den nieuwen Bol: deeze is vast vol, en, indien men denzelven opent, vindt men in 't midden de Bloem, die 'er in 't Voorjaar uit moet komen. Dit alles is bekend; misschien het volgende minder.
Een Tulpbol, die men in den Herfst niet plant, groeit, schiet een Steng van eenige linien; dit weet men ook: zyn groei houdt vervolgens op, althans ten uiterlyken aanziene, en in het Saisoen, dat men denzelven uit den grond zou gehaald hebben, vertoont zich die Bol van buiten uitgedroogd en misvormd; maar, wanneer men dien opent, bevindt men, dat, het geen plaats gehad zou hebben, indien de Bol in den grond gezet geweest ware, ook gebeurd is, zonder dat de Bol geplant geweest is, schoon dezelve bedorven zy in een drooge plant, blootgesteld aan de onmiddelyke en bestendige werking der lugt; dat wil zeggen, dat men, onder de eerste verdroogde bekleedzels, een nieuwen Bol vindt, die zich gevormd heeft, en vol sap is; ter zyde van dien Bol, tusschen denzelven en de verdroogde bekleedzels, vindt men ook den Steng, die de Bloem zou gedraagen hebben, boven denzelven die Bloem, desgelyks verdroogd, aan het uiterste van den ouden Bol, een weinig daar boven.
Een Tulpbol vergaat, derhalven, niet, hoewel 'er een Saisoen verloope, zonder denzelven te planten; 'er vormt zich een nieuwen Bol, en zelfs kringen aan den kant: de zelfstandigheid van den nieuwen Bol, en der kringen, is, derhalven, voor een gedeelte, die van den ouden Bol, en de Aarde en de Vogtigheid brengen dan niets meer toe, dan een vermeerdering aan de vorming van den nieuwen Bol, en der kringen: want deeze voortbrengzels zyn van eene mindere grootte, als de Bol niet in den grond geweest is.
Deeze Waarneeming strekt, om te doen begrypen, waarom dezelfde Bol, elk jaar, een gelyke Bloem voortbrengt; dit ontstaat daar uit, dat dezelve grootendeels gevormd is van dezelfde zelfstandigheid, die agtereenvolgend, van jaar tot jaar, van den ouden in den nieuwen Bol overgaat.
Deeze Waarneeming verklaart, daarenboven, hoe, terwyl de Bloembollen buiten den grond zyn, zich rondsom kringen vormen, of hoe, die 'er reeds waren, aangroeijen; maar hoe de overgang van de zelfstandigheid des ouden Bols in den nieuwen geschiedt, en hoe veele jaaren deeze overgang zou hervatten, zonder dat de Bol uitgeput ge-