Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
Het inwendig gebruik van de witte precipitaat, (Mercurius proecipitatus albus,) als zeer voordeelig, en wel voornamelyk in zommige ziekten der beenderen, voorgesteld, en met eene waarneeming bevestigd.Onder een aantal Geneesmiddelen, welke men tot een inwendig gebruik uit de Kwik vervaardigt, is 'er byna geen, dat zo zeldzaam daar toe gebezigd word, als de witte Precipitaat (Mercurius proecipitatus albus,) daar hetzelve nochtans, volgens het getuigenis van den onsterffelyken boerhave, een der beste inwendige Geneesmiddelen was, 't welk men, tot op zyn tyd, en ook wel tot in onze dagen, uit de Kwik wist te bereiden; ‘want,’ zegt deeze groote Man, ‘het heeft een byzonder groot vermogen, zo als men met zeer veele Proeven zoude kunnen bewyzen; het werkt krachtig, en kan echter veilig gebruikt worden. Indien het, met zuiker gemengd, ingenomen word, werkt het door stoelgang, ook wel door een gemakkelyke braaking, het dood de Wormen, het opent de Chylmaakende vaten, het ontlast, zuivert, lost de slym op, en geneest dus zeer veele Ziekten, den Druiper, het Schurft, Venerieke Zweeren, en meer andere Kwaalen.Ga naar voetnoot(*).’ En dat hetzelve tegen kwaadaartige gebreken een uitmuntend Geneesmiddel oplevert, blykt, onder anderen, uit het geneezen van Beenëeters, het welk door hetzelve bewerkt kan worden, zo als men zien kan uit de Waarneeming van den geleerden b. fuunGa naar voetnoot(†). Ook zyn my zelve twee gevallen van Beenëeters voorgekomen, die beide veel erger waren dan die, waarvan in gemelde Waarneeming gesprooken word, en nochtans alleen door de witte Precipitaat inwendig, en de Tinct. Myrrhoe vinosa uitwendig, te gebruiken, en wel binnen veel korter bestek van tyd, geneezen zyn; waarschynlyk om dat ik dezelve in eene grootere hoeveelheid toediende, en de opkomende salivatie door gepaste laxeermiddelen telkens te keer ging. | |
[pagina 298]
| |
Dan my is nergens voorgekomen, dat men dit middel, behalven in het gemelde geval, alsmede in Venerieke Kwaalen, en ook daarin zeer zeldzaam, tot een inwendig gebruik bezigt: is dit vrees of vooroordeel? - Onkunde is het niet, daar men daaglyks van hetzelve, met het beste gevolg, ter geneezing van huidgebreken, uitwendig gebruik maakt. Dat men zich echter van hetzelve veilig bedienen kan, en dat dit Geneesmiddel de lofspraak van den Hersteller der Geneeskunde niet onwaardig is, zal, behalven uit het reeds gemelde, ook uit het volgende geval duidelyk genoeg blyken. De Heer K....gevoelde, in den Nazomer van het Jaar 1791, een doffe pyn in de Bil, die in den beginne wel niet zeer sterk, maar, door deszelfs aanhoudenheid, evenwel zeer lastig was; men telde 'er toen niet veel op, vermoedende, dat het eene gevatte koude was; dan dezelve verergerde langzaamerhand, zo dat men uitwendig door eenige verwarmende stoovingen, en inwendig door zweetdryvende en laxeerende middelen, dezelve trachtte te verdryven; doch, daar deeze niets hielpen, wierd ik, in de daar op volgende Maand November, om raad gevraagd. De Lyder was toen op het uiterlyk aanzien gezond, en van een sterk gestel; alle de natuurlyke werkzaamheden waren in een goede orde, 'er was niets anders dan deeze meer en meer toeneemende pyn, die hem kwelde en ongerust maakte, uit hoofde dat de aangedaane Bil aanmerkelyk begon te vermageren, en het gaan hem moeijelyk te worden. 'Er was niets tegennatuurlyks aan dezelve te zien noch te voelen; maar, wanneer men wat sterk in de diepte drukte, wierd de pyn zeer hevig: het bleek dus, dat die pyn, op, of in, het Dyebeen, en wel genoegzaam in het midden, onder de groote Bilspier, zyne zitplaats had. Op de vraag, of hy ook eene uitwendig daar toe aanleiding geevende oorzaak wist, ontving ik een ontkennend antwoord; zo ook, of hy, in vroegere jaaren, aan een of ander ongemak, de gevolgen van eene al te losse leevenswyze zynde, gelaboreerd had, waarvan hy my niet alleen het tegendeel verzekerde, maar 'er zelfs byvoegde, dat ik, by myne te houdene geneeswyze, daar op geene de minste acht moest slaan, alzo ik dan vruchtloos zoude werken; en ik heb voor, of na, dien | |
[pagina 299]
| |
tyd niets ontdekt, dat by my eenig billyk wantrouwen, omtrent zyne verzekering, heeft doen opryzen. Ik viel dus in het vermoeden, dat deeze pyn veroorzaakt wierd door eene verplaatste Koortstoffe, en dat deeze misschien van eene Rheumatique geaartheid was; waarom ik, na de eerste wegen gezuiverd, en eens een zweetdryvend middel gegeven, te hebben, de Koortsbast, met de Harst van Pokhout, in vry sterke giften, liet gebruiken. Hier mede hield de Lyder een geruimen tyd aan, zonder eenigzins te vorderen, maar veeleer verslimmerde de pyn, de gang wierd langs hoe moeijelyker, en vervolgens zó, dat hy genoodzaakt was zyn kamer te houden; ik liet 'er echter tot byna vier weeken, en teffens met eene zagte leefwyze, mede voortgaan; doch te vergeefsch: de pyn nam zodanig de overhand, en verzwakte het Been dermaate, dat de Lyder, by het opstaan, vreesde zyn Been te zullen breeken, naauwlyks meer over de kamer konde gaan, en eindelyk genoodzaakt wierd geheel te bed te blyven; zynde voor het overige vry gezond. Door alle deeze Verschynzelen, wierd ik op de gedagte gebragt, dat 'er misschien in de zelfstandigheid van het Been, of in het Merg, eenig plaatzelyk ongemak mogt schuilen; dan dit zeker te kunnen weeten, en wel te onderscheiden, was volstrekt ondoenlyk, en geen wonder, daar men nooit, zelfs dan, wanneer 'er reeds aanmerkelyke uitwendig zichtbaare gebreken plaats vonden, hetzelve behoorlyk heeft weeten te doen, gelyk blykt uit het geval, door my in het voorig jaar opgegevenGa naar voetnoot(*), en nog sterker in een ander, waarin de Hoogleeraar gaubius zelve den waaren aart van het ongemak niet konde verklaarenGa naar voetnoot(†), schoon hy, van alle de Genees- en Heelkundigen, 'er het naast by kwam: van dit gebrek, het zy men het een Spina bifida, of Caries, verkiest te noemen, of wel met een anderen naam te bestempelen, zegt de beroemde van swieten, met het grootste recht, dat het zich zeldzaam eerder duidelyk openbaart, voor dat het te laat isGa naar voetnoot(‡); ook kan men | |
[pagina 300]
| |
van zoortgelyke nog een aantal voorbeelden, by andere Schryvers, opgetekend vindenGa naar voetnoot(*). Daar men nu, ter geneezing van zodanige ongemakken, de Sarsaparilla, Bardana, Guajacum, enz. benevens Mercuriaale middelen, voorschryst, en de laatstgenoemden wel voornaamelyk, zonder welke, volgens het getuigenis van den beroemden heisterGa naar voetnoot(†), alle andere middelen weinig of niets daar tegen vermogen, schoon ik de redenen, die hy daar voor opgeeft, juist niet in alles voldoende oordeel: zo besloot ik by het voorgeschreeven Poeijer, uit de Koortsbarst, Harst van Pokhout en Suiker, bestaande, eenige greinen van de witte Precipitaat te voegen, en, by een zagten leefregel en het gebruiken van Kalfsnat, daaglyks eenige reizen te doen neemen. Dit verwekte al spoedig sterke aanhoudende stoelgangen, waar by de Lyder eene menigte scherpe stoffe loosde, en die vervolgens zomtyds zo geweldig scherp was, dat het onderlyf daar door ontveld en zeer brandig wierd; hierdoor in myne verwagting versterkt wordende, liet ik eenige weeken met het gezegde middel continueeren, waarna myn Lyder aanmerkelyk begon te beteren, de pynen te verminderen, het vermogen om te gaan zich te hetstellen, en, na een geduurig gebruik daarvan, was hy, binnen den tyd van vier maanden, reeds in staat om zyne zaaken buitens huis te kunnen verrichten, terwyl de vleezigheid der Bil zich insgelyks langzaamerhand herstelde. Ik heb echter den Lyder volle zes maanden het zelve, schoon langzaamerhand in hoeveelheid verminderende, laaten gebruiken, waarna hy volkomen hersteld was, en tot nu toe gebleeven is; slegts een of twee reizen lieten zich de verschynzelen van eene opkomende salivatie zien; doch die door een infusum purgans uit de Fol. Sennoe telkens onderdrukt wierden. By eene Vrouw, alwaar de verschynzelen meerendeels met de bovengenoemde gelyk waren, uitgenomen, dat de Dye gezwollen was, de pyn zich hooger na het Acetabulum deed gevoelen, en de aanleidende oorzaak vermoedelyk | |
[pagina 301]
| |
in een geringen val bestond, die zy eenige maanden te vooren gedaan had, schreef ik het zelfde Geneesmiddel voor. Ongelukkig had haar Man op het Recept het Caracter van de Mercurius gezien, en, dit kennende, een heimelyk ongenoegen deswegens opgevat; vermoedende, dat ik zyn Vrouw oordeelde door eene Venerieke besmetting aangedaan te zyn: dit wantrouwen ging vervolgens, toen het middel even als in het voorig geval zeer sterk begon te purgeeren, tot een volkomen miscredit over: waarom hy dan met zyn Apothecar over het voorschreeven middel consuleerde; en, daar diens hoogwys advies geheel declinatoir uitviel, wierd het opvolgen van myn Voorschrift gestaakt, ik gratieus bedankt, en een ander Geneesheer in myne plaats aangenomen. Ik heb gelegenheid gekreegen om het vervolg deezer Ziekte te verneemen, die voor de Lyderesse allerelendigst geweest is; want zy heeft nog eenige maanden met allervreesselykste pynen, die dag aan dag toenamen, moeten worstelen, en is eindelyk, door eene Atrophie geheel uitgeteerd, overleeden.
R......M.D. 1793. |
|