| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Zedelyke bedenkingen.
Het is wel zo, en Salomo merkt te regt op: ‘Dat 'er niets nieuws onder de zon is, het geen niet te voren is geweest.’ - Het is zeker, dat wy, zo veele Euwen na Salomo levende, bekennen moeten, waarlyk 'er is niets nieuws onder de zonne. Dan, met dit alles, is de loop der dingen zodanig geregeld, en de Voorzienigheid bestiert en bepaalt dezelve zo, dat 'er heden uitkomsten der dingen plaats hebben, welke gisteren nog omwonden waren in eene stikdonkere duisternis van verborgenheid. - Wie zal de uitkomsten zynes levens bepalen, terwyl het bestuur daar van is in de onzigtbare hand des Almagtigen? Wie berekent de uitkomsten der zaken, en wie regelt dezelve? Niemand heeft het bestuur zynes levens in zyn eigene magt, noch kan de uitkomsten van hetzelve in diervoege regelen, - of de tyd ontdekt hem iets, het geen hy ten zynen opzigte nieuw kan noemen; om dat hy 'er volstrekt in 't minst niet op gerekend, en geene bepaling omtrent gemaakt had. - In dit opzigt brengt ieder dag iets anders voort; en hoe veele veranderingen van zaken zullen 'er in eene reeks van jaren voorvallen, die uitkomsten te wege brengen, welke men met den naam van nieuw bestempelt? - Hoe veele ontdekkingen doet de mensch, wanneer hy opmerkzaam is, in zyn leeftyd niet? Hoe veele wetenswaardige zaken deelt hy der Wereld mede, die onder den rang van nieuwe dingen geplaatst worden? Hoe veel is 'er, dat de onderzoekminnende mensch ontdekt, en aan anderen mededeelt, die dikwils zouden wanen dit alles te weten, terwyl ze in den aart 'er nogthans diep onkundig van zyn? En worden dan alle deze zaken, alle deze ontdekkingen en waarnemingen, niet gerangschikt onder de nieuwe dingen? - Zo veel is 'er van dit alles, dat wy, bepaalde Wezens, de uitgebreidheid der zaken niet kunnen overzien; en,
| |
| |
uit dien hoofde, worden wy telkens verrast door uitkomsten, welke wy niet berekend hadden, en die wy ook van voren niet konden berekenen. - De volgreeks der zaken is maar aan één Wezen bekend, en dat is alwetend. - Al kon de mensch den keten, welke de oorzaken met de uitkomsten zamen verbind, van voren grootendeels berekenen, en hy miste slegts éénen schakel, was dan evenwel niet in eens het gansch verband gebroken. Eénen schakel had men slegts van dien oneindigen keten te missen, en, zie daar, het gansche verband van zaken was de mensch op eens geheel kwyt. - Dan, hoe oneindig veele zulke schakels ontbreken 'er aan den diepdenkendsten aller stervelingen! - Het geen de verstandigste van voren berekent, steunt al dikwils op zeer lossen grond; eene geringe omstandigheid, van hem niet voorzien, verandert de gansche zaak; en geheel andere uitkomsten, hemelsbreed verschillende van die men berekend had, grypen plaats; de mensch word verrast door dezelve, en het geen gebeurt, is nieuw voor hem: dan, 'er is niets nieuws onder de zonne voor Hem, die de almagtige Vormer aller dingen is. - Hy alleen doorziet alles. - Hy voorziet de uitkomsten; om dat beide, oorzaken en uitkomsten, van hem alleen afhangen. - Hy word door geene omstandigheden belet, of in zyne werkingen, of in zyne bepalingen, gehinderd. - Geene uitkomsten kunnen hem verrassen; naardemaal alle de omstandigheden van zyne bestuuring afhangen, en de uitkomsten zo door zyne alwetenheid, als door zyne onbegrensde wysheid, bepaald zyn. - 'Er is, derhalven, niets nieuws onder de zonne, het geen niet te voren is geweest, met betrekking tot den Almagtigen, den Schepper en Bestuurer aller dingen. - ô! Welk een oneindig, welk een onbegrypelyk, Wezen moet derhalven God niet zyn! - Een Wezen, almagtig, alwys, oneindig, onbegrypelyk, in alle zyne Volmaaktheden. - Hy heeft alles voortgebragt, en 'er is geen Wezen, hoe uitgebreid in grootte, of hoe bepaald in zyne bykans
onnagaanbare kleinheid, 't geen door hem niet is gevormd geworden. - Met één woord, ‘de Heere heeft alles gewrogt.’ - Dan, hy heeft niet alleen alles voortgebragt, - zyne almagtige Vingeren hebben niet slegts alles gemaakt, dat 'er gemaakt is; maar door dien zelfden God word nog alles bestuurd, het
| |
| |
geen, Euwen geleden, zyne wording van hem ontvangen heeft. - Het Geheeläl, 't geen met den beginne van den tyd zyn bestaan ontving, toen de Almagtige de dingen riep die geen bestaan hadden, even als of zy waren, - is, zedert zyne wording, alleen door hem bestuurd, zonder dat de God des Hemels immer daar van moede of mat wierd. - En Hy bestuurt, bepaalt en regeert, nog alle dingen, zonder dat, van het kleinste af tot aan het grootste, van het geringste tot het aanzienlykste, één enkel Wezen aan zyne Voorzienigheid kan onttrokken worden. - Zo staan alle dingen onder zyne magt, en geen ding kan zich roeren of bewegen zonder zynen Wil. Hy heeft van alles vaste bepalingen gemaakt, die niet te overschreden zyn; - bepalingen, welke nimmer feilen; want Hy doorziet beide de oorzaken en de gewrogten, - en by Hem kunnen geene toevallen plaats hebben, gelyk by eindige Wezens, Wezens van zeer bekrompe vermogens. - Aan Hem zyn alle de omstandigheden naakt en klaar, zo in haar begin en voortgang als in haar einde. - Niets daar van ontslipt zyne onbeperkte kennis. - Geen enkele schakel van dien oneindigen keten, welke al het geschapene zamenbind, welke alles wat in de natuur, in het Geheeläl, ooit is gevormd geweest, nog is, of ooit wezen zal, geen enkele schakel van dezen keten mist Hem, of kan Hem missen; om dat Hy zelve het verband in alle dingen gelegd, en dien grooten keten zelve gemaakt, heeft. - Zou 'er dan immer iets nieuws onder de zonne zyn - iets nieuws voor den Alwetenden? - Zou 'er iets by Hem plaats kunnen hebben, dat by kortzigtige stervelingen plaats heeft? - Zou aan Hem, die alle dingen weet en doorgrond, zou aan Hem heden iets bekend worden, 't geen Hy gisteren niet geweten had? - Dit zy verre!
Daar 'er niets is in deze beneden-gewesten van eene bestendige geduurzaamheid, maar alles zeer spoedig verandert en verdwynt, moesten wy daar niet, als redelyk werkende Wezens, ons vertrouwen leeren aftrekken van die dingen, welke ons by de uitkomst bedriegen, en de dwaasheid onzer handelingen leeren; doch dan maar eerst, wanneer 'er geen herstel meer op is? - Arbeiden en slaven wy niet het meest om zaken, welke geen wezen hebben, en verwaarlozen wy niet veelal dat geen, dat wy niet verwaarlozen kunnen of mogen, dan ren
| |
| |
koste van ons bestendig heil? - De waereld gaat voorby, en al derzelver heerlykheid verdwynt. - De mensch, na veel slaven, stapt, zyn rol uitgespeeld hebbende, van het tooneel, waarop hy verschenen is, na eenige wendingen en draijingen gemaakt te hebben, weêr af, en hy verschynt 'er in euwigheid niet weder op. - Wy allen zyn sterfelyke schepzelen; ons verblyf in deze beneden-gewesten, zelfs van hun, welke 'er het langst vertoeven, ons verblyf alhier is van zeer korten duur. - Wy verzamelen, en 't geen wy hebben opgezameld laten wy aan anderen over. - Met alle de schatten, welke een ryke Cresus bezit, kan hy den Dood niet omkoopen, of dat tydstip een oogenblik vertragen op welk hy den jongsten adem moet uitblazen. De Dood is onverzettelyk, en by het Graf is geene verbidding. - Men verzamelt, men maakt vrienden, men gaat verbintenissen aan, maar van dat alles is 'er niets in het graf, men behoud niets over in de uure des doods. Anderen deelen onze schatten en goederen, als wy niet meer zyn. - Anderen bekleeden onze plaats, nadat wy die voor hun hebben ingeruimd. - Anderen gaan verbintenissen aan, en zoeken in onze plaats weer nieuwe vrienden, welke zy, nadat wy zyn voortgereisd, voor ons verkiezen. - Men beweent, men betreurt, eene wyle tyds zyne afgestorven vrienden, men derft in hun dikwils veeläl den besten raad, de getrouwste vriendschap, het vermakelykst gezelschap, hulp in alle gevallen, by alle gelegenheden; het gemis van opregte vrienden treft vaak op de gevoeligste wyze, en wy zien dikwils niets, 't geen ons dat verlies vergoeden kan. - Wy betreuren hen met een hartelyk leedwezen. - Dan de tyd en de gewoonte doen alles slyten, tot dat het eindelyk ook onze beurt word, en wy, even als zy, het tooneel verlaten, en weldra worden wy, en alle onze vrienden, welke wy zelve zo zeer betreurden, vergeten, en noch aan ons, noch aan hen, noch hunne, noch onze, daden niet meer gedagt. - Dusdanig is de gemene loop der waereld, en aller
waereldsche zaken. - Ik heb Vrienden en Magen verloren, hen den laatsten ademsnik zien geven, terwyl myne ziel op dat oogenblik verscheurd wierd, en de wonden, welke daardoor in myn hart gemaakt zyn, bloeden op dit oogenblik nog. - Treurige omstandigheden voorwaar, die, wierden ze niet door andere gelenigd, voor het vleesch ondragelyk zyn zou- | |
| |
den. - Wie zal zyn vriend een beter lot, een bestendig goed, misgunnen? - Indien we dit dan van hem vertrouwen mogen, dan ontvangen wy een vasten troostgrond, en leeren, hoe men berusten moet in de alwyze schikking van Hem, in wiens hand het leven aller stervelingen is. - Dan, nochtans treurige omstandigheden, en treuriger naar mate de perzoon, dien men mint, met byzondere hoedanigheden begaafd en beschonken was, die door anderen niet vergoed of vervuld kunnen worden - en nog treuriger naar gerade de betrekking, die men op denzelven gehad, en de tyd, welken men met hem geleefd heeft, grooter is, en langer geduurd heeft. - Treurige omstandigheden voorwaar, zulk eenen te zien sterven, in de strikken des doods te zien worstelen, - alle hoop - alle verwagting, te verliezen, van hem te zullen behouden, nog voor eenen korten tyd te mogen behouden - hem de stervende hand te drukken - te drukken tot op den laatsten ademsnik! - Dan, de wil des Heeren geschiede, en Hy doe wat goed is in zyne oogen, en nuttigst voor den Sterveling!
‘'Er is een tyd van vreugde, en een tyd van droefheid, een tyd om gebooren te worden, en een tyd van sterven,’ zegt de wyze Vorst. - Hoe groot is dikwils de vreugde, wanneer 'er een mensch gebooren word. - Dan, hoe kort zyn zoms die oogenblikken! - Vaak zyn de vooruitzigten groot, groot de verwagting, welke den Sterveling vleien. - Maar, eene geringe omstandigheid gebeurt 'er, en, zie daar, alle verwagting, alle vooruitzigten, verdwynen, en de grootste vreugd verandert in de bitterste, in de treffendste, droefheid. - Hier is men uitgelaten in vreugde, terwyl men daar in de bitterste droefheid gedompeld word! - Hier is het treurig klaaghuis, naast hetzelve is het vol uitgelaten blydschap! - Daar ligt 'er een in de banden des doods, terwyl hier een mensch geboren word! - Daar vergaat men door armoede en honger, terwyl in dat paleis de overdaad en de verkwisting hand aan hand gaan! - Hier leeft men uitsporig en uitgelaten, terwyl daar het hart in doodsangsten geklemd word! - Armen en Ryken ontmoeten daar elkanderen, de laatsten zien vaak met grooter veragting op hunnen armen natuurgenoot neder, dan op eenen hond! - Armen en ryken ontmoeten malkanderen, de een in gescheurde vodden gekleed, de an- | |
| |
der toegetakeld in een bespottelyk gewaad van de mode. - Dan, beiden zyn ze bestemd tot een aas der wormen, beiden worden ze eerlang tot stof verbryzeld!
C. v.d. G. |
|