het aangezigt meest afgevallen, de handen zyn sterk gezwollen en pynelyk, waarom ik eenige pokjes aldaar doorknipte, en met een sponsje met laauw water uitbette, en beval met de overige, die ik aanwees, dit na te volgen; vermits 'er nog maar twee poeijertjes over waren, Repetantur pulveres ultimo prascripti. Vrydag, de 12de dag der Ziekte, de 10de der uitbotting. Alles is gunstig; viermaal heeft het Kind afgeweest; op den voorsten vinger der linkerhand, vertoonen zich drie donkerpaarsche bloedblaasjes, welke, geopend zynde, de eene dun bloed, de twee andere een dunnen bloedigen etter, uitgaven. Ik beval met de poeijertjes voort te gaan. Zaturdag, de 13de dag der Ziekte. De doorgeknipte bloedblaasjes zyn droog; boven en op den neus is een etteragtige korst; verder alles droog, meest afgevallen; op de beenen zyn de Pokjes nog met etter gevuld, doch aan het droogen; zy heeft vyfmaalen afgeweest. Pergat. Zondag, de 14de dag der Ziekte. Boven en bezyden den neus is de korst nog hard; de beenen uitgezonderd is alles afgevallen; de zwelling der handen is geheel verdweenen; het Kind zonder koorts, heeft eenige taaije afgangen gehad. De poeijers zyn alle gebruikt. Heden niets voorgeschreeven. Maandag, de 15de dag der Ziekte. De korst op den neus is nog vast, ik beval denzelven met boomoly te besmeeren, en met de beenen in laauw water met zemelen te zitten. Daar meest alle de rooven | |
[pagina 397]
| |
zyn afgevallen, dagt my, om de ingewanden te zuiveren, het volgende te moeten voorschryven: ℞. Fruct. Tamarind. Alle twee uuren een lepelvol. Woensdag, de 17de dag der Ziekte. Alle de rooven, ook die op den neus, zyn afgevallen; zy heeft zeven weeke, slymerige en stinkende, afgangen gehad; daar het Kind volkomen gezond was, nam ik myn afscheid. Terwyl ik dit schryve, verhaalt my de Vader, dat het Kind eenige Napokken aan de voeten gehad heeft; voor het overige is zy thans gezond. Zy heeft eenige pokputjes in het aangezigt, inzonderheid op den neus, welke, nogthans, aan haare schoonheid geen hinder toebrengen. | |
Aanmerkingen.1. Uit deeze Waarneeming blykt, dat, onder het gebruik der Poeijers, by den Heer van den bosch getekend No. 1. (anders is 'er niets gebruikt,) de Ziekte, die uit haaren aart zeer ernstig dreigde te zyn, in haar geheel beloop zeer verzagt is, en als een eenvoudige Huidziekte is afgeloopen; zynde de gewoone toevallen van ylhoofdigheid, bezetting op de borst en in de keel, niet te voorschyn gekomen; alleen was 'er de eerste dagen wat koorts. 2. De sterke ontlastingen, tot twintig reizen toe, in het tweede tydperk, zonder eenigen hinder, geeven een nieuw bewys op, dat men, de eerste wegen vervuild zynde, in dit tydperk veilig buikzuiverende middelen kan toedienen, mits men zich van Drastica onthoude. 3. Eene veeljaarige ondervinding heeft my geleerd, dat, gelyk in ons geval, alles gunstig zynde, de ingedoken kuiltjes, in het midden der Pokjes, niets kwaads beduiden; hebbende dit dikwyls by de goedaartigste plaats. | |
[pagina 398]
| |
4. De Heer van den bosch getuigt, by geen zyner Lyderen, de kwyling te hebben waargenoomen; hier was wel kwyling, doch weinig; wanneer men op de hoeveelheid der Pokjes acht geeft, veel minder dan gewoonelyk; waardoor dus ook de vreeze voor het ophouden deezer ontlasting, op den 10den dag, en voor deszelfs gedugte gevolgen, veel verminderde. 5. Dezelve zegt ook, dat zyn middel veel pokstof, enkel by dissipatie, door de huid, zonder den stoelgang, uitdryft; doch dit heb ik niet bevonden; immers het middel heeft dagelyks afgang bevorderd, ja zelfs op de minste kwaade tekenen, of vermeerderde koorts, volgden 'er zwaare stoelgangen, met verligting. 6. Volgens den Heer van den bosch, worden de meeste Pokjes ledig van etter, zo dat de rooven groote drooge blaazen zyn. Dit heb ik gedeeltelyk, doch niet zo algemeen, als zyn Ed. opgeeft, ondervonden; 'er zyn waarlyk, onder het gebruik van het middel, veel Pokjes te onder gebragt en verdweenen, en de confluentes wierden hier en daar discretoe. 7. De Ziekte is buitengewoon spoedig afgeloopen; beginnende de Pokjes reeds den 9den dag te droogen; zynde den 13den meest afgevallen. 8. Het middel is getrouw om de drie uuren gebruikt, heeft geene walging, hoegenaamd, veroorzaakt; de tong was de geheele Ziekte door zuiver, en de eetlust hield, van het begin tot het einde, tot verwondering, stand. 9. Hoewel 'er geen opiata gebruikt zyn, was de slaap, onder het gebruik van dit middel, allergewenscht en aangenaam. 10. Ik heb, by onze Lyderesse, byna in het geheel geen Pok-reuk kunnen waarneemen. 11. De nuttigheid van het koude water, in groote hoeveelheid gedronken, is, dunkt my, zo blykbaar in ons geval geweest, dat ik 'er niets van zal byvoegen; ik geloof ook, dat het de hitte, door den Kampher veroorzaakt, zeer bepaald heeft. 12. Het is, dunkt my, duidelyk, dat door dit middel, by onze Lyderesse, de zo met regt gevreesde Febris secundaria geheel is afgesneeden; immers, de koorts op den 10den dag der Ziekte, tegen den avond beginnende, hoewel zy geen poeijertjes wilde gebruiken, maakte een vermeerderde kwyling, en zeven stinkende afgangen, een | |
[pagina 399]
| |
einde aan denzelven; ook is ze niet weder verscheenen; en al had dit middel geene andere uitwerking, zoude men het om deeze reden alleen hoog moeten schatten. 13. De Heer van den bosch betuigt, slechts in één zyner Proevelingen, doch welke niet voor den 9den dag onder zyne bestuuring gesteld wierd, Napokken te hebben vernomen, en dat in een Epidemie, welke byna allen wegrukte, welke zy aantastte; in ons geval, nogthans, schynt het, dat de gisting en uitdryving der pokstof niet volkomen geweest is, dewyl de Lyderesse daarna nog met Napokken is gekweld geweest, en hier en daar, inzonderheid op den neus, eenige pokputten zyn overgebleeven, die nogthans de schoonheid van het Meisje niet ontcieren. |
|