Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 224]
| |||||||||||
Van de Mannetjes By.De Mannetjes By is veel grooter dan de Werkbyen; hy is zelfs grooter dan de Koningin, schoon niet zo lang als zy, wanneer zy geheel met Eitjes bezwangerd gaat; hy is veel dikker dan beiden, doch niet langer in dezelfde evenredigheid; het agterlyf loopt niet uit in eene zo scherpe punt, en de opening tusschen de twee laatste schaalen van den rug en buik is breeder, en loopt verder onder den buik, dan by het Wyfje. Zyn Tong is veel korter dan die van de Werkby, 't geen my doet vermoeden, dat hy zyn eigen Honig niet verzamelt, maar zich bedient van die anderen t'huis brengen. In dit vermoeden vind ik my versterkt, daar wy de Mannetjes nooit buiten vinden, op de bloemen zweevende; alleen vliegen zy, by heet weêr, rondsom de Korven, als 't ware om een lugtje te scheppen. By eene andere soort van Byen, waar het Mannetje zyn eigen voedzel verzamelt, heeft het een Tong zo lang als het Wyfje. Uit dit alles dunkt het my redelyk, te veronderstellen, dat de Mannetjes By in de Korf het voedzel neemt. Hy heeft geen Angel. Ik geloof, dat de Mannetjes laater gebroed worden dan de Werkbyen. Dewyl zy alleen voortgebragt worden om met de Korf afgedaan te hebben, verschynen zy zo vroeg niet; want in de maand April doodde ik een Korf, waarin ik Byewormen en Popjes vond; doch onder de laatstgemelde geen Mannetjes: de Byewormen waren te klein om 'er dus eene naspeuring op te werk te stellen; doch op den 20 van Mey ontdekten wy Mannetjes; zy zyn allen bykans van dezelfde grootte. In de maand Augustus, waarschynlyk omtrent het laatste gedeelte, mogen wy veronderstellen dat zy de Koningin bezwangeren voor het volgend jaar, en op 't einde van die maand, en het begin van September, sterven | |||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||
sy, en schynt hun einde, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, door de Werkbyen verhaast te worden. In den Jaare MDCCXCI zag ik reeds zo vroeg, als den 19 van Juny, de Werkbyen bezig met het dooden van de Mannetjes van een Korf, of liever van een Zwerm, die nog niet was weggevloogen, maar tot wegvliegen gereed hing; dit, egter, liep buiten den gewoonen koers. De Mannetjes schynen bezef te hebben van het lot, 't welk hun dreigt: want zy gaan, zo ras mogelyk, de Korf in en uit, schynbaar met oogmerk om de Werkbyen te ontwyken. Wy vinden ook met de daad, dat zy aangevallen worden door de Werkbyen, die hun folteren met haare nypers, en, wanneer zy zodanig vermoeid en afgemat zyn, door de poogingen welke zy ter ontkoming in 't werk stellen, dat zy niet langer kunnen vliegen, worden zy op den grond gesmeeten, om daar te sterven. Dat dit het eindelyk lot is van ieder Mannetjes By, kan gereedlyk daar uit worden opgemaakt, door het naagaan van elke By in de Korf, wanneer men die om de Honig uitrooit, 't geen naa dit Saisoen geschiedt; alsdan vindt men 'er geen Mannetje in. - Bonnet veronderstelt, dat zy hun eigen dood sterven: dewyl hy ze nimmer gewond vondt. In den Winter heb ik verscheide Korven gedood, eenige zo laat als in April, en op zodanig een wyze, dat ik alle Byen bewaarde, en, naa ze alle naauwkeurig bezien te hebben, ontdekte ik nimmer eenig Mannetje, van welk eene soort ook: schoon men beweerd hebbe, dat 'er Mannetjes van tweeerlei grootte zyn, en dat de kleinste, den Winter over, bewaard worden, om de Koningin te bevrugten. | |||||||||||
Van de Werkby.Deeze Classis, want men kan dezelve geene Sexe heeten, is de talrykste van alle in de geheele Maatschappy; 'er zyn duizenden van Werkbyen tegen ééne Koningin, en waarschynlyk eenige honderden tegen één Mannetje. Men heeft grond om te veronderstellen, dat zy de eenige Byen zyn die de geheele Korf vervaardigen; en dat de Koningin niets anders te doen hebbe dan Eitjes te leggen: zy zyn de eenige Byen die de bouwstoffe aanvoeren; de eenige die wy, buiten, werkzaam vinden; en, in de daad, elk ander denkbeeld is belachlyk, wanneer wy | |||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||
de ongelykheid, in getal in aanmerking neemen, zo wel als de bezigheid der overigen, terwyl de Werkby niets heeft, 't welk haare aandagt van de bezigheid voor het Gezin aftrekt. Zy zyn kleinder dan de Koningin en de Mannetjes; niet alle van dezelfde grootte, schoon het verschil niet veel betekent. De Koningin en de Werkbyen gelyken zo veel op elkander, dat de laatstgemelden Wyfjes van een kleinder maakzel schynen; schoon dit onderscheid niet zo merkbaar is in 't begin des Winters, als in de Lente, wanneer de Koningin met Eitjes is opgevuld. Zy zyn alle Wyfjes van aart, en hebben vrouwlyke deelen, die zeer klein zyn, en ligt over 't hoofd zouden gezien worden door iemand, die de deelen van de Koningin niet zeer wel kent: dit is waargenomen door den Heer riem. In de daad, iemand zou veelligt veronderstellen, dat zy alleen jonge Koninginnen waren, en in zekeren ouderdom Koninginnen wierden. Doch dit, weeten wy, is het geval niet. Alle de Werkbyen hebben een Angel, eene andere byzonderheid, waarin zy op de Koningin gelyken. Voorzien zynde van een werktuig ter beschadiging en verdediging, hebben zy ook aandoeningen om 't zelve te gebruiken, en voelen zich zeer ligt getergd: ja zo, dat zy aanvallen wanneer zy niet getergd worden, en zulks alleen vermoeden: wanneer zy een aanval waagen, steeken zy altoos, terwyl nogthans de byzonderheid, dat zy niet in staat zyn om den Angel los te maaken, ligt zou doen vermoeden, dat zy meer omzigtigheids zouden aanwenden in het gebruik deezes wapentuigs. Wanneer zy elkander aanvallen, bedienen zy 'er zich zelden van, en bezigen alleen haare nypers: nogthans zag ik eens twee Byen vegten, en de een de ander in den mond, of daar omtrent, steeken; de Angel was getrokken uit het lyf van die stak, en de gestookene vloog 'er schielyk mede weg; doch ik kon die By niet vangen, om te zien hoe het met den Angel gesteld was. De Werkbyen zyn de Verzamelaars van Honig, en van veel meer Honigs, dan zy ten onmiddelyken gebruike, of in het toekomende, noodig hebben; haar Tong is zeer geschikt tot dat werk, veel langer dan die der Koninginne of der Mannetjes, en bekwaam om de Honig te haalen uit de bloemen tot een verbaazende diepte. | |||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||
Het aantal der Werkbyen, in eene Korf, is zeer ongelyk.
| |||||||||||
Van de Deelen, die tot de Voeding der Byen behooren.Dieren, die enkel voedzel voor zich zelven nuttigen, of wier ter voeding dienende deelen enkel tot eigen voedzel strekken, hebben ze alleen tot dat einde geschikt: doch in veele zyn deeze werktuigen bestemd tot meer einden, gelyk in de Duif, en ook in de By. In deeze laatstgemelde worden eenige deelen gebruikt als eene bewaarplaats voor een tyd, bevattende en 't geen vereischt wordt tot de daadlyke voeding van het Diertje, en ook wat bewaard moet worden voor een volgenden dag, in de boven beschreevene Cellen; dit laatste wordt daarom weder opgeworpen, of opgegeeven. Naardemaal het de Werkbyen alleen zyn die dit verrigten, zouden wy veelligt tot de gedagten komen, dat deeze bewaarplaats alleen tot deezen behoort: maar men treft dezelve aan by de Koningin en de Mannetjes, by de gewoone Honig-By, en, zo ik geloof, by alle de Byensoorten. Naardemaal de By een opmerkenswaardig voorbeeld oplevert van wederopwerping, is het noodig, de deelen, tot die werking behoorende, en welke ook betrekking hebben tot de spysverteering, wel in opmerking te neemen. Herkauwende Dieren mogen onder de Dieren geteld worden die de spys weder opgeeven; doch by deezen geschiedt het tot voeding der Jongen. Kraaijen maaken van hunne kaaken een soort van krop, waaruit zy het voedzel te rug brengen als zy hunne Jongen spyzigen; doch het is alleropmerkelykst in het Duivengeslacht, die eerst de krop vullen, en dan de spys in den bek der Jongen uitwerpen. De By heeft dit vermogen in een hoogen trap: niet egter om de Jongen te voeden; maar om den t'huis gebragten voorraad op te leggen. | |||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||
In geen der bovengemelde, de spys weder opgeevende, Dieren, zyn de vergaderplaatzen, het voedzel behelzende, de onmiddelyke werktuigen ter spysverteeringe; ook blykt niet, dat de vergaderplaats voor de Honig de Maag der Bye is. De Tong van de By is de eerste der tot voeding dienende werktuigen, welke onze oplettenheid verdient. Die Tong is van een zonderling maakzel, en waarschynlyk de grootste Tong van eenig Dier, 't welk wy kennen, naar evenredigheid van de grootte. Dezelve mag gezegd worden, ten aanziene der lengte, uit drie deelen te bestaan; hebbende drie geledingen. Een, de geleding aan het hoofd gehegt, is in eenige opzigten gelyk aan onze Larynx. Dan volgt het lichaam der Tonge, zamengesteld uit twee deelen; een eene soort van grondstuk, waar aan het ander, of de waare Tong, gehegt is. Dit eerste gedeelte is meestal van eene hoornagtige zelfstandigheid, in welke men een sleuf vindt, en gehegt aan de Larynx: aan 't einde hier van komt de waare Tong met de verscheide deelen. Deeze twee deelen der Tonge zyn, als 't ware, aan de zyden omgeeven door twee hoornagtige schaalen, een aan elken kant, hol aan de zyde naast de Tong: de eene zyde is dikker dan de andere, en zy strekken zich zo verre niet uit, als de andere deelen. Ieder van deeze schaalen bestaat uit twee deelen, in de lengte met elkander vereenigd: de eerste is geledigd met het algemeene grondstuk, of Larynx, by de geleding van het eerste gedeelte der Tonge, en sluit ter zyde het tweede gedeelte van de Tong in, zo verre voorwaards uitsteekende als de derde geleding; op het einde hier van is gehegt de tweede schaal, in welke de holle sleuf, die de Tong ter zyde insluit, voortgaat. Dit loopt in een punt uit. Deeze schaalen hebben aan den kant eenige hairen. Aan het einde van het tweede gedeelte is de waare Tong geplaatst, hebbende twee zyddeelen, of uitstekken, aan ieder kant, het een binnen het ander: het buitenste is het grootste, en eenigzins gelykende naar de voorgemelde schaalen. Dit is zamengesteld uit vier deelen, of liever uit één lang deel, waarin de drie kleindere ingelyfd zyn; eene beweeging op zichzelve hebbende. Het eerste, waarop de andere rusten, is vastgehegt aan de zyden van de Tong, aan het grondstuk of het einde van | |||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||
het laatst beschreevene gedeelte der Tonge; dit is met hairen aan den kant. Een weinig verder voorwaards, aan de kanten der Tonge, zyn twee kleine en fyne uitstekken, zo klein en fyn, dat ze naauwlyks met het ongewapend oog ontdekt kunnen worden. Het middelste gedeelte van alle, waarvan de zyddeelen alleen byhangzels zyn, is de weezenlyke Tong. Dezelve is iets langer, dan eenige van de voorgemelde zyddeelen; en niet hoornagtig, gelyk de andere deelen, maar mag vleeschägtig heeten; zagt en buigzaam zynde. Dezelve is zamengesteld uit korte geledingen, die waarschynlyk zo veele spieren zyn: want zy kunnen zich in allerlei rigtingen beweegen. De Tong zelve is zeer hairagtig, hebbende eenige lange hairen aan het uiteinde, die, naar myn begrip, als hairbuisjes werken. Deeze geheele toestel kan in een zeer klein bestek worden opgerold, onder het hoofd en den hals. De Larynx valt te rug in den hals, 't welk het uiteinde, of het eerste gedeelte, van de Tong, binnen den bovenlip, of agter de twee tanden, brengt; dan wordt het geheel, of tweede gedeelte, 't wolk uit vyf deelen bestaat, onder dit eerste gedeelte nedergeboogen, en de twee laatste schaalen vallen over het geheel: in dier voege, dat de weezenlyke Tong ter zyde omslooten is door de twee tweede hoornagtige zelfstandigheden, en over het geheel liggen de twee eerste. De OEsophagus begint by alle Insecten, van deeze soort, aan den wortel van de Tong, gelyk in andere Dieren, van vooren bedekt door een hoornagtig bekleedzel, 't welk aan 't hoofd eindigt, en de bovenlip genaamd mag worden, of het verhemelzel van den mond. Dezelve gaat door den Hals en het Schild, en, in den Buik komende, verwydt dezelve zich in een dunnen doorschynenden zak, welke alles, wat doorgezwolgen wordt, ontvangt. Van hier wordt het voedzel (welk het zy) of verder na de Maag gevoerd ter verteeringe, of wordt tot andere einden weder opgeworpen. - Om my hier van eenigermaate te verzekeren in leevende Byen, ving ik dezelve, als zy 's morgens vroeg uitgingen, en bevond dien zak geheel ledig: eenigen tyd daar naa, weder t'huis komenden opvangende, vond ik den zak geheel vol Honig; by eenige was dezelve tot in de Maag. Nu veronderstel ik, dat, het geen in de krop was, diende om weder uitgeworpen te worden, en daar zy waarschynlyk den nagt | |||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||
over gevast hadden, was een gedeelte ter voeding verder gegaan. Op welken tyd men ook deeze vergaderplaats opene, nimmer is het daar opgelegde veranderd, geen schyn altoos, dat 'er verteering plaats gehad hebbe; het is zuivere Honig. Uit dien zak kan het daar vergaderde beide wegen heen: of nederwaards na de Maag, ten onmiddelyken gebruike van de By zelve, of te rugge om uitgeworpen te worden, om vervolgens tot spyze te dienen. De Maag vindt men aan 't beneden einde, en een weinig ter rechter zyde van deezen zak. Deeze nadert de Maag niet allengskens, en is de uitgang geen rechtstreeksche doortocht; maar in het midden van een uitsteekzel, 't welk op zekere hoogte in den zak schiet, dikst aan het uitsteekendst gedeelte, met een zeer kleine opening in het midden, van een byzonder maakzel. Dit binnenwaards uitsteekend deel kan gemaklyk gezien worden door de bekleedzels van den zak, inzonderheid als dezelve vol Honig is. De Maag begint onmiddelyk aan de buitenzyde van den vergaderbak, en het zelfde gedeelte, 't welk daarin schiet, loopt eenigzins in de Maag voort; doch schynt aan dit einde van geen byzonder maakzel, en daarom is het alleen geschikt om de wederuitstorting in den vergaderzak te voorkomen; dewyl zulks Honig zou spillen. - De zamenstelling deezer deelen is wonder ten gebruike geschiktwant het einde, zich in den vergaderbak uitstrekkende, belet, dat 'er eenige Honig in de Maag kome, dewyl het werkt als een klapvlies: weshalven, wat 'er in komt, geschieden moet door werking van dit deel. De Maag heeft zeer veel, in voorkomen, van een darm, bovenal daar dezelve uit den vergaderbak komt. Dezelve loopt bykans rechtstreeks nederwaards in 't midden van den buik. De binnen oppervlakte wordt merkelyk vergroot, door kringswyze klapvliesjes, of spiraale kreuken, te hebben: deeze kan men door de buitenste bekleedzels heen zien. In dit gedeelte ondergaat het voedzel de verandering. Waar de Maag eindigt, valt niet gemaklyk te bepaalen: dan welhaast begint dezelve zich in omwendingen te verliezen, en smaller te worden. Het Ingewand maakt twee of drie onderscheide knotten uit, waarin het Gedarmte, de Lever, en waarschynlyk het Alvleesch; en loopt eindelyk rechtstreeks na het achterlyf. Hier kan het zich zeer wyd uitzetten, en een | |||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||
aanmerkelyken voorraad van drekstoffe bevatten; dan vernaauwt het weder, en heeft eene opening onder den achtersten rand van de laatste rugschaal, boven den Angel in het Wyfje en de Werkbyen, en de Roede in het Mannetje. | |||||||||||
Van de Zintuigen der Byen.Vast gaat het, dat de Byen vyf Zinnen hebben. Aan 't Gezigt noch Gevoel kan niemand twyfelen; en 'er is alle reden om te beweeren, dat het deeze Diertjes aan Smaak, Reuk en Gehoor niet ontbreekt. De Smaak is buiten geschil; van de Reuk zyn geene zo uitmaakende bewyzen voor handen, egter meen ik, uit waarneeming, te mogen besluiten, dat zy vry sterke bewyzen van Reuk gegeeven hebben. Wanneer de Byen hongerig zyn, gelyk het geval is van een nieuwe Zwerm, by nat weêr, en men dezelve in een glazen Korf heeft, waar door men ze kan waarneemen, zal, zo ras men eenige Honig op den grond plaatst, de geheele Zwerm in beweeging komen: zy alle schynen op de Reuk af te gaan: zelfs indien zy zwak zyn, en naauwlyks kunnen kruipen, zullen zy den snuit zo verre mogelyk uitrekken, om 'er by te komen, schoon het licht zeer zwak zy. Dit laatste schynt meer van Reuk dan van Gezigt te ontstaan. Indien eenige Byen in een Korf worden los gelaaten, en niet weeten uit welk een Korf zy kwamen, zullen zy gaan zitten aan den buitenkant van een Korf, of Korven; inzonderheid als de avond valt: of zulks hervoort komt uit den Reuk der Korven, of het Geluid 't welk zy hooren, kan ik niet wel bepaalen.
('t Vervolg en Slot hierna.) |
|