Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Redenvoering, over het oogmerk der openbaare prediking, en het middel om 't zelve te bereiken. Door John Scotland, Leeraar te Linlithgow.En voorts, dewyl de Prediker wys geweest is, zo leerd hy het Volk nog Weetenschap. Prediker XII: 9. (Vervolg en Slot van bl. 95.)
Schoon het, naa alle onze poogingen om onze Prediking nuttig te maaken, de Godlyke invloed alleen is die 'er waarlyk klem aan konne byzetten; kunnen wy zulks alleen verwagten in evenredigheid van de geschikte middelen, welke wy aanwenden. En schoon het ons, by het gebruiken der geschiktste middelen, dikwyls misse, om de hardnekkige Zondaars te regt te brengen, ja hunne verontwaardiging verwekken, hun berispinge gaande maaken, is dit zelfs een bewys van een aanmerkelyk slaagen. 't Is een bewys, dat wy hun Geweeten getroffen hebben. Het Geweeten te treffen zal zeker een schok geeven, ten minsten aan de zegepraalende beledigingen van de ondeugd, die met ongedekten aangezigte wandelt. En hoewel een verwytend Geweeten, door den invloed van bedorven Zelfliefde, moge zoeken om de blaam van zich af te weeren, en het te wyten aan het werktuig dat de knaaging opwekte, zal nogthans, schoon de pooging gedwongen en onopregt zy, dezelve niet vergezeld gaan met voldoening, en de waarheid zal in 't einde ten vollen zegepraalen. De woorden der Wyzen zyn gelyk prikkelen, en gelyk diep ingeslaagen nagelen. De behoedzaamheid, noodig om onze Prediking vry te waanen van alle strekking om te verbitteren, terwyl dezelve kragtig blyve om te overtuigen, is alleen nog een zwaarder proeve van de Wysheid en Bekwaamheid des Leeraars. Maar is het dus, vraagt men misschien, dat wy aan de eischen der Welspreekenheid kunnen voldoen? Is het | |
[pagina 130]
| |
op deeze wys, dat wy de driften, de groote dryfveeren van werkzaamheid, kunnen opwekken en in beweeging brengen? Algemeene denkbeelden zyn, denkt men veelligt, best geschikt om verwondering, schrik, en alle de groote driften, op te wekken; dewyl, deeze denkbeelden meer of min duister en onzeker zynde, de ziel, in eenen staat van onzekerheid, nooit naalaat, wanneer de denkbeelden anderzins van eenen treffenden aart zyn, de verbeelding werk te verschaffen om het groote en ontzagwekkende op te zoeken. Eene klaare en zekere bevatting van een voorwerp, in tegendeel, leidt ons op om 't zelve op ons gemak en gemeenzaam te beschouwen, en laat de ziel, by gevolge, in eenen staat al te bedaard, al te zeer meester van zichzelve, om de onbeperkte vlugt der verbeeldingskragt, en de geweldige beroeringen van drift, toe te laaten. - Dan moeten wy, te deezer oorzaake, zeggen, dat byzondere of bepaaldere Beschouwingen niet vatbaar zyn voor Welspreekenheid? Laat ons hier eene gepaste onderscheiding maaken. Wanneer de ziel enkel verrukt moet worden door het wonderbaare, of getroffen door het verbaazende, wordt 'er duisterheid vereischt. Maar, wanneer de aandoening der ziele een hooger doeleinde heeft, wanneer het oogmerk is om invloed op het gedrag te hebben, dan zal, hoe onderscheidener en bepaalder het voorwerp is, ook de ziel te klaarder den grond, waar zy zich bevindt, ontdekken: en als dezelve, met te grooter zekerheid van niet mis te zullen tasten, zich aan 't werk begeeft, zal zy het met te meer voldoenings en yvers verrigten, vol verzekering van een goeden uitslag. Dezelve heeft, in dit geval, eene bedoeling en beweegreden, die in 't andere ontbreekt. Dit, derhalven, is het geval, alleen geschikt om te overtuigen. In de daad, wanneer iemand moet overgehaald worden tot eenige groote onderneeming die buiten hemzelven omloopt, dat wil zeggen, die vreemd is van de regeling van zyn eigen hart, zullen algemeene Beschouwingen niet alleen de geschiktste, maar de alleen bevoegde, zyn, te dier gelegenheid: naardemaal die vuurigheid van geest, welke tot zodanig eene onderneeming aanzet, en noodig kan weezen om dezelve te volvoeren, gestuit kan worden door agt te slaan op kleinigheden; maar stand houdt door wyduitgestrekte en veelbevattende bedoelingen. - Anders is het gelegen met de bestuuring van den inwendigen Mensch: | |
[pagina 131]
| |
want, terwyl de ziel zich omtrent gewigtige voorwerpen buitenwaards uitbreidt, zamelt zy de kragten in een punt byeen, als het voorwerpen, in eigen boezem t'huis hoorende, betreft. En heeft men den prikkel, tot werkzaamheid gebragt door dit inwendige bedryf, niet als gering of kragtloos aan te merken. Men beroept zich op het Geweeten; en de zedelyke gevoeligheid van het Geweeten, die in haar bedryf de werking der Driften insluit, is nog, afzonderlyk aangemerkt, een veel zekerder en bestendiger, zo wel als waardiger, beginzel van werkzaamheid dan de Driften alleen. Om nu indruk te maaken op het Geweeten, worden twee omstandigheden vereischt; dat het denkbeeld, aan den geest voorgesteld, klaar en bepaald zy, en dat het door iets daadlyks ondersteund worde. 't Zyn byzonderheden alleen, die bepaald, en daarom geschikt, zyn, om den vereischten indruk te maaken. Zelfs dan, wanneer tot de verbeelding alleen gesprooken wordt, zonder verwarring te verwekken, geschiedt het met den besten uitslag door byzonderheden. 't Zyn Bloemen in 't algemeen niet, maar de Lelien des velds, die best geschikt zyn om de ziel met een gevoel van de zorgdraagende Voorzienigheid te vervullen; 't is geen groot Koning, maar salomo, wiens heerlykheid, by vergelyking, naauwkeurig kan onderscheiden wordenGa naar voetnoot(*). Zelfs in werken van verbeelding, waarin de Schryver alleen ten oogmerk heeft te behaagen, vindt hy het menigwerf noodig, om zyn doel te beschieten, tot byzonderheden af te daalen. De rede is in alle gevallen dezelfde. Wy hebben een klaarder en leevendiger begrip van byzonderheden, dan wy van algemeenheden kunnen hebben. Maar de Welspreekenheid van den Predikstoel heeft eene hoogere bedoeling, dan enkel de bevatting te hulp te komen. Haar oogmerk is het hart te winnen, om het Gedrag te regelen, en het Character te vormen. Maar dit kan alleen geschieden door daaden aan 't Geweeten voor te houden; en wel daaden, weezenlyk bestaande in de Persoonen, tot welken wy ons vervoegen. Wanneer het onmiddelyk doelwit van een Vertoog is om te vermaaken, is het oogmerk des Spreekers bereikt, als hy de aandoeningen van verwondering, medelyden, genoegen, of afschrik, gaande maakt, en, om dit te bewerken, mag de | |
[pagina 132]
| |
verbeelding het geheele veld inneemen, en heeft geene perken, dan die van waarschynlykheid. Maar, wanneer het onmiddelyk oogmerk eener Leerreden is, het regelen van gedrag en wandel, dan moet de verbeelding plaats ruimen voor het weezenlyke. Het is geen verondersteld geval, maar iets 't geen daadlyk bestaat, waar op de Spreeker doelt: en verbeelding strekt zich niet wyder uit dan in kragt te geeven, aan een voorwerp, gezien en gevoeld als met de daad bestaande, of 't geen wy begrypen dat bestaan kan. Wy mogen voor een tyd van een voorwerp als een verciering niet bewust zyn, zelfs wanneer het een verciering is; maar op het oogenblik dat wy het weeten, zal de verbeelding aangedaan worden; doch overtuiging neemt een einde. Hoe bepaalder nu het voorwerp is, des te sterker, des te meer voldaan, is onze bewustheid van de weezenlykheid; en hoe sterker onze bewustheid van de weezenlykheid is, hoe meer kragts ter overtuiging daar in steeke. - Het levert geene uitzondering op, dat, in een werk van loutere verbeelding, een verdicht geval, zo juist gelykende met het weezenlyk geval van den Toehoorder, kan getroffen weezen, dat zulks zyn Geweeten treft; en hy, schoon hy naderhand bemerke, dat het een verdicht geval ware, nogthans, door de bewustheid dat het hem zo juist trof, zich door dien indruk laat bestuuren om 'er zyn gedrag vervolgens naar te schikken. Een ieder bemerkt duidelyk, dat het daadlyk bestaand geval, niet de verciering, de oorzaak is der veranderinge; de verciering is niet meer dan eene gelegenheid om het weezenlyke te zyner kennisse te brengen. De groote zaak, ter overtuiginge noodig, bestaat hierin, dat, te midden van de speeling der verbeelding en der driften, het hart zyn eigen byzonder belang in het vertoond geval niet uit het ooge verlieze. - Met één woord, het is het doel der Welspreekenheid niet alleen om de kragten ter Deugd in de ziel op te wekken; maar aan dezelve een voorwerp te verschaffen, en tot werkzaamheid aan te zetten; en hoe beter wy het voorwerp kunnen onderscheiden als tot ons zelven behoorende, hoe dieper indruk het maake op 't gemoed. Het moge de verbeelding niet ontvlammen, het treft het Geweeten. En wat is Welspreekenheid, indien dit dien naam niet mag draagenGa naar voetnoot(*)? | |
[pagina 133]
| |
Naa dit alles moet men toestaan, dat, om de oogmerken der Welspreekenheid te bereiken, algemeene en byzondere Beschouwingen behooren zamengevoegd te worden. Byzondere Beschouwingen geeven kragt aan eene Leerreden, en zyn de rechtstreeksche wegen ter overtuiging. Een voegelyk mengzel van algemeene Beschouwingen schenkt een uitgebreidheid aan byzondere gevoelens, spreidt een glans op het pad der overtuiging, en doet ons 't zelve met genoegen bewandelen. Ja meer; zodanige algemeene Beschouwingen, als dienen om de driften in beweeging te brengen, kunnen, door de ziel gereeder vatbaar te maaken voor indruk, zeer gunstig medewerken tot het wel doen slaagen der byzondere BeschouwingenGa naar voetnoot(*). En nog gunstiger uitslag kan men verwagten door het bybrengen van beweeglyke gevallen, die de eigenliefde niet rechtstreeks aantasten, en daar door het zelfbedrog te leurstellen, en teffens eene natuurlyke toepassing hebben op 't geval voorhanden. Getuigen, nathan's gelykenis by david. Maar al de verdienste van algemeene Beschouwingen ligt daar in, dat zy dienstbaar zyn aan de byzondere, of tot een voertuig strekken om ze met meer kragts op het hart aan te drin- | |
[pagina 134]
| |
gen. Buiten deeze mededienstbaarheid, moge de Toehoorder vermaakt, en de Prediker gepreezen, worden; terwyl de belangen van zelfbedrog alleen te meer sterkte verkrygen, door dien de mensch zyne liefde tot de Deugd, en haat tegen de Ondeugd, opgewekt door de algemeene aanpryzing van deeze en veragting van geene, voor eene deugdzaame gesteltenisse zelve verkeerdlyk opvat. Behalven dat het Characterschetzend Prediken de beste weg is om de Menschen hunnen Pligt te leeren, bestaat een der grootste voordeelen, aan die leerwyze vast, daarin, dat dezelve hun behoedt voor de begogelingen der Geestdryverye. Gelyk alle dwaaling in algemeenheden gelegen is, zo zyn algemeenheden, min of meer duister zynde, altoos vrugtbaar in dwaaling te teelen. Dit gaat byzonder door ten opzigte van Geestdryvery, die zich altoos aan algemeenheden houdt, en tot welker werkingen eene groote maate van duisterheid altoos noodwendig vereischt wordt. De verbeeldingskragt wordt ontstooken door zekere geliefde uitdrukkingen, of door zekere op geen reden steunende indrukken, onmiddelyk in de ziel gevormd. Deeze spreekwyzen, klanken en indrukken, hebben geene bepaalde meening; op dezelve worden, nogthans, zekere duistere onbepaalde denkbeelden gevormd, welke dienen om de werking der verbeelding te onderschraagen, en hoe minder onderscheiden deeze denkbeelden zyn, hoe sterker de verbeelding wordt aangevuurd. Terwyl dus het oordeel slaapt, is de verbeeldingskragt wakker, en de Menschen leeven in eene wereld van hun eigen maakzel. Doch eene klaare bevatting der dingen doet de begogeling verdwynen; de zwervingen der verbeeldingskragt houden op; het Hart wordt alleen door het Verstand getroffen, en de Mensch niet verder bewoogen, dan de weezenlyke kennis van het onderwerp hem brengt. Dit is, derhalven, een byzonder voordeel. Characterkundig Prediken is het beste behoedmiddel tegen den invloed van een geest, die het verstand benevelt, ons begrip van goed en kwaad verwart, en de beste aandoeningen onzer natuure bederft. - Om kort te gaan, Characterkundig Prediken is, in dit, en in alle opzigten, het groot middel, om, onder den zegen van god, aan den zuiveren en onbevlekten Godsdienst de onverdeiflyke eere weder te geeven. | |
[pagina 135]
| |
Ik moet van dit onderwerp, de wyze om het Oogmerk der Prediking te bereiken betreffende, niet afftappen, zonder daar by te voegen, dat het ons niet alleen zal passen te letten, niet alleen op de hoedanigheid der Gevoelens, welke wy omhelzen; maar ook op de wyze van dezelve over te leveren. De wyze, om ze over te leveren, moet ongetwyfeld veranderen volgens den byzonderen aart der Gevoelens, en volgens de gemoedsgesteltenisse der Toehoorderen. Maar, te midden van alle zodanige verscheidenheden, is 'er eene zaak, welke wy gestadig in 't oog moeten houden: naamlyk, dat onze Leerwyze, (ik spreek voornaamlyk van den styl, niet enkel van de wyze van voordragt,) eenvoudig zy, en natuurlyk. Klaarheid, vereenigd met beknoptheid, een hoofdvereischte in een goed opstel, is het uitwerkzel van waare eenvoudigheid. Dan, 't geen van het hoogste aanbelang is, eenvoudigheid schynt in een weezenlyk verband te staan met de kragt der overtuiging. Het moge een veel gewaagd begrip zyn, doch ik heb het lang gekoesterd, dat, ware onze smaak tot eene manlyke sterkte gekomen, een groot gedeelte, van 't geen men fraaiheden en cieraaden noemt, voor kinderagtigheden zouden gehouden worden, slegt geschikt ter bereiking van het doelwit der Welspreekenheid op den Predikstoel. Dezelve behaagen. Maar dringen zy door tot de hartsgenegenheden? Werken zy tot overtuiging op het hart? Misschien zyn ze te verder daarvan verwyderd, om dat zy ons behaagen. Zy geeven aan den geest eene vrolykheid van uitspanning. Doch daar belangryke en vermaakende Beschouwingen twee zeer onderscheide zaaken zyn, zo zal de ernstige en bedagtzaame gesteltenisse van ziel, welke aan de bezigheid deezer plaatze voegt, en die, welke voor vermaak geschikt is, wyd van elkander verschillen. Indien een verstandig Toehoorder, doordrongen van het onderwerp, gereed is om de figuuren der Redenkunste, door den Redenaar gebruikt, als voor uit te loopen, verschaft zulks een goed kenmerk om derzelver wettig gebruik te bepaalen; een gebruik, nooit wettig te rekenen, dan wanneer wy ophouden dezelve als cieraaden aan te zien, en derzelver kragt alleen gevoelen, als middelen ter overtuiging. - Ik staa toe, dat zomwylen, schoon niet zo dikwyls als men 't zich verbeeldt, juiste en leevendige figuuren der Redenkunste een onderwerp in een klaarder en sterker dag kunnen zetten, | |
[pagina 136]
| |
dan een eenvoudiger wyze van voordragt; en dan zyn ze gepast, vermids zy tot het groot Oogmerk, de overtuiging, medewerken. Maar, indien zy alleen dienen om te schitteren, moeten zy, als beneden de waardigheid van de Welspreekenheid des Predikstoels, verworpen worden. Met één woord, de styl, op den Christenleerstoel gebezigd, kan, mits dezelve niet te kragtloos en te kruipend zy, nooit te eenvoudig weezen. Dit kunnen wy, op 't Oogmerk der Prediking lettende, niet te zeer in 't oog houden. De Geschiedenis van Joseph, en diens Broederen, in het Boek genesis, toont, dat een beeldtenis natuurlyker aan den geest kan worden voorgesteld, en, buiten alle tegenspraak, een dieper indruk op het hart maaken, in een eenvoudige taal begreepen, dan wanneer 't zelve opgesmukt te voorschyn treedt. Het eenvoudige, het hartroerende, en het verheevene, staat in eene natuurlyke verbintenis met elkander. Eenvoudigheid heeft eene verdere aanpryzing. Het is eene oude en steeds herhaalde klagte, dat de Menschen zich dikwyls enkel door woorden en klanken laaten inneemen. Onder dit dekkleed heeft men soms schadelyke gevoelens ingeboezemd, en, niet zeldzaam, dingen, die weinig, en misschien niets, in 't geheel beduiden. Het geneesmiddel tegen dit kwaad bestaat hier in, dat wy, door een natuurlyke voordragt, zonder kunstkleuring, de stoffe onzer Leerredenen het uitsteekendst gedeelte doen zyn. Waare Welspreekenheid vordert, dat de Redenaar de uitdrukkingen naar het onderwerp schikt, en de uitspraak naar beide regelt. En gelyk dit gezegd mag worden, opregt met onze Toehoorderen te handelen, zo is het de rechte weg om onze eigene verdiensten te vertoonen, indien wy 'er eenige bezitten. Want, hoe wonderspreukig het moge klinken, het gaat vast, dat veelen het vermoogen bezitten, om vloeiend en cierlyk te spreeken, die weinig kunnen denken. Laat het voor allen blyken, dat wy iets weezenlyks te zeggen hebben, veeleer dan dat wy angstig bezorgd zyn, hoe wy het zullen zeggen. Ik merkte zo even op, hoe het eenen Leeraar voege, dat hy agtgeeve op de wyze, hoe hy zyne gedagten zal mededeelen; doch laat dit, in geenen deele, voor den Toehoorder blyken. Het is 't toppunt van volmaaktheid, kunst door kunst te verbergen, en zo te spreeken, dat een Toehoorder van een eenvoudig en gezond verstand zich verbeelde, dat hy, dezelfde zaak | |
[pagina 137]
| |
moetende voordraagen, dezelfde woorden zou gebruikt hebben. Het is een bewys van een bedorven smaak in den Toehoorder, tot welks voldoening de waardigheid der Welspreekenheid zich nooit moet vernederen, indien de juistheid en het gewigt der zaaken, klaar en natuurlyk uitgedrukt, niets meer doen dan vergoeding schenken voor het gebrek aan schitterende cieraaden. Men werpe hier niet tegen, dat het geen ik thans gezegd heb strekt om onze Opstellen van alle fraaiheid te berooven. Het kan hier op uitkomen door ons eigen mangel aan smaak en bekwaamheid; en dan zullen alle de schoonheden, welke wy langs eenen anderen weg opzamelen, beuzelagtig of valsch, en van dien aart, weezen dat de Welspreekenheid ze moet schuwen. Maar, op zich zelven beschouwd, zyn eenvoudigheid en schoonheid zo verre van onbestaanbaar met elkander te weezen, dat, in tegendeel, de verfyndste, de kieschste, en de duurzaamste, schoonheden, die den toets der eeuwen hebben doorgestaan, eenpaarig erkend worden, zodanige Opstellen te weezen, die het kenmerkteken van eenvoudigheid droegen. Eenvoudigheid is onderscheiden door die bevallige gemaklykheid, welke ten grondslage van fraaiheid strekt, en zonder welke alle andere schoonheden afzigtig worden, en haaren naam verliezenGa naar voetnoot(*). Om te besluiten. In een Vertoog over de Hoedanigheden eens Predikers der Geregtigheid, zou het ten hoogsten te wraaken zyn, geen gewag te maaken van ééne, buiten welke alle andere hoedanigheden vrugteloos en zelfs aanstootelyk zullen worden; en deeze is Goedheid van Hart, en Braafheid van Character. De verstandige Prediker zal zich niet te vrede houden met het uiterlyk welvoeglyke; hy zal streeven na de schoonheden, en de welgevalligheden aankweeken, die het gemoed vereieren. Dit moet hem den ondersteunenden troost geeven van 't welslaagen zyns arbeids; dit zal hem aanzetten om met deelneeming de geestlyke belangen zyner Gemeente te behartigen, onderwys en vertroosting uit te storten in hunne gemoederen, vol warmte, en voortvloeiende uit het | |
[pagina 138]
| |
diepste des harten. Het is 's Volks overtuiging hier van, 't welk zyne bediening verre verheft boven het laage oogmerk om enkel te behaagen. Het verlangen hunner ziele strekt zich uit om hem te hooren; en, door den Godlyken Zegen, daalt onderwys, bestraffing, en vertroosting, met een zagten, doch onwederstandlyken, invloed nedet op den grond hunner harten. Zyne Leer zal druppelen als de regen, zyn rede zal nedervallen als de daauw; als de zagte regen op het teder kruid, en als de stortregen op het gras. Maar, naar dit alles, myne Broeders! veel zal het hooren der Euangelieleere van u afhangen. Ongetwyfeld kunt gy, daar toe besluitende, de beste en meest beloovende poogingen vrugtloos doen worden, door in Ondeugd te volharden. Gy kunt uwe overtuigingen versmooren in veelvuldige bezigheid, vermaakneeming, en losbandigheid; gy kunt ze verstrooijen in gezelschap, en lachen, of medelachen, als men u in een ernstige luim aantreft. Maar is dit handelen als redelyke Schepzels? En waarom, bid ik u, zoudt gy hier na staan? Op zyn best genomen, zyt gy in staat om u zelven maar schraal te voldoen: want, belegt het zo gy wilt, de uitslag uwer poogingen kan nooit gepaard gaan met die geheele en volkomene zelfsvoldoening en vreugde, welke de bewustheid, van braaf en regtmaatig gehandeld te hebben, vergezelt. Of, indien gy in staat mogt weezen om volkomen u zelven te bedriegen, wat zou u dit, daar gy god niet kunt bedriegen, baaten? Zou daardoor uw verderf niet onvermydelyker worden? Zekerlyk is het dan uw zaak, te handelen als Menschen, die zien, dat het hun belang is, hunne oogen niet te sluiten, maar te openen, en de waarheid te verstaan. - Zommigen zyn 'er, god geeve dat zy weinig in getal mogen weezen, die de ongelukkige kunst verstaan, om de Ondeugd den mantel der Deugd om te hangen. Doch daar zyn 'er veelen, zeer veelen, wel in staat om hunne oogen af te wenden van het gezigt dier aangebooren leelykheid. - Gy moogt u aanstellen, dat gy gelykt naar den man, die zyn aangebooren aangezigt bemerkt in eenen spiegel, zichzelven bemerkt, heenen gaat, en terstond vergeet hoedanig hy was; maar, zeg my, zal dit uw vergeeten de natuur der dingen veranderen? Zal dit te wege brengen, dat het kromme regt, of leugen waarheid, worde? Weest, derhalven, niet onverstandig; maar verstaat welke de wil des Heeren zy. Legt af alle kwaadheid, overvloed van boosheid, en geveinsdheid, niet | |
[pagina 139]
| |
alleen omtrent de Menschen, maar omtrent god en uw eigen Geweeten, en wordt, als eerstgeboorne kinderen, begeerig na de onvervalschte melk des Woords, op dat gy daar door moogt opwassen. |
|