Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBedenkingen over de waarschynelykheid eenes dampkrings rondsom eenige planeeten, die ons zonne-stel uitmaken; voorgesteld door P. van Aken, A.L.M. & Phil. Doctor.Wel Edele zeer Geleerde Heeren!
Dewyl de bewyzen voor het bestaan eenes Dampkrings rondsom de Planeeten, in de Schriften der Starrekundigen en Wysgeeren, doorgaans twyfelachtig gevonden worden, en de beste, nogthans, bedenkelyk, uit de Zon-Eclipsen, de vertooning van een ring om de Maan in soortgelyke gevallen, de gedaante-verandering van zekere Starren in eene onderlinge verschuiling, enz. worden afgeleid; voor het overige, wanneer zy daar van spreeken, die gemeenlyk als zeker voorondersteld word, en nogthans de gemelde Waarneemingen door proeven van newton, betrekkelyk op den loop der licht-stralen, door de inwendige aantrekkings-kracht der lichamen, waar | |
[pagina 302]
| |
omtrent zy zich vertoonen, aangedaan, buiten het daar stellen van eenen Dampkring, als de oorzaak daar van, zeer wel betoogd worden; kunnen goede en gevestigde gronden, onzes bedunkens, de theorie ten hoogsten nuttig en dienstig zyn: ten dien einde zyn deze Bedenkingen, geschikt voor UEd. geacht Mengelwerk, zedig opgesteld: vinden ze uwe goedkeuring, en aldaar eene plaats, het zal hem aangenaam zyn, die zich, met alle achting, ondertekent,
Wel Edele zeer Geleerde Heeren! UE. Wel Eds. onderdanige Dienaar,
pieter van aken. Leyden, den 30 Mey 1793.
* * * * *
Dat de meeste der Hemel-lichten, die ons Zonne-stel uitmaken, en onder het bereik der meest vergrootende Telescopen vallen, door vlekken voorzien zyn, is eene zaak, die by alle Wysgeeren bekend staat, over welke geen de minste twist geöpperd word. - In de Maan zyn ze zoo menigvuldig, en by alle Starrekundigen zoo bekend, dat ze van ouds, om ze van den anderen te onderscheiden, met byzondere namen zyn afgetekend. - De Zonne-schyf vertoont zich niet altoos even zuiver: niemand is in de Starrekunde zoo onbedreven, of hy weet, dat zy op sommige en verschillende tyden met vlekken bezet is, die, onder eene verschillende gedaante, en met eene gestadige verwisseling, zich vertoonen; de Waarneemingen van wydberoemde mannen, met de naauwkeurigste Werktuigen genomen, stellen deze zaak buiten allen twyfel, te meer, dewyl ze met omstandigheden staan geboekstaafd, die verbazend voorkomen, en door hare zichtbare opstyging den oorsprong duidelyk aantoonen, van waar zy komen. - De Waarneegen van blanchinus, hookius, cassini, maraldus, en anderen, leeren duidelyk, dat de andere Planeeten, Venus, Mars en Jupiter, de eene min, de andere meer, hare vlekken hebben. Deze vlekken dan, met de vereischte zekerheid in de gemelde hemel-lichten waargenomen, hebben den Starrekundigen gelegenheid gegeven, om door nauwkeurige oplettenheid den tyd van derzelver omwentelingen rondsom hare assen te bepalen: een nut, in der daad, van veel aanbe- | |
[pagina 303]
| |
lang in de Starrekunde: - vestigt men echter zyne aandacht op deze goede gronden, en wil men zyne bespiegelingen verder uitbreiden, zouden ze, daarenboven, onzes bedunkens, eene gegronde waarschynelykheid kunnen opleveren, dat de meeste derzelve, inzonderheid die, alwaar eene veranderlyke vertooning zich opdoet, met een Dampkring, of soortgelyke vloeistof, hare lichamen eigen, voorzien zyn - eene gegronde waarschynelykheid, zeg ik, want waarschynelyke hoedanigheden noemt men in de hemel-lichten gegrond, zoodanige zaken, welkers verafgelegen en ontoegangelyke omstandigheden met de wetten der natuur overeenkomen, die in het wyduitgebreide hemelrond overal dezelfde zyn, en op onzen aarbodem soortgelyke uitwerkselen voortbrengen, welke men in de hemel-lichten kan bespeuren. - Ten dien einde, om dit ons gezegde, en deze onze bepaling, eenigzins op te helderen, moet men noodwendig onderscheid maken tusschen volstandige, of zich altoos onder dezelfde gedaante vertoonende, vlekken, hoedanige zich in de Maan voor ons oog opdoen, en veranderlyke, die gestadig van gedaante veranderen, hoedanige 'er in de Zon, en andere Planeeten, voorkomen. - Geen twyfel is 'er, of volstandige vlekken, die nimmermeer in de hemel-lichten van gedaante veranderen, moeten noodwendig van de oorsprongelyke gesteltenis der lichamen, waar in zy zich vertoonen, worden afgelegd; want eene uitwendige oorzaak daar zynde, zou de volstandigheid door veele tusschenkomende oorzaken by zekere vlagen moeten veranderen, en om die reden de vlekken andere gedaanten aanneemen, dan zy te voren hadden: - dit op de vlekken, die zich in de Maan vertoonen, overgebracht, die sedert de eerste uitvinding der Telescopen altoos dezelfde zyn geweest, en geene verplaatsing, vermindering, of gedaante-verandering, ondergaan hebben, gevoegd by het gemis van de breeking der licht-stralen in opzicht der Planeeten en Starren, die by derzelver randen zyn waargenomenGa naar voetnoot(*), zal ons alle reden geven, om te denken, dat zy, volgens alle gegronde begrippen, met geen Dampkring voorzien is. - Dit neemt echter geenzins weg, dat de andere Natuur-wetten, die van de lucht niet afhangen, alle lichamen in het hemel-rond eigen, haren loop behou- | |
[pagina 304]
| |
den, en volgens gezette wetten hare uitwerkselen zullen voortbrengen, die zy, een Dampkring daar gesteld zynde, zouden hebben kunnen veroorzaken: - de zwaartekracht, by v. de samenhechting, enz. zullen wel op dezelfde manier, als op onzen aardbodem, werken, en door een onderling overwicht eenige brokken in het lichaam zelve plaatselyk kunnen doen veranderen, en om die reden door ophooping of breeking van de daar op vallende Zonne-stralen eenige ongewoone verschynselen, even gelyk als op onzen aardbodem, kunnen voortbrengen; maar het gevaarte, en de inwendige gesteltenis des lichaams, in opzicht der hoedanigheden van hoogten en diepten dezelfde blyvende, zal het over het geheel geene verandering, die merkelyk is, in de vlekken kunnen veroorzaken: - hier van daan mogelyk de Vulcanen, door eenige Geleerden van naam in dezelve waargenomen; want dat deze uit de inwendige gesteltenis der Maan niet zyn af te leiden, geeft de onveranderlykheid harer vlekken, dit niet tegenstaande, alle gegronde reden om te denken. Maar geheel anders is het met de veranderlyke vlekken gelegen; gesteld zynde, dat de lichamen, op welke zy zich vertoonen, in hoedanigheid gelyksoortig zyn met onzen aarbodem, en met de lichamen, die zich op denzelven bevinden (het welk, zoo ik meen, door alle proefondervindelyke Wysgeeren hedendaags word toegestaan); zullen ze verschynselen, die deels van een Dampkring, deels van haare inwendige veranderlyke gesteltenis, afhangen, moeteu voortbrengen. - ‘De hoedanigheden der lichamen, die niet verminderen of verslappen kunnen, en die in alle lichamen, waar in men proeven kan neemen, zich bevinden, kunnen voor algemeene hoedanigheden in het Geheeläl gehouden worden,’ is de grondregel van den grooten newton: volgens dezen regel zullen de hoofdstoffen in de Planeeten en hemel-lichten, uit welke zy zyn samengesteld, dezelfde wetten onderhevig zyn, en dezelfde uitwerkselen moeten voortbrengen, die we op onzen aardbodem ondervinden. - Het water zal men in de Planeeten, even gelyk als op den aardbodem, de wetten der zylings persende krachten moeten toeschryven; het vuur de hoedanigheden van voedsel, en het bestaan in een Dampkring. De Dampen, daardoor veroorzaakt, dezelfde wetten van veerachtigheid, de byzondere zwaarte (gravitas specifica) dezelfde wetten van evenwicht, die we op den aardbo- | |
[pagina 305]
| |
dem ontdekken, - deze hoofdstoffen zullen verschillende verschynselen moeten voortbrengen, naar gelang zy op het een of ander der hemel-lichten in grooter of kleiner overvloed gevonden worden, of geheel ontbreeken. Indien men nu dit algemeene op het byzondere toepasse: men vind in de proefondervindelyke Natuur-kunde aangetekendGa naar voetnoot(*), dat de vuurdeelen, en de daar uit ontstaande vlam, met een zeker soort van Dampkring omringd is, welke altoos, naar evenredigheid van het voedsel, en haare hoeveelheid, zal geëvenredigd zyn, waar uit zy ontstaat. - Brengt men dit nu op den ontzaggelyken vuurkloot der Zon over, zal hy noodwendig een zeker soort van Dampkring moeten hebben, die, schoon verteerbaar op zich zelven, nogthans met soortgelyke hoedanigheden en eigenschappen zal moeten begaafd zyn, hoedanige men in onzen Dampkring tot voeding van het vuur en deszelfs bestaan nodig kan ontdekken. - De evenredigheid en gelykvormigheid der geschapen zaken, die men overal in het Geheeläl bespeurt, brengen de waarschynlykheid in dezen opzichte op zyn hoogst - een Dampkring echter, die, ofschoon hy voor de ademhaling van levendige schepselen nadeelig zy, nogthans de eigenschappen van eene byzondere zwaarte van veerachtigheid, en wat dies aangaande meer zy, zal moeten hebben, die men in soortgelyke vloeistoffen kan bespeuren - waar uit men dan lichtelyk zal kunnen begrypen, op welken grond de Waarneemingen steunen, waar door men eenige brokken van eene aanzienelyke grootte, uit de binnenste zelfstandigheid van het Zonne-lichaam uitgeworpen, op deszelfs schyf, onder de gedaante van vlekken, heeft kunnen zien brandende dobberen, van gedaante veranderen, en door verteering eenige faculoe of toortsjes veroorzaken. - De waarschynlykheid gaat in dezen opzichte zoo ver, als by mogelykheid door eene analogische redeneering kan plaats hebben, dewyl alle wederzydsche vereischten hier te vinden zyn. Die zelfde redenen zyn op de andere Planeeten toepasselyk, met dit onderscheid, dat zy geene lichamen zynde met vuurige Oceanen omringd, maar lichamen, die hun | |
[pagina 306]
| |
licht van de Zon ontleenen, geen oorsprongelyk, maar een geleend, licht tot onzen aardbodem brengen, daarenboven, naar alle waarschynlykheid, met hoofdstoffen voorzien, die voor het meerder gedeelte in de Zon ontbreeken. De hoofdstoffen en elementen, derhalven, zich aldaar bevindende, zullen, overeenkomstig met soortgelyke op onzen aardbodem, volgens hunne onderlinge betrekking en gesteltenis tot den anderen, op eene andere wys op dezelve moeten werken. De zylingsche persing van het water, zich in deze Planeeten bevindende, aangestuwd door geweldige buiten-oorzaken, zal, even gelyk als op onzen aardbodem, aldaar schroomelyke verwoestingen moeten veroorzaken, en gevolglyk veele veranderingen in hare vlekken: - de onderaardsche, of onderplaneetische, vuuren aanmerkelyke gedaantewisverselingen in derzelver oppervlakten: het doen opkomen, of het doen verdwynen, van eenige gedeelten, dit alles, van onzen aardbodem beschouwd, zal onder de gedaante van vlekken zich voor ons oog moeten vertoonen, die veranderlyker, en in getal menigvuldiger, zullen moeten zyn, naar mate de Planeeten, op welke zy gezien worden, met een kleiner of grooter voorraad van onderaardsche, of onderplaneetische, vuuren voorzien zyn. De ondervinding begunstigt en beantwoord het beloop van deze redeneering. - Mars, by v. die zich altoos voor het oog vuurig vertoont (waarom aristoteles haar al van ouds met den bynaam van πυρειος benoemde) zal eenen overvloed van onderaardsche, of onderplaneetische, vuuren moeten hebben, en gevolgelyk de verandering, verdwyning en opkomst, der vlekken menigvuldiger moeten vertoonen, dan de andere Planeeten. De Waarneemingen van huygens, hookius, cassini, maraldus en anderen, bevestigen dit zonder eenigen twyfel, onder welke 'er zyn, die deze veranderlykheid meenen dagelyks plaats te hebben. Deze veranderingen van verdwyning en opkomst der vlekken zyn wel door blanchinus, cassini en anderen, zoo wel in de boven- als beneden- Planeeten waargenomen, maar nergens, zoo ik meen, zoo groot en menigvuldig, dan in Mars; het welk uit de bovengemelde redenen zeer wel is af te leiden. Deze hoofdstoffen en elementen dan zullen, volgens den gemelden regel van newton, in de Planeeten dezelfde hoe- | |
[pagina 307]
| |
danigheden van hun bestaan en werking moeten hebben, die men ondervind op onzen aardbodem denzelven nodig en eigen te zyn: de lucht namelyk, die hen, als 't ware, bezielt, en verschynselen doet voorkomen, die men verbazend bewondert. - Dit anders te willen stellen, zou tegens alle genomen proeven stryden, en wezentlyk op het wandrogtelyke moeten uitloopen. Hoogstwaarschynelyk zal het, derhalven, zyn, dat alle die Planeeten, die voor den beschouwer op den aardbodem soortgelyke veranderingen in derzelver oppervlakten door middel van de reeds opgegeeven analogische oorzaken, onder de gedaante van vlekken, ondergaan, met lucht, en gevolglyk met een Dampkring, omcingeld zyn, gelyksoortig aan hare inwendige gesteltenis, daarenboven met groeijende eigenschappen begaafd, hoedanige men in onzen Dampkring in opzicht van een oneindig getal van schepselen kan ontdekken. Deze onze overbrenging, en analogische redeneering, die we met vrymoedigheid durven voorstellen, is niet nieuw, maar eene navolging en uitbreiding der gedachten van cassiniGa naar voetnoot(*). Deze schrandere Starrekundige, bezig met de beschouwing der Planeet Jupiter, vond zoo veel smaaks in zyne Waarneemingen, dat hy, in vooronderstelling van gemelde gronden, tevens op eene uitlegging boogde van deze wonderbare verschynselen. Om tot eene physische waarschynelykheid te komen, bediende hy zich van deze analogische redeneering: hy vooronderstelde eenen beschouwer, in Jupiter geplaatst, die van daar den aardbodem met zyne Maan, als eene omloopende Satelliet, bezichtigde: de groote Oceaan, den aardbodem omringende, zou, naar zyne gedachten, hem als dan voorkomen als eenen wyduitgestrekten band, soortgelyke als die, welke Jupiter omcingelt; de Middellandsche Zee zou wat zweemen na de afgebrokene en verdeelde banden, die hem vergezellen; de AEthiopische en Atlantische zouden de gedaante van de andere duistere en onveranderiyke vlekken uitmaken, welke alle door helder schynende plaatsen zouden worden afgebroken: deze zouden de vaste landen veroorzaken, zoo dat men America zou kunnen on- | |
[pagina 308]
| |
derscheiden van Africa en Europa: de Eilanden zou men ook in de banden, als heldere stippen, kunnen zien doorflikkeren: de wolken, die onzen Dampkring vergezellen, zouden, naar zyne gedachten, aan de veranderlykheid dezer banden veel toebrengen, ten opzichte van hunne grootte zoo wel als gedaante: mogelyk zouden de Aardbeevingen, die hier en daar voorvallen, de overstroomingen der Wateren, die sommige gedeelten des aarbodems bedekken, nieuwe vlekken doen voorkomen, de oude daarentegen doen verdwynen. Deze voorondergestelde gelykvormige gedaante - vertooningen, naar het begrip van dien grooten Starrekundigen, met goedkeuring van derhamGa naar voetnoot(*) aangehaald, van desgelyke overgebragt tot de andere Planeeten (byaldien het gezag de zaak eenig gewigt byzet) wettigen myn voorgestelde, en doen my des te gereeder besluiten: by aldien oorzaken, die van een Dampkring, en de inwendige gesteltenis van het lichaam, of gevaarte, waaromtrent zy zich vertoonen, afhangen, buiten den aardbodem beschouwd, verschynselen kunnen voortbrengen, die men op den aardbodem in de Planeeten bezigtigt, dat men haar dan op den aarbodem, wederkeerig, die zelfde oorzaken in de Planeeten moet toeschryven, waar van daan men op den aardbodem ondervindt, dat zy komen, en, derhalven, dat de waarschynelykheid op zyn grootste is, dat alle die Planeeten, op welke banden en veranderlyke vlekken worden waargenomen, met een Dampkring voorzien zyn, dewyl zy alle soortgelyke verschynselen voor ons opleveren, welke de inwoonders dier Planeeten, in opzicht van onzen aarbodem, met een Dampkring begaafd, aanschouwen zouden. |
|