Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 238]
| |
Berigt wegens het staatsbestuur, en de burgerlyke maatschappy, der Americaansche Indiaanen; als mede van hunne huwelyks- en lykplegtigheden, en taal.Het Stelzel van Staatkunde is natuurlyk en eenvoudig, en zo weinig zamengesteld als 't geen men wil dat heerscht in de Huishouding der Mieren en der Byen: het schynt uit niets anders te bestaan, dan uit de eenvoudige voorschriften der Natuurlyke Rede, duidelyk voor een ieder; nogthans by hun als Godlyk aangepreezen door hunne verstandige en deugdzaame Oudsten, als noodig ter bevorderinge van onderling geluk; even kragtig, even verbindend, als of het voorgesteld en toegestemd ware in eene algemeene Vergadering; elks geweeten draagt 'er de overtuiging van om; de gulden regel: Doet anderen zo als gy wenscht gedaan te worden, is hun steeds voor oogen, en brengt eene Maatschappy voort, vol vrede en liefde, in de daad kragtdaadiger strekkende tot het bevorderen van menschlyk geluk, dan het kunstigst gevormd Stelzel van hedendaagsche Staatkunde, van Wetten, door dwangmiddelen aangedrongen: de Menschen vinden zich hier allen op gelyken voet, wat het bezit en genot aanbelangt van de algemeene behoeften en geryflykheden des leevens; want Weelde kennen, en Overdaadigheden hebben, zy niet. Eene natuurlyke ondergeschiktheid heeft 'er plaats; de hoogste, souveraine, of uitvoerende, Magt, huisvest in een Raad van bejaarde Opperhoofden, Krygshelden en anderen, agtbaar van wegen hunne wysheid, dapperheid en deugd. - Aan 't hoofd deezer Vergaderinge zit voor, hun Koning, of Mico, 't welk een Opperregeerder betekent; de Gouverneurs van Carolina, van Georgia, enz. worden Micos genaamd; de Koning van Engeland draagt | |
[pagina 239]
| |
den naam van Antapala-mico-cluccoGa naar voetnoot(*), 't geen zo veel zegt als de groote Koning over het groote Water. De Koning, schoon hy erkend wordt de eerste en voornaamste Man te zyn in de Stad, of Stam, en vereerd met alle kenmerken van hoogagting en liefde, en, wanneer hy in den Raad voorzit, met eene hulde zo diep als men aan den willekeurigsten Vorst in Europa, of in het Oosten, toebrengt, en zyn Zetel, als hy afweezig is, nooit door iemand anders bekleed wordt, is niet gevreesd, en, buiten den Raad zynde, verkeert hy met het Volk, en zy met hem, als een gemeen Man, op de ongedwongenste en gemeenzaamste wyze. Hoewel de Mico, of Koning, verkieslyk is, moet, nogthans, zyne bevordering tot die hooge waardigheid in een gansch ander licht beschouwd worden dan de verkieslyke Monarchen in de Oude Wereld, waar de beklimming van dien hoogen Eeretrap veelal te wege gebragt wordt door partyschap, en den invloed van Vrienden, gewonnen door list, door omkooping, en niet zelden door gewelddaadige middelen; en, naa dat de Throon verkreegen is door middelen, weinig beter dan overweldiging, moet de Throonbekleeder daar op beschermd en ondersteund worden, door dezelfde of soortgelyke laage middelen als 'er hem op plaatsten. - Geheel anders is 't gelegen met de Majesteit van den Muscogulge Mico! hy zoekt noch in 't openbaar, noch heimlyk, het Volk, om door 't zelve verheeven te worden in den stand om hun te bevelen, en te heerschen; neen, zyne verheffing is geheel verborgen; even gelyk de Zon opgaat om den aardbodem weldaadig te beschynen, zo komt de Koning als een weldoende Godheid by hun op. Niemand zal u zeggen hoe, en wanneer, hy hun Koning werd, doch hy wordt algemeen erkend, de grootste Persoon onder hun te zyn; hy wordt geägt, bemind en geëerbiedigd, schoon hy even als anderen met hun verkeert, eet, drinkt en danst. Zyne Kleeding is dezelfde als die zyner Medeburgeren, en een Vreemdeling kan 's Konings Wooning niet onderkennen van die der anderen, door eenigen uitwendigen luister; nogthans handelen zy als of hun Mico hun gade sloeg; zelve onzigtbaar zynde. Met één woord, hun Mico schynt by hun de Vertegen- | |
[pagina 240]
| |
woordiger der Voorzienigheid, of van den Grooten Geest, dien zy erkennen dat voorzit in, en invloed heeft op, hunne raadslagen en openbaare bedryven. In persoon zit de Mico dagelyks voor in hunne Raadsvergaderingen op het openbaar plein: en zelfs geldt hier zyn stem, ten aanziene van voorkomende zaaken, niet meer dan die van andere Hoofden of Raadsheeren; hy geeft zyn raadslag, als een der besten en wyssten uit den Stam, niet uit kragte van Koninglyk voorregt. Dan, of tot hunne eindelyke besluiten eenpaarigheid, of alleen meerderheid, van stemmen vereischt wordt, kan ik niet met zekerheid zeggen; doch waarschynlyk treedt de Minderheid volvaardig toe, wanneer 'er eene Meerderheid is. Het werkzaamst gedeelte van des Mico's post bestaat in het Burgerlyk Bewind van de Stad, of Stam; hier heeft hy de magt en 't voorregt, om den Raad zamen te roepen om te handelen over Oorlog en Vrede, over alle openbaare belangen, en onderzoek te doen en te beslissen op klagten en verschillen; doch hy bezit de minste schaduw niet van uitsluitende uitvoerende Magt. Hy ontvangt de eerste bezoeken der Vreemdelingen, geeft gehoor aan de Afgevaardigden met geschenken, en heeft de beschikking over de openbaare Koornschuur. In waardigheid en magt komt den Mico 't naast, de Groot-Veldheer; deeze vertoont, by afweezigheid van den Mico, dien Vorst in den Raad; zyn stem is van 't grootste gewigt in Krygszaaken; zyn magt en gezag is geheel onafhanglyk van den Mico, hoewel, wanneer een Mico op een Krygstocht uitgaat, hy aan 't hoofd des Legers optrekt, en Opper-Veldheer is. 'Er zyn veele Krygshoofden in eene Stad, of Stam, die Capitein, of Aanvoerders, zyn van de Krygsbenden; zy zyn bejaarde Mannen, die in hunne jeugd zich onderscheiden hebben door dapperheid, schranderheid en onvertzaagdheid; deeze oude Krygshoofden maaken, voor geen gering gedeelte, hunne waarlyk agtbaare Raadsvergaderingen uit. In elke Stad, of Stam, is een Hooge-Priester, die verscheide jongere en aankomende Priesters onder zich heeft, door de Blanken Bezweerders, of Tovenaars, genoemd. Deeze Hooge-Priester, of Seer, zit voor in geestlyke zaaken, en is een Persoon van veel beduidenis; hy bezit grooten invloed op den Staat, en bovenal wat den Kryg betreft. De Raad besluit nimmer tot een Krygs- | |
[pagina 241]
| |
tocht tegen den Vyand, zonder zyn medeweeten en toestemming. De Americaansche Indiaanen gelooven, in 't algemeen, dat hun Seer gemeenschap heeft met magtige onzigtbaare Geesten, welke zy veronderstellen deel te hebben in 't bestuur der menschlyke zaaken, zo wel als der Elementen; dat hy den uitslag van een Krygstocht kan voorzeggen; en zyn invloed is zo groot, dat zy dikwyls een Leger hebben doen stil houden en te rug trekken, als het zich, naa een marsch van verscheide honderd mylen, een dagreizens van hunnen vyand af bevondt: in de daad, hunne voorzeggingen hebben veelen versteld doen staan. Zy voorspellen Regen en Droogte, en wenden voor, het naar welgevallen te kunnen doen regenen; zy geneezen kwaalen, toveren, en dryven booze Geesten uit; zelfs maatigen zy zich het vermogen aan, van Donder en Blixem te kunnen bestuuren. Men heeft deeze Indiaanen in geenen deele voor Afgodendienaars te houden, of men moest het blaazen van Tabaksrook na de Zon, en het vreugdebetoon by het verschynen van de Nieuwe MaanGa naar voetnoot(*), dus noemen. Zy zyn zo verre van Afgodery, dat zy geene Beelden hebben, noch eenige Godsdienstige Plegtigheid, zo verre ik heb kunnen ontdekken; maar zy bidden den Grooten Geest, den Schenker en Wegneemer van den adem des leevens, met den diepsten eerbied aan. Zy gelooven in eenen Toekomenden Staat, waar de Geest leeft; zy noemen dien de Wereld der Geesten, waar dezelve verschillende maaten van rust en geluk genieten, naar gelange zy hier op aarde hunne dagen doorbragten: een Man, die in zyn leeven een onvermoeid Jaager geweest is, en ryklyk voor zyn Gezin gezorgd heeft, een moedig en onverschrokken Oorlogsheld, een die regtvaardig leefde, en al het goede deedt wat in zyn vermogen was, zal, huns oordeels, in de Wereld der Geesten, zyn tyd slyten in een warm vermaaklyk Land, waar uitgestrekte en bloemryke Velden zyn, en hooggetopte Bos- | |
[pagina 242]
| |
schen, bewaterd door zuivere Rivieren, vervuld met overvloed van allerlei Wild; alles onder een heldere, onbewolkte, en altoos bedaarde, lugt; in 't kort, een Gewest waar volheid is, en ongestoord vermaak. Onder hun loopen veele vertellingen van schynvertooningen en gezigten der zodanigen huns Volks, die zy voor dood hielden; maar naderhand herleefden, en verhaalen deeden van 't geen zy gezien hadden, welke strekten om hun ter Pligtsbetragting aan te zetten. Vóór dat ik onder de Indiaanen verkeerde, had ik te meermaalen gehoord, dat deeze Volken, wanneer hunne Ouders, door zeer hoogen ouderdom, zwak wierden, en zichzelven niet langer konden helpen, uit medelyden met hunne elenden, hun na de andere Wereld zonden door een slag met den Tomahawk. Zulk eene maate van boosheid en godloosheid kwam my zo ongeloofbaar, onmenschlyk en schriklyk, voor, dat ik met veel bezwaars het besluit nam om 'er onderzoek op te doen. De Kooplieden verzekerden my, dat zy geen voorbeeld wisten van zodanig eene barbaarschheid; doch dat men voorbeelden hadt van het volvoeren eens zo schriklyken bedryfs, op het ernstig verzoek des Slachtoffers. Toen ik my te Mucclasse bevond, begaf ik my, 's morgens vroeg, op de uitnoodiging van den Opperhoofden. By onze aankomst na het openbaar plein; met ons neemende eenige geschenken voor de Indiaansche Opperhoofden. By onze aankomst namen wy plaats in een kring van eerwaardige Mannen, rondsom een vuur, in 't midden van het plein. Andere Burgers kwamen, van tyd tot tyd, toevloeijen; onder deezen werd ik getroffen met eerbiedig ontzag, op het verschynen van een zeer oud Man; het weinige hair, 't welk hy hadt, was wit als sneeuw; hy werd geleid door drie Jongelingen, aan elken arm een, en een agter hem, ter ondersteuning. Op zyne aankomst werd hy welkom gewenscht door den geheelen kring; men maakte voor hem plaats; hy zag 'er zo genoeglyk uit als een Jongeling, schoon steeke blind door de jaaren; hy was het oudste Opperhoofd der geheele Stad, en zy scheenen allen hem te eerbieden. Korten tyd naa dat de Grysaart was gaan zitten, deelde ik myne geschenken uit; aan hem gaf ik een zeer fyne Zakdoek, en een wrong beste Tabak; dit geschenk ging door de handen van een bejaard Opperhoofd, die naast hem zat, en hem vertelde dat het een geschenk | |
[pagina 243]
| |
was van een hunner blanke Broederen, kortlings van Charleston gekomen. Hy ontving het geschenk met een lach op zyn gelaad, en bedankte my; de gunst onmiddelyk beantwoordende met zyn eigen steenen Pyp en Tabakszakje my aan te bieden. Vervolgens sprak hy my aan met een lange reden, welke uitliep op de waarde die hy stelde in de vriendschap der Caroliniaanen. Hy vermeldde, onder anderen, dat zy, toen hy jong was, geen yzeren bylen, potten, messen of snaphaanen, hadden, dat zy hun eigen steenen bylen, aarden potten, steenen messen, boogen en pylen, gebruikten, en dat hy de eerste was, die de goederen der Blanken in zyne Stad bragt; welke hy op zyn rug droeg van Charleston, vyfhonderd mylen te voet; want zy hadden toen nog geen Paarden. De Opperkoopman vertelde my daarop eene byzonderheid, betreffende dien Aartsvader, niet lang geleeden gebeurd. - Op een morgen dat zyne Oppassers hem gebragt hadden by het Raadsvuur, hadt hy, eer hy zich nederzette, het Volk op deeze wyze aangesprooken: - ‘Gy bemint my nog. - Wat kan ik thans doen om uwe oplettenheid te verdienen? Niets. - Ik ben nergens goed toe. - Ik kan niet zien eenig Wild op te jaagen, of te schieten. - Ik weet, ik ben niets dan een last voor u. - Ik heb lang genoeg geleefd. - Laat myn Geest van hier verhuizen. - Ik verlang de Krygshelden van myne jeugd te zien in de Wereld der Geesten. - (Zyn boezem ontblootende) hier, neem den Tomahawk, en tref my!’ - Zy gaven eenstemmig te verstaan: - ‘Wy willen niet - wy kunnen niet - wy begeeren u by ons te houden!’ Wat de Huwelyksplegtigheden der Americaansche Indiaanen betreft, deeze zyn zeer eenvoudig, doch verschillen grootlyks by onderscheide Volken en Stammen. By zommige, die tot de Muscogulge-Verbintenis behooren, heeft men my berigt, dat de Trouwplegtigheid in deezer voege toegaat. Wanneer een Jongman zyn zin gevestigd heeft, en beslooten om te trouwen, neemt hy een riet, van die soort als zy gebruiken tot boomstaaken; met het zelve gaat hy, (naa toestemming van haare Ouders of naaste Bloedverwanten bekomen te hebben,) na het huis van zyne Beminde, vergezeld door zyne Vrienden en Medegenooten, en steekt, in tegenwoordigheid der Bruilostsgasten, dit riet recht overeinde in den grond: kort daar op komt zyne Beminde met een ander riet, 't geen zy | |
[pagina 244]
| |
nevens 't zyne in den grond steekt, en dan zyn ze getrouwd; hierop verwisselen zy de rieten, die weggenomen en ter zyden gelegd worden als openlyke blyken en bewyzen van hunne Egtverbintenis, welke men viert met feesthouden, muzyk en dans. Elk der Bloedverwanten en Vrienden, by deeze Trouwplegtigheid, zo eenvoudig, tegenwoordig, brengen iets toe tot het oprigten der nieuwe Familie. Zo ras het Huwelyk voltrokken is, komen de Inwoonders der Stad zamen, en de Raad beveelt, of vermaant, dat 'er een nieuw Huis zal gebouwd worden voor het jonge Paar. Elk in de Stad leent 'er de hand toe, en het werk wordt in één dag begonnen en voltooid. De hoedanigheden, die eenen Jongman het meest aanpryzen by zyn uitgekooze Meisje, bestaan daar in, dat hy een dapper Krygsheld, of een kundig en wel afgerigt Jaager, is. Zy trouwen alleen voor één enkel Jaar, en, volgens eene oude gewoonte, vernieuwen zy, naa het verloop van dien tyd, het Huwelyk; doch 'er is naauwlyks één enkel voorbeeld, dat zy scheiden, naa Kinderen by elkander verwekt te hebben. En, in dit geval, neemt de Moeder de Kinderen onder haare bescherming, schoon de Vader verpligt is voor derzelver onderhoud, geduurende derzelver minderjaarigheid en 's Moeders Weduwschap, te zorgen. De Muscogulges staan de Veelwyvery in de grootste uitgestrektheid toe: elk Man neemt zo veele Vrouwen als hem behaagt; doch de eerstgekoozene blyft den voorrang behouden, de overige zyn aan haar ondergeschikt. 't Is niet vreemd, dat een aanzienlyk Man onder dit Volk, die reeds zes Vrouwen heeft, een Meisje ziende van acht of negen jaaren, 't welk hem gevalt, als hy kan overeenkomen met haare Ouders of Voogden, haar trouwt, en in die tedere jaaren in zyn huis neemt. Overspel wordt altoos gestraft met 't afsnyden des hairs, de eenige Lichaamsstraffe onder hun; de Dood of Verbanning staat op Moord, Eerloosheid of Diefstal, en mindere misdryven; dan de herhaalde tekens van veragting en belaching zyn zo veelvuldig, dat Eerloosheid doorgaans eindigt in vrywillige Ballingschap. En deeze Uitgeweekenen zyn doorgaans de omzwervende Snoodaarts, die op de grenzen roof en moord pleegen. | |
[pagina 245]
| |
De Muscogulges begraaven hunne dooden in de aarde. Zy graaven een diepe vierkante put, onder de kist, waarin de overledene legt, omheinen het graf met Cypressenhout, en zetten het lyk in eene zittende gestalie, als of het leefde; zy begraaven, nevens hem, zyn Snaphaan, Tomahawk, Pyp, en zodanige andere dingen, waar op hy, by zyn leeven, den meesten prys stelde. Zyne oudste Vrouw heeft de eerste keus uit de dan overgeblevene goederen; het verdere wordt onder zyne andere Vrouwen en Kinderen uitgedeeld. Op eene geheel andere wyze leggen de Chactaws de laatste eere af aan de overledenen. Zo ras iemand gestorven is, rigten zy eene hoogte op, van achttien of twintig voeten, in een bosch, digt by de Stad; op dezelve plaatzen zy het lyk, los overdekt met een kleed; hier blyft het bezogt en beschermd door Vrienden en Bloedverwanten, tot het vleesch zo verre begint te rotten, dat het zich gemaklyk van de beenderen laat scheiden. Lieden, hier toe bestemd, en wier werk het is, haalen het vleesch zeer zuiver van de beenderen, wasschen en zuiveren dezelve; deeze, gedroogd en door de lugt gezuiverd zynde, plaatzen zy in een keurlyk daartoe gewerkt kistje, 't welk weggezet wordt in een Beenderenhuis, in elke Stad ten dien einde gebouwd. Wanneer dit Beenderen-huis vol is, heeft 'er eene staatlyke Begraafenis plaats. De naaste Vrienden of Bloedverwanten der gestorvenen komen, op eenen bestemden dag, by het Beenderen-huis, neemen de kistjes op, en volgen elkander naar rang des Ouderdoms; de naaste Bloedverwanten houden zich ieder by het tot hun behoorend kistje: de menigte volgt agter aan, als één Gezin uitmaakende, met een vereende stem van beurtlings gejuich en geklag: met langzaamen tred gaan zy dus voort tot de algemeene Begraafplaats, waar zy de kistjes nederzetten, zodaniger wyze, dat ze een Pyramide vormenGa naar voetnoot(*); ten laatsten overdekken zy het alles met aarde, waar uit een kegelvormige hoogte ontstaat; Stadwaards in staatlyken trein we- | |
[pagina 246]
| |
dergekeerd, besluiten zy dien dag met een Feest, het Feest der Dooden geheeten. De Chactaws worden door de Kooplieden Platten, of Plat-hoofden, geheeten. Alle de Mannen hebben het vooren agterhoofd zeer plat, door kunst ingedrukt. Het geschiedt op de volgende wyze. - Zo ras een Kind gebooren is, bezorgt de Oppasster een houten toestel, geschikt om het Kind te ontvangen, 't geen 'er op den rug in gelegd wordt; dat gedeelte, waar het hoofd rust, heeft de gedaante van een tichelvorm. In deezen draagbaaren toestel wordt het Kind vastgemaakt, en een zak met zand op het voorhoofd gelegd; deeze veroorzaakt, door eene zagte drukking, van de slaapen des hoofds na boven toe, eenigzins de gedaante van een tichelsteen: door deeze kunstbewerking hebben zy hooge voorhoofden, die schuins agterwaards afloopen. Deeze Lieden zyn zo keurig niet, als de Muscogulges, in het vercieren hunner hoofden, en slordig in 't overige hunner kleeding. Anderzins staan zy bekend voor vernuftig, braaf, stout en onverschrokken, schoon vreedzaam van aart; de Creeks erkennen hun voor dapper. Men wil, dat zy de kundigste en werkzaamste Landbouwers zyn, groote Plantadien en Landgoederen hebben, waar zy, op de wyze der Blanken, veel van hun tyd besteeden in het voortzetten van den Akkerbouw. Te deezer oorzaake zyn hunne Landen algemeen bearbeid, en beter bevolkt dan eenige andere Indiaansche Staat, ons bekend. Het getal hunner Inwoonderen agt men dat het getal van het geheele Muscogulge-Bondgenootschap wyd en verre te boven gaat; schoon hun grondgebied geen vierde van de uitgestrektheid haale van het Muscogulgeesche. Het bleek my uit eigen waarneeming, en de onderrigtingen welke ik bekwam, dat de Americaansche Indiaanen vry redelyke begrippen koesteren wegens de Onsterflykheid der Ziele, en van een Toekomend Leeven in eene Maatschappy: om, derhalven, zedelykheid in te boezemen, en het menschlyk geluk te bevorderen, juichen zy lofwaardige daaden toe, als pryslyk, en noodzaaklyk ten steun van de Burgerlyke Zamenleeving, en het handhaaven van de waardigheid huns Stams, terwyl zy teffens ter verzekering strekken van een gerusten staat in de Wereld der Geesten, naa hun overlyden. 't Is by hun eene algemeen erkende waarheid, dat de Groote Geest alle goeden en braaven begunstigt. | |
[pagina 247]
| |
De Muscogulgeesche Taal wordt in 't geheele Bondgenootschap gesprooken, (schoon 't zelve uit veele Volken bestaat, die elk eene spraak op zichzelven hebben,) als mede by hunne Vrienden, de Natches. Ook zeggen de Muscogulges, dat de Chicasaw- en Chactawsche Taalen slegts byzondere Tongvallen van hunne Taal zyn. Deeze Muscogulgeesche Taal klinkt zeer aangenaam, is zagtstreelend en musicaal: de Letter R wordt in geen woord van dezelve gehoord: de Vrouwen, inzonderheid, hebben eene zo fyne musicaale spraak, dat het geluid eenigzins op 't zingen der Vogelen gelykt: als men ze hoort, en niet ziet, zou men het voor het gesnap van jonge Kinderen houden. De spraak der Mannen is sterker en klinkender; doch niet hard, en nooit spreeken zy als uit de keel. Ik geloof, dat de Letter R niet gebruikt wordt in het vormen van eenig woord, in eenige Taal des Bondgenootschaps. In tegendeel is de Cherokeesche Taal zeer sterk, eenigzins ruw en klinkend, men hoort de Letter R veel maalen: met dit alles mag ze aangenaam en welluidend heeten. Alle de Indiaansche Taalen zyn vol verbloemde spreekwyzen, en redenkunstige figuuren; hunne handen, de buiging van hunne hoofden, hun oogslag, met één woord, elk lid des lichaams spreekt mede, en dient om hunne Aanspraaken welspreekend, overreedend en kragtig, te maaken. |
|