De zee.
Welk een wyden Waterplas beschouw ik voor myne oogen! - Welk eene groote uitgestrektheid vertoont zich aan myn gezigt - De Zee, die groot en wyd van ruimte is, dat onoverzienbaare pekelveld, waar de God van Hemel en van Aarde zyne Almagt vertoont. Het tydstip nadert, dat ik met myn Water - Kasteel over het zelve heenen gevoerd zal worden, - de voor my gunstige Wind begint te waaijen, - de vlugge Matroos maakt reeds de Zeilen los. - Alles is aan het werk om het Schip reisvaardig te maaken: men ligt alrede het Anker, en - zie daar, wy verwyderen ons van het Land; - langzaam ontzinkt my de Plaatze myner geboorte, - ik zie nog even de toppen der Toorens van myn Vaderland, en, wy zeilen voort. - Nu zwerf ik op de groote Wateren der Zee. - Ik beschouw niets dan Lugt en Water, en beveel my aan Hem, die de Zee en het Drooge gemaakt heeft: dan, - welk een ruim veld van Bespiegelingen vertoont zich voor mynen geest; hoe heerlyk is het Werk van God; - hoe onverhinderd beschouw ik hier de Majestueuze op en onder gang der Zon; - hoe vrolyk zie ik haar, in het Oosten, den blyden Morgenstond aankondigen, en hoe aanbidlyk schoon des Avonds, in het Westen nederdaalen, daar zy voor myne oogen aan de Kim verdwynt! En beschouw ik in den stillen nacht het gezellige licht der Maan, met zoo veele millioenen van andere Hemellichten; dan verlies ik my zelven, verrukt door 't schoon gezigt der Schepping. Hoe duidelyk vertoont zich thans aan myn oog de onbepaalde Almagt, Wysheid en Goedheid, van den Schepper der Natuur. - Hoe wyslyk schikte Hy den Wind, om, door middel van denzelven, onze Schepen als voort te stooten; - dan, behaagt het den Heer der Wereld de Schatkameren van den Wind geheel te ontsluiten dan beginnen zich de Golven der Zee tot bergen te vormen. - Hy, jeho ah, spreekt, Hy doet eenen stormwind opstaan, - de baaren der Zee beginnen te bruisschen, - de Zeelieden beeven; het groote, het
logge, Schip wordt geslingerd als een ligte veder; Donder, en Bliksem, verheft zig hy beurten en de gantsche Natuur ziddert: beschouw deeze Aanbiddelyke Almagt van den God aller Goden; - komt hier, gy - - gy lieden die het bestaan eener Godheid loochent, - beschouwt Gods werk op de groote wateren, en beeft. -