Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurlyke historie en huishouding der honig-byen. Door John Hunter, Esq.(Uit de Philosophical Transacions. Part. 1, for. 1792.)
‘Hoe veel 'er ook over de Honig-Bye en de Huishouding van dit zo zonderling als nuttig Insect geschreeven zy, vonden wy, by het doorleezen des Geschrifts, wegens dit Insect, door den Heer hunter ingeleverd, en in de Philosophical Transactions geplaatst, zo veel mededeelenswaardigs, dat wy niet twyfelden, om het onzen Leezeren, by stukken, op de voeglykste wyze afgedeeld, in ons Mengelwerk te leezen te geeven: en bepaalen wy ons, voor tegenwoordig, tot het eerste gedeelte zyner Verhandelinge, of | |
Algemeene waarneemingen omtrent de honig-byen.De Gemeene By heeft, ter oorzaake van een aantal byzonderheden in haare Huishouding, de aandagt der weetgierigen uitgelokt; en is, uit hoofde van de voordee- | |
[pagina 60]
| |
len, welke dezelve aanbrengt, een voorwerp der belangzoekenden geworden; het is, derhalven, niet te verwon deren, dat dit Insect eene algemeene oplettenheid getrokken heef, van het onbeschaafdste Volk af tot het besthaafdfte tee. Met dit alles, is het niet genoeg waargenomen door den Ontleedkundigen: ten minsten twee wyzen van naaspeuring hebben niet zo veel hand aan hand gegaan als wel behoorde. De Natuurlyke Historie van de By heeft men meer aangezien als een geschikt voorwerp der weetgierigen in 't breede, wanneer men meer voorgesteld dan waargenomen heeft. Swammerdam, in de daad, heeft eer aan den anderen kant afgedwaald, daar hy, met groote naarstigheid, tot de uiterste kleinigheden, in het byzonder maakzel van de By, afdaalde. Ik moet hier aanmerken, dat het, over 't algemeen, niet alleen onnoodig is, in onze Beschryving der deelen in de Natuurlyke Historie, zo zeer op kleinigheden stil te staan; maar ook over 't geheel onvoegelyk. 't Is onnoodig, wanneer men 'er geen toepassing van maake op iets anders dan de zaak zelve, inzonderheid wanneer het van geen gevolg is; maar als men 'er gebruik van maakt, dan behoort het, in zo verre; naauwkeurig behandeld te worden. Kleinigheden, die buiten het weezenlyke omloopen, verveelen, en doen het, daar men 't genoegen met onderwys moest paaren, onaangenaam en lastig worden; en dat te meer, indien de deelen klein zyn, en het zintuig alleen het voorwerp op zich zelven kan beschouwen, en het verstand het geheel bezwaarlyk begrypen, of alle de deelen zamengenomen tot eenig agtereenvolgend bedryf kan toepassen. Dit is maar al te zeer het geval geweest van swammerdam, hy stondt menigwerf na te groote naauwkeurigheid in zyne beschryving van kleinighedenGa naar voetnoot(*). Maar men heeft de Natuurlyke Historie der Insecten in 't groot niet genoeg verstaan, zodanig, dat dezelve licht kon verspreiden over dit onderwerp, wanneer 'er eene overeenkomst was, en waar dezelve, buiten zulk eene oveseenkomst, in de By alleen onverstaanbaar moest | |
[pagina 61]
| |
blyven, ter oorzaake van de duisterheid, welke eenige deelen der Huishouding deezer Insecten omgeeft: want 'er is naauwlyks eenig soort van Dieren of het heeft in zyne Huishouding iets duisters: en waarschynlyk is deeze zo groot in dit Insect, als in eenige andere soort van Dieren, welke wy in één Jaarsaisoen, meest alle dagen, zien: nogthans kunnen deeze deelen der Huishouding blykbaar weezen in eenige andere soorten van 't zelfde geslacht, en dus opgehelderd worden uit de overeenkomst; zo dat de soorten elkander bystand bieden in de ontvouwing der byzonderheden. - Zulks is blykbaar in het geheele geslacht der vliegende Insecten: want wat verlooren is in de eene soort, of niet kan opgelost worden, kan men in eene andere bewyzen: en wy bevinden dat 'er zommige dingen in de Huishouding der Byen voorkomen, die in dezelve alleen niet gezien of betoogd kunnen worden, doch blykbaar zyn in eenige andere Insecten; en dewyl zy dezelfde deelen bezitten, en de andere omstandigheden gelyk zyn, moeten wy besluiten, dat het gebruik dier deelen in beide gelyk staat: want wanneer eene omstandigheid in een Dier in dat Dier niet kan worden uitgevonden, maar wel in een ander, dan valt het besluit natuurlyk, dat het gebruik in beide gelyk is. Schoon de Honig-By eenigermaate onder de Huisdieren moge gerangschikt worden, worden nogthans, daar zy zich in zulk een drom vertoonen, en ligt verstoorde weerbaare Diertjes zyn, haare bedryven vry duister, en kunnen alleen by kleine tusschenvallen waargenomen worden; menigmaal kunnen wy enkel de uitwerkzels zien; 't geen de kennis van derzelver Huishouding nog onvolkomener maakt. In veele gevallen stellen zy onze wenschen te leur; dikwyls verbergen zy, als zy kunnen, een gedeelte hunner Huishouding voor ons gezigt. Zy verschuilen menigmaal hunne eieren en jongen. Dit neemt men ook waar in viervoetige Dieren en Vogelen. Naardemaal de Honig-By een Insect is, heeft dezelve de meeste dingen byzonder aan dien rang van Dieren eigen: zodanige dingen, welke zy gemeen hebben, komen in de Historie van dit Insect niet te passe; maar alleen de byzonderheden, die 't zelve van alle andere onderscheiden, en tot een By maaken; en naardemaal de Byen een groot geslacht van Insecten vormen, zyn het de meer zonderlinge hoedanigheden, die een onderscheiden soort van dit Geslacht uitmaaken, Daar | |
[pagina 62]
| |
de meeste deelen van de Huishouding der Insecten niet in alle opzigten begreepen zyn, en schoon nu bekend in eenige Insecten, nogthans in de By als nog niet kunnen worden waargenomen, maar welke overeenkomen met veele omstandigheden tot dit Insect behoorende, moeten zy in de tegenwoordige Natuurlyke Historie van de By gebragt worden om dezelve te vollediger te maaken. Ik zal in de Ontleding van de Honig-By niet tot kleinigheden afdaalen, dit zou te verveelend, en niet belangryk, weezen. Wanneer wy spreeken over de Huishouding van de Bye-volkplanting, zo als het afscheiden van Wasch, het vervaardigen der Honigraaten, het verzamelen van Stof, van Honig, het voeden der Wormen, het dekken der Poppen, enz., meenen wy de Werkende Byen. In het voortzetten van eenig onderwerp komen de meeste zaaken als 't ware by toeval aan den dag; dat is, veele dingen ontstaan uit naaspeuring, die men eerst niet begreepen hadt, en zelfs mislukkingen en proefneemingen hebben dikmaals zaaken te onzer kennisse gebragt, voorheen niet bevat, en die vooraf waarschynlyk niet bevat zouden hebben kunnen worden: aan den anderen kant heb ik menigmaal op myn gemak proeven genomen, vooraf berekenende wat de uitkomst zyn zou; maar wanneer ik de proeve in 't werk stelde, was de uitslag verschillende, of ik bevond, dat de proef niet vergezeld kon gaan met alle de omstandigheden, die opgegeeven waren. Vermits de Byen, door hun verbaazend aantal, veel van haare werkzaamheden verbergen, is het noodig zodanige kunstbehendigheden te gebruiken, als kunnen strekken om in die verdonkerde Huishouding licht te krygen. Byekorven, met glazen in dezelve, vertoonen dikwyls veel van de werkzaamheden deezer Insecten; Byekorven geheel van glas nog meer; maar dewyl zy zulk een drom vormen, en den Honigraat in 't midden beginnen, kan 'er weinig van gezien worden eer het werk reeds vry verre gevorderd is. Zeer naauwe glazen Byekorven zyn best geschikt om die werkzaamheden aan den dag te brengen: de afstand van de eene tot de andere zyde zy omtrent drie duimen, en de hoogte en lengte genoegzaam voor een Byezwerm om 'er een geheelen Zomer in te werken. Naardemaal één rechtstandige Honigraat, ter geheele lengte en hoogte van de Byekorf, in 't midden die in twee deelen onderscheidende, de beste stand is om de werkzaamheden der Byen te vertoonen, is het noodig aan deeze Diertjes eene | |
[pagina 63]
| |
rigting in hun werk te geeven, om dien Honigraat zo te vervaardigen: ten dien einde moet men een houten styl in 't midden plaatzen, van den top tot beneden loopende, want zy begeeren den Honigraat van eene hoogte te beginnen. Begeert men ze dwars of schuins te zien, men hebbe slegts dwarsche of schuinsche stokjes in de Byekorf te plaatzen. Ik had een Byekorf van glasruiten gemaakt. met glazen einden, die zeer wel beantwoordde aan de enkele blootligging haarer werkzaamheden; maar dikwyls zag ik myne Byen dingen verrigten, waarin ik wenschte eenige Byen op de daad te betrappen, of een brok van den Honigraat weg te neemen. Ik liet, derhalven, Byekorven maaken van dezelfde gedaante en grootte, maar zamengesteld uit verscheide glasruiten, die ieder afzonderlyk konden open gedaan worden, zo dat ik, wanneer ik iets zag, 't geen ik naauwkeuriger, of onmiddelyk, wenschte te beschouwen, de ruit te dier plaatze opende, en 't geen ik begeerde, zo veel in myn vermogen was, volvoerde. Ik moest dit met veel voorzigtigheids aanvangen; dewyl de Honigraat veeltyds aan het glas in dit gedeelte vastgehegt was. Wanneer ik waarnam dat eenige werkzaamheden begonnen, welker tyd ik wenschte te bepaalen, als het leggen en het uitkomen der eitjes, enz., maakte ik een klein plekje met witte verw, tegen over het celletje, waarin het ei gelegd was, en tekende daar op den dag aan. Daar de Byen Volkplantingen vormen, en eene groote verscheidenheid van werkzaamheden volbrengen, met eene maate van naauwkeurigheid, welke die der menschen schynen te evenaaren, heeft de Mensch, in dit geval geenzins jalours zynde, gereed aan de Byen meer toegeschreven dan zy met de daad bezitten; naamlyk een redeneerend vermogen: terwyl elke daad alleen uit Instinct geschiedt, zo dat zy dit niet kunnen vermyden of veranderen, dan alleen uit noodzaaklykheid, niet naar verkiezing. Men heeft deeze Diertjes tot Wetgeevers, tot Wiskunstenaars, gemaakt: in de daad, by eene oppervlakkige beschouwing, is 'er eenige schyn van reden voor dusdanige veronderstellingen; maar de menschen zyn veel verder gegaan, en hebben al het openstaande uit hunne verbeelding aangevuld; doch op zulk eene onnatuurlyke wyze, dat iemand, het leezende, zich verbeeldt de beschryving van een monster in handen te hebben. Waarschynlyk bestaat de beste wyze, om de Natuurlyke Historie | |
[pagina 64]
| |
van dit Insect te behandelen, hier in, dat men alleen beschryft, wat 'er met de daad plaats heeft, en de Leezer zal terstond ontdekken waar de vinding der andere Schryveren gewerkt hebbe; nogthans zyn 'er eenige verzekeringen, welke eene meer byzondere overweeging verdienen, als het vormen van Koningin-Byen, naar welgevallen. Landen, die weinig onderscheids in de Jaarsaisoenen ondergaan, kunnen Insecten hebben, wier Huishouding wel geschikt is voor die eenpaarigheid, en welke niet zou voegen aan eene Lugtgesteltenis, waarin de Jaarsaisoenen veel verschillen; want Insecten van Landen, wier Jaargetyden zich duidelyk kenmerken, als in ons Land, hebben een tydperk in hun leven, waarin het weinig in onze magt staat om naaspeuringen te doen, en naauwlyks iets kan ontdekt worden dan by toeval; want proesneemingen beduiden dikwyls weinig: wy moeten, derhalven, dit opengelaaten vak aanvullen door redenkaveling, en uit de overeenkomst, zo wy 'er eenige bezitten. Dit tydperk is voornaamlyk de Winter by de Insecten, die dat saisoen door leeven. Dieren van een saisoen gelyken naar veele Plantgewassen; terwyl de Gemeene By alleen een Dier van het saisoen is in de gewoone levensbedryven, of 't geen derzelver vrywillige werkzaamheid mag heeten; van hier is de By, eenigermaate, gelyk de Mensch, geschikt voor elk Land: 't welk de rede kan zyn waarom zy een zo algemeen Diertje is; want ik geloof dat de Byen een der algemeenst bekende Diertjes zyn; doch dit kan uit aankweeking ontstaan; ingevolge waarvan zy gebragt zyn in Lugtstreeken, welke zy uit zichzelven niet zouden hebben opgezogt. Insecten zyn zo klein, en zo weinige van dezelve geschikt om in een vastbepaalden huislyken staat te leeven, dat men derzelver Levensduur niet gemaklyk konne bepaalen: weshalven wy hier meer moeten afgaan op proeven, uit de omstandigheden ontleend, dan op stellige en rechtstreeks bewyzende; en mischien dat de leeftyd van de Gemeene By minst in ons vermogen is om te agterhaalen: want derzelver aantal in dezelfde Maatschappy maakt het bykans onmogelyk hier zeker te gaan. Daar zy eene Volkplanting oprigten, of eene Maatschappy aangaan, welke stand houdt, kan men den duur van die Maatschappy weeten, maar het levensperk van elk op zich zelven blyft onbekend. Nogthans zyn wy verzekerd, dat het alleen de Werkbyen en de Koninginnen zyn die de Maat- | |
[pagina 65]
| |
schappy aanhouden; want de Mannetjes sterven het zelfde jaar dat zy te voorschyn komen. Uit haar hangen aan takken van boomen en uitstekken, wanneer zy zwermen, zou men bykans overhellen om te veronderstellen dat de Byen uit een warme Lugtstreek herkomstig zyn: nogthans zou men, daar zy zo ruim zorgen voor de verandering van Lugtgesteltenis, of liever voor eene verwisseling van Jaargetyde, integendeel wel overslaan om te gelooven, dat ze geschikt zyn voor yeranderlyke Lugtstreeken; of liever deeze twee omstandigheden ons opleiden om te bepaalen dat ze voor beide bestemd zyn; en de algemeenheid der Byen bewyst het. Ik begryp, dat, in eene vry eenpaarige warme Lugtstreek, de Huishouding der Byen eenigzins kan verschillen van die in eene veranderlyke, dat zy zich dan niet in de noodzaaklykheid bevinden om zo veel voorraad op te leggen, en waarschynlyk de celletjes zouden gebruiken om 'er langer in te broeden: egter is eene goede Lugtstreek voor de Byen de geschiktste, en haar gelykt, in een gemengde, als Groot-Brittanje, een gunstig Jaargetyde best. Men vindt de Gemeene By in Europa, Asia, Africa en America. Dat zy in de drie eerstgemelde Waerelddeelen gevonden worden, laat zich gereed bevatten; maar hoe zy in America komen, is zo vlot niet te begrypen: want de Byen, schoon een soort van handel- en vervoerbaare Diertjes, kunnen eene zo langduurige opsluiting, als noodig zou weezen om dezelve na de West-Indiën over te voeren, niet verdraagen; dan alleen in eene soort van Yskelder: want telkens, als ik gepoogd heb ze in haare Korven te besluiten, werden zy zo rustloos dat ze zich onderling ombragten. Het Wyfje en de Werkby hebben, geloof ik, in elke soort Angels, die haar in de daad tot een beschadigend, of liever een verdedigend, Diertje maaken: want, schoon zy aanvallen, denk ik dat het by wyze van verdediging is, uitgenomen wanneer zy op elkander aanvallen, 't welk zelden of nooit met de Angels geschiedt. Naardemaal dit meer tot de Werkbyen behoort, zal ik dat in overweeging neemen, als ik van dezelve afzonderlyk spreeke. Van 't geheele Byengeslacht is de Gemeene By het ligtst verstoord: want daar zy een eigendom bezitten, schynen zy daaromtrent nayverig, en zoeken 't zelve te verdedigen: doch bevinden zy zich niet naby haare bezitting, dan houden zy zich gerust, en moeten getergd | |
[pagina 66]
| |
worden eer zy steeken: met al die gezindheid tot verdediging, alleen tot verzekering van haar eigendom, of ter beveiliging van zich zelven, wanneer 't haar nader geldt, hebben zy geene begeerte of geschiktheid om anderen te beledigen. Zo zullen twee of meer Byen op een en dezelfde bloem aazen, zonder dat de eerste bezitter zulks, als zyn regt, eische: een honderd mogen zich rondsom denzelfden drup Honig bevinden, indien dezelve buiten de grenzen van haar eigen regtsgebied ligt: doch wat zy verzameld hebben, verdedigen zy. Het is gereed te ontdekken, wanneer zy voorhebben te steeken; zy vliegen met snelle vaart rondsom het voorwerp waarop zy het gemunt hebben, en door de schielykheid haarer beweeging ontgaan zy geslaagen of aangevallen te worden: dit ontdekt men uit het geluid 't welk zy met de wieken maaken, als of zy onder het vliegen de steek zullen toebrengen; dit geluid verschilt zeer veel van 't geen zy slaan, wanneer zy, op een schoonen avond, met Stof en Honig belaaden, Korfwaards komen vliegen: dit is een gemurmel van wel te vredenheid. - Wanneer een enkele By door verscheide andere wordt aangevallen, schynt dezelve het lydzaamste Diertje, 't geen men zich met mogelykheid kan verbeelden; zy doet geen wederstand, en schynt zelfs niet weg te willen vliegen: zy laat zich dooden. De Byen zyn, mischien, de eenige Insecten die 's Winters eeten, en dus ook de eenige die uitwendig zigtbaaren voorraad opleggen: en daar alle Dieren, Insecten of andere, die zich, geduurende den Winter, stil houden, of in 't geheel niet eeten, of zeer weinig voedzel nuttigen, in vergelyking van 't geen zy des Zomers gebruiken, in den Zomer vet en welgedaan 'er uitzien ('t welk ik inwendigen voorraad noem), bespeuren wy niet, dat de Gemeene By op den eenen tyd vetter is dan op den anderen: 't geheele jaar door zien zy 'er eveneens uit. 'Er zyn toevallen, welke de Byekorven overkomen, waar van het niet gemaklyk valt reden te geeven. Ik had een Korf, in de maand November geheel ledig van Byen geworden; by onderzoek vond ik 'er geen Honig in; geduurende den Zomer was dezelve sterk geweest; een Wespen-nest in den tuin, niet verre daar af, hadt de Korf in de maand October ontrust; maar dat Wespen-nest weggenomen zynde, was alles in volmaakte rust geblee- | |
[pagina 67]
| |
ven. Deeze Korf nader beziende, vond ik 'er slegts vyf doode Byen in, en geen drup Honig in eenige cel: niet weinig Byenbrood was 'er hier en daar in de celletjes van den Honigraat; doch beschimmeld aan de oppervlakte. - Aan den anderen kant heb ik Zwermen gehad, die in den Winter stierven, terwyl 'er een groote voorraad van Honig in de Korf voorhanden was. Opmerklyk kwam het my voor, dat zy alle dood lagen met lang uitsteekende snuiten; by die ik opende vond ik de maagen vol Honig, en de ingewanden vol van uitwerpzels, bovenal in 't agterste gedeelte. De Byen zyn mogelyk de eenige Insecten, die Hette by zichzelven voortbrengen, en dus geschikt om eene draagelyk welgeregelde Warmte te hebben, buiten welke zy, gevolglyk, ongemak lyden, en schielyk sterven. Deeze warmte maakt, derhalven, niet alleen een gedeelte uit van derzelver inwendige Huishouding, elk hoofd voor hoofd betreffende; maar ook van haare uitwendige of algemeene Huishouding, en verdient overzulks gekend te worden. De Hette der Byen kan men door den Thermometer bepaalen, en zal ik den uitslag opgeeven myner Proefneemingen, in twee verschillende Jaargetyden genomen. Op den 18 van July, 's avonds ten tien uuren, met een Noordewind, de Thermometer in de open lugt op 54o, plaatste ik dezelve boven in een Korf vol Byen, en, in het tydsverloop van minder dan vyf minuuten, rees dezelve tot 82o. Ik liet 'er den Thermometer den geheelen nagt; 's morgens ten vyf uuren was dezelve gedaald op 79o; 's morgens ten negen uuren klom dezelve tot 83o; stondt ten één uuren op 84o, en viel 's avonds ten negen uuren op 78o. Op den 30 December was de Thermometer in de open lugt 35o; in de Byekorf 73o. Schoon de Byen eene Hette verdraagen bykans gelyk aan die de viervoetige Dieren uitstaan, is, nogthans, haar uitwendig bekleedzel niet verschillende van dat der Insecten, die deeze Hette niet kunnen veelen. 'Er doet zich geen onderscheid op tusschen het bekleedzel der Byen en der gemeene Vliegen, of Wespen; ook zyn zy niet vetter: al het welk de Byen tot slegte bewaarders van warmte maakt; zy zyn, derhalven, koudlyk, en, in eene koude al te streng voor haar om met genoegen te leeven, vergoeden zy het gebrek, waar voor zy, uit hoofde haarer kleinheid, op zichzelve blootstaan, door zich in een drom | |
[pagina 68]
| |
zamen te voegen. Een enkele By heeft zo weinig vermogen om zich te verwarmen, dat zy welhaast bevangen en bykans beweegloos wordt: de gewoone nagtkoude in den Zomer kan dit uitwerkzel hervoortbrengen; en eene koude hier toe in staat doodt 'er veele. Een Gemeene By is, overzulks, verpligt in eene Maatschappy te woonen, zal zy, in koud weêr, het leven behouden. Wy weeten, dat de verteering der Hette grooter kan weezen dan het vermogen om dezelve voort te brengen: wanneer dit het geval is, bemerken wy het, en doen dan zodanige bedryven als uit Instinct ontstaan, of natuurlyk uit den gevoelden indruk voortkomen, of zo als reeds gewoonte en hebbelykheid ons geleerd hebben. Veele Dieren winden, als zy een overmaat van Koude voelen, zich op in hun eigen vagt; alle de uiteinden der leden in het middenpunt, of het holle van den buik, brengende. Vogels liggen de pooten onder den buik, en steeken de snebbe tusschen de vlerken en het lyf: veele, indien niet alle, trekken na warmer plaatzen, of uit Instinct, of uit gewoonte; maar de Byen hebben geen ander middel dan zich in een digten drom byeen te voegen, en hoe grooter deeze is, des te beter. Naardemaal de Byen zeer ligt door Koude aangedaan worden, is ook haar Instinct, ten dien aanziene, zeer sterk, als mede omtrent de Vogtigheid. Ik heb waargenomen, dat een Zwerm aan de openingen van de Byekorf hing, gereed om weg te vliegen, en onmiddelyk weder in dezelve te rug zien keeren. 'Er ontstondt eene Koude, die ik niet voelde, en binnen kort was de geheele Zwerm ter Korf in getoogen: de Koude toeneemende, bemerkte ik, in 't einde, de oorzaak van deeze hertocht. - Als 'er Regen op handen is, zien wy de Byen in groote menigte t'huis komen, en naauwlyks blyft 'er een enkele buiten. De eitjes der Byen vorderen deeze Warmte zo wel als de Diertjes zelve, de Byewormen en Poppen kunnen niet leeven in eene Koude van 60 of 70o. Deeze Warmte houdt het Wasch zo zagt, dat de Byen 't zelve, met gemak, kunnen kneeden. In glazen korven, of in welke men glazen venstertjes heeft, zien wy dikwerf een waasem aan den binnenkant van het glas, bovenal, wanneer het glas kouder is dan ce lugt daar binnen: of dit uitwaaseming is van de Byen, voortkomende uit derzelver lichaam of longen, dan uit de Honig, kan ik niet zeggen. ('t Vervolg by eene nadere gelegenheid.) |
|