Den 29sten, klaagde zy alleen over een gevoel van branding in de maag; zynde de trekkingen en pynen gering: ik liet haar het voorschreeve Poeijer continueeren, tot den 6den July, wanneer ik haar pols zeer opgezet en vol vond; de trekkingen waren van geen belang, maar de pynen van aart veranderd: zy lieten niet alleen eene verdooving en gevoelloosheid in de leden na, maar schooten uit dezelve na de borst, en verwekten dan groote benaauwdheid en drukking: ik deed haar acht oncen bloed laaten, en gaf haar een Poeijer, uit Rad. Rhei & Pulv. e Chel. Cancror. comp. à p. oeq. bestaande, waar van zy alle twee uuren een vingerhoed vol gebruikte.
Hierop bevond zy zich veel beter: op den 9den, voegde ik 'er echter, om den sterken dorst, waar over zy klaagde, nog een derde gedeelte Nitrum by. Den 15den oordeelde ik het noodig, haar nog eens eene Infusio laxans, als boven, doch zonder de Tart. Emeticus, te moeten geeven, waar mede de Ziekte gelukkig eindigde.
In den volgenden Herfst, liet ik haar, uit vreeze dat zy, door het aanhoudende natte en koude weêr, op nieuw eenig ongemak mogt krygen, een paar maanden van het volgend Poeijer gebruik maaken:
℞ Pulv. Mastich. elect. Ʒvi.
- Ossis Sepioe Ʒiv.
- Rad. Rhei Ʒii.
M.S. viermaal 's daags een vingerhoed vol, met wat water, te neemen.
Na het welk zy ook volkomen gezond bleef.
Voor weinige Jaaren heb ik ontdekt, dat men een zoortgelyk Conserf, als boven gemeld is, onder de hand verkoopt, als een onfeilbaar Geneesmiddel voor de Vallende Ziekte, doch met eene omzigtige geheimhouding van de ingredienten, waar uit hetzelve bestaat: hoe veel men echter op zoortgelyke middelen staat maaken kan, en welke nadeelige gevolgen daar uit maar al te dikwyls voortvloeijen, is te zeer bekend om 'er iets van te melden.