is van de Nabuurvolken, en dat noch de Gouverneurs van Isle de France, of van Bourbon, noch de Bevelhebbers der Fransche Forten, op de Kust van Madagascar, ooit getragt hebben, om in dit gedeelte des Eilands in te dringen. 't Is waar, men onderstondt het onlangs; doch vrugtloos.
Als een ooggetuigen moet ik, nogthans, bekennen, dat, op eene Reis, die ik, in den Jaare MDCCLXX, na het Fort Dauphin deedt, de Heer de moldave, de laatstoverledene Gouverneur, myner nieuwsgierigheid voldoening verschafte, door my, onder zyne Slaaven, eene Slavinne te vertoonen van het Geslacht der Kimos, omtrent dertig jaaren oud, drie voeten en zeven duimen lang. Zy was veel bleeker van kleur dan eenige andere Inwoonders van Madagascar die ik ooit zag; welgemaakt, en hadt geene wangestalte, hoe genaamd, of scheen in haaren groei belemmerd, gelyk de Dwergen, die nu en dan gezien worden, doorgaans zyn. Haare armen waren, in de daad, te lang, naar evenredigheid van haare hoogte, haar hair was kort en wollig; doch haare weezenstrekken waren goed, en geleeken meer op die van een Europeaan, dan van een Africaan. Een natuurlyke lach vertoonde zich op haar gelaad, zy was goedaartig, en scheen in al haar doen te vertoonen, dat zy niet misdeeld was van verstand. Geen zweemzel van Vrouwenborst was aan haar te zien, uitgenomen de tepels: maar dit enkel voorbeeld is niet genoegzaam om eene uitzondering te maaken, zo strydig met de algemeene wet der Natuure. Korten tyd vóór ons vertrek van Madagascar, hadt het verlangen om haare vryheid weder te verkrygen, aangezet door de vrees van na Frankryk overgevoerd te zullen worden, deeze kleine Slavinne aangezet om weg te loopen, en zich in de bosschen te verschuilen.
Over 't geheel geloof ik in 't bestaan van dit klein Geslacht van Menschen, die een Character en Zeden op zichzelven hebben. De Laplanders schynen eene middelsoort uit te maaken, tusschen Menschen van gewoone grootte, en deeze Dwergen. Beiden bewoonen zy de koudste Landen, en de hoogste Bergen der Aarde. Die van Madagascar, op welken deeze Kimos zich onthouden, zyn tusschen de zestien en zeventien honderd vademen boven de oppervlakte der Zee verheeven. De Planten en Kruiden, die op deeze hoogten groeijen, zyn natuurlyk klein.