| |
De edelmoedigheid.
Een Gesprek.
(Uit het Engelsch.)
‘Ja, arme Knaap! ik ken hem wel; aartiger metgezel vervrolykte nooit den rondgaanden beker, of vermeerderde de gezellige tafelgeneugten. Hy was, in de daad, geheel vertelling, geheel geest. Zyn vernuft was zo vrugtbaar als zyn geheugen ryk: en wat het laatste onthield, vercierde het eerste met zo veel oorspronglyks en verscheidens, dat zyn voorraad van genoeglyk onderhoud nooit gevaar scheen te loopen, van uitgeput te zullen worden; want, schoon gy hem één ding duizendmaalen hoorde herhaalen, waren zyne aanmerkingen zo overvloedig, zo vol verscheidenheids, en zyn kunst, om 't zelfde geval in onderscheide gezigtpunten te plaatzen, was zo groot, dat het berhaalen zelfs een zweemsel van oorspronglykheid hadt; de versleetendste vertelling werd in wat nieuws herschaapen, als dezelve overgehaald werd in het stookhuis zyner geestige verbeelding.’
| |
| |
‘Uwe beschryving van hem is geheel juist. - Arme Tom! Gy waart, in de daad, een aartige Jongen; de Ziel van gezelligheid en boert. Gy hadt maar eene Fout - een groote waarlyk, in 't oog der Waereld - Edelmoedigheid!’
‘En kon hy,’ zeide misanthropos (die zich voor de eerste keer, geduurende den geheelen naamiddag, in het vrolyk onderhoud mengde, waar hy, gelyk ik, een Stoel vulde) - ‘en kon hy, ten aanziene van zichzelven, een bedervender Fout gehad hebben. Edelmoedigheid! Deeze is een elendige gave, waar van een ieder genot heeft, behalven de bezitter. - Zy is een vuur dat uw Huis en Middelen verteert, ten einde de ongevoelige menigte met den brand zich vermaake.’
‘Goede Hemel!’ riep ardens uit, terwyl zyne oogen vol vuurs schitterden, en zyn stem de doordringendste kragt aannam, ‘is dit eene beschryving van Edelmoedigheid? van Edelmoedigheid, die de Ziel verlicht, en dubbel geniet wat zy schenkt? - Eene elendige Gave! een verteerend Vuur! Noem dezelve liever de zuivere en beminnelyke Deelgenoote van het gevoelig hart, die, terwyl zy haare lachjes en oplettenheden verspreidt in den gezelligen kring, met eene gloeiende warmte, de wederkeering van elk genoegen, 't welk zy verleent, toevoegt aan den Heer haarer tedere genegenheden, wiens boezem het geboortehuis is van haar geluk! - Noem dezelve een vrugtbaarmaakenden stroom, welks doorschynende golfjes, in de daad, de oogen des reizigers behaagen; maar welks rykste zegeningen ter belooning strekken van den eigenaar des gronds!’
‘Wel Heeren,’ sprak arisor, ‘uwe bewyzen zullen, durf ik zeggen, welhaast op 't zelfde uitkomen; want beide schynen zy te post te draaven langs denzelfden weg van verbloemde grootspraak; voor tegenwoordig schynt het verschil uwer gevoelens alleen te bestaan in het onderscheid tusschen vuur en water. - Ik moet egter, wat my betreft, geheel instemmen met myn Vriend ardens, in zyne vergelyking van de Edelmoedigheid en een helder vlietenden Stroom; beiden zyn ze ongetwyfeld aangenaam genoeg voor reizigers, zy verfrissen hun op den weg; beiden hebben zy dezelfde vrugtbaarmaakende uitwerking op de tooneelen, welke zy ten cieraad strekken. Maar dan zal misschien, by een naauwkeuriger overzigt, dit beuzelagtig onderscheid zich tusschen beiden opdoen, dat, terwyl de bezitter des laatsen den overvloed, welke dezelve mededeelt, inzamelt, de bezitter van de eerste den loop steeds afgeleid vindt op vreemden grond, en aan den eigenaar niets nalaat dan Bankbreuk en Verderf!’
‘Bankbreuk en Verderf!’ riep benevolus, ‘ik zag nooit iemand, door Edelmoedigheid, daartoe gebragt!’
‘Noch ik,’ sprak observator: ‘beledigd, zwaar beledigd en benadeeld, heb ik menig Edelmoedig Mensch gezien; maar
| |
| |
volstrekte Ondergang is het deel der Zelfzoekenden, der Snooden, der verslaafden aan zinnelyken lust, en opvolgers van hunne onbeteugelde hartstogten.’
‘En nogthans,’ merkte gaymore op, ‘arme tom strekt ten voorbeeld van dus een bedorven Man, en zyn bederf was het enkel uitwerkzel van zyne Edelmoedige Geaartheid! - Ik bid u wees zo goed, want ik heb den Heer niet gekend, my te verhaalen, op welk eene wyze hy zyne Edelmoedigheid betoonde?’
‘ô, In alle dingen! Hy hieldt eene Stal met de beste Paarden in 't Ryk, schoon hy zelve zeldzaam reedt; eene menigte van de fraaiste Jagthonden, schoon hy geen smaak in 't jaagen vondt; want zyn edelmoedige geaartheid kon het niet verdraagen, dat iemand, die hem met zyn bezoek vereerde, gebrek zou hebben aan eenig vermaak, zamenstemmende met zyn smaak en verkiezing: hy werd van elk bezogt, zyn huis was het altoos openstaand verblyf der Gastvryheid, elk aartig Man was 'er welkom, hy dronk zo veel wyns als hy kon draagen; Mannen van vernuft en geleerdheid kwamen 'er ook by menigte. Voor hun hadt hy eene groote Boekery; en, in de daad, als hy geen ander gezelschap hadt, 't welk hem tot drinken aanzette, waarin hy geen smaak vondt, of 't wolk hem tot het spel noodigde, waarin hy meer stelde, dan was het zyn grootste vermaak met deeze Letterknabbelaars in zyne bestofte Boeken te zitten kyken. - Hy hadt daarenboven zyn Lustplaats in den besten smaak aangelegd, hy verbeterde van dag tot dag zyne gronden, en het oude Landhuis; en dit meer, gelyk men geloofde, om zyne Landhoevenaars bezigheid te verschaffen, dan te zyner eigene voldoening; want hy was zeer onverschiliig omtrent dit slag van zaaken. Maar ach! arme tom! 't was schielyk met hem gedaan, en alles werd verkogt om zyne snoode en gevoellooze Schuldeischers te voldoen!’
‘Ongevoelige Snoodaarts, in de daad,’ sprak arisor, ‘konden zy zich niet vergenoegen met al dit betoon van Edelmoedigheid aan te zien! Moesten zy verwagten, daar voor ook betaald te worden?’
‘Wel, wel,’ hervatte gaymore, ‘tom was een aartige Jongen! zo edelmoedig een Knaap als ooit een Vles kraakte’
‘Ongetwyfeld,’ hervatte arisor, ‘was zyn houden van Paarden en Honden, welke hy nooit gebruikte; het verliezen van zyn geld aan de Speeltafel; het drinken van Wyn, die hem niet smaakte, om het gezelschap, 't geen hem niet kon bevallen, te behaagen, - het onvermydelyk gevolg van de Edelmoedigheid zyner gesteltenisse.’
‘Maar ik bid u,’ hernam observator, ‘wat werd 'er van zyn Rentmeester, naa deezen ongelukkigen afloop? Kunt gy my dit zeggen?’
| |
| |
‘ô, Deeze was een doortrapte Schurk. Hy reedt kort daarna zyn Koets, en kogt een groot gedeelte der Landgoederen op zyn eigen naam. Ach, arme tom! was altoos te edelmoedig voor zyne Bedienden. Men kon hem nooit beweegen om het oog over zyne eigene zaaken te laaten gaan: hy hieldt elk een zo eerlyk als hy zelve was.’
‘Dit wil zeggen, myn Heer als ik u wel verstaa, dat hy al te Edelmoedig was om zich te bekreunen over de middelen om Edelmoedig te kunnen blyven; en daarom voorbedagtlyk de oogen sloot tegen de ondervinding, die elke dag opleverde; en toeliet dat een slegt Rentmeester zich toeëigende, 't welk deugd en vernuft met elkander hadden behooren te deelen, en hem beroofde van dien overvloed, welken hy nog zou kunnen bezitten; geagt leevende, in volle ruimte, te midden der dankbetuigingen van beloonde verdiensten, en de zegeningen van geredde behoefte. - Ik zal niet stilstaan, met eenige gestrengheid, op de vlekken en onbestaanbaarheden van dit character: want ik eerbied zelfs de zwakheden van een goeddoend Man, ook dan, wanneer die zwakheden (gelyk in het tegenwoordige geval) op geenerlei wyze als de gevolgen van die goeddaadigheid kunnen worden aangemerkt; ook zal ik u niet doen opmerken hoe zeer veel zyne Edelmoedigheid zou hebben kunnen uitgebreid worden (zelfs geduurende het kort tydperk zyns voorspoeds) door het afsnyden van de verspillende uitgaven zyner zwakheid, en om alleen vertoon te maaken. Maar ik kan niet afzyn op te merken, hoe het uit uw ver haal, oppervlakkig beschouwd, blyke, dat, niettegenstaande zyne Verkwisting, zyne Edelmoedigheid niet geheel zou hebben moeten bankroet gaan, was zyne onoplettenheid op zyne weezenlyke belangen nog niet grooter geweest, dan zyne deugdzaame Edelmoedigheid, of zyne nog kostbaarder Gebreken.’
‘De Ondervinding staat,’ betuigde biographus, ‘geheel aan uwe zyde: en wat wy ook voorbaarig mogen besluiten, uit de gedeeltlyke of partydige beschouwing van eenige byzondere voorbeelden, 't is zeker, dat wy, in de Gedenkschriften van de edelmoedige weldoeners des Menschdoms, de droeve verhaalen van rampspoedigen lotwissel niet te zoeken hebben. - Weinige Menschen, van welken ik my herinner ooit geleezen te hebben, deeden half zo veel edelmoedige daaden, als helvetius. Hy onderhieldt niet alleen, maar stelde een duurzaam inkomen vast, en dat ruim, voor verscheide mannen van verdiensten; hy was de Vader voor het land rondsom zyne woonplaats; en waar zich behoefte of vernuft vertoonde, hadt hy de eene hand gereed om deeze te onderstutten, en de andere om geene te beloonen. En, nogthans, was helvetius zo verre van zyne middelen te verkorten, dat hy zich in staat bevondt, om de inboezemingen van Wysbegeerte en een gevoelig hart op te volgen; in 't zelfde jaar afstand doende
| |
| |
van een ryk, doch lastig, ampt, en in zyne armen drukkende eene beminnelyke, maar van schatten misdeelde, Bruid, zo weinig als hy tot schraapzugt genegen. Maar helvetius verstondt zich op het huishouden; eene deugd, zonder welke niemand, in eene groote maate, Edelmoedig kan weezen.’
‘Maar ik bid u,’ zeide benevolus, den afgebrooken draad des Gespreks weder aanknoopende, ‘wat was verder het lot van dit edelmoedig slachtoffer der onvoorzigtigheid? Waren 'er onder allen, die zich in den zonneschyn zyns voorspoeds gekoesterd hadden, geenen, die in den winternagt zyns wederspoeds met hem deelden? Ging armoede en smaadlyk verwyt met hem ten graave? Kon hy niemand tot medelyden beweegen?’
‘Neen, geenzins,’ hernam amicus, ‘niets dergelyks. De Geschiedenis van myn Vriend tom leert het tegendeel. 't Is waar, volgens den fraaijen spreektrant der Verkwisting naar de Mode, zat hy aan den grond; maar hy was niet geheel geruïneerd. Tom verviel zomtyds, gelyk anderen van zynen stempel, onder slegte Knaapen, die zo schielyk wegweeken als zy gekomen waren; maar de kring zyner bekenden was al te uitgestrekt en te verscheiden, om hem niet dierbaar te maaken aan zommigen, die de magt en den wil hadden om hem dienst te doen. Eenigen waren 'er, die met dankbaarheid zich de betoonde gunstbewyzen herinnerden; anderen herdagten, met tedere belangneeming, de uuren van gezellig vermaak met hem gesleeten; en, terwyl de milddaadigheid van eenige Vrienden, die zich byeen voegden, een gedeelte van zyn bezwaard Vaderlyk Erfgoed loste, bezorgden anderen hem een klein Jaargeld; met één woord, zyne zaaken begonnen, daar tegenspoed hem eenige voorzigtigheid geleerd hadt, eenigzins een gunstiger gedaante aan te neemen; en ik geloof vast, dat myn Vriend tom, hadt een ongelukkige affaire van eer hem het leeven niet behomen, en de menschlyke maatschappy van een cieraad beroofd, weder eenig Figuur in de Wereld gemaakt, en zyne rol van Edelmoedigheid op nieuw, zonder de voorgaande dwaasheden, gespeeld zou hebben.’
‘Maar wat zult gy zeggen van lorenzo?’ vroeg gaymore: ‘Zie hoe laag hy gevallen is; gevallen; gelyk een vallende Star, om nooit weder op te komen. Waar is de Vriend, die hem een opbeurende hand toereikt? - Waar is het oog, dat zich eenigzins op hem slaat in zyn onheil?’
‘Ja, wat zegt gy van hem?’ herhaalde arisor, ‘Was niet lorenzo een edelmoedige Knaap, die niet alleen elken Schelling, welke zyn eigen was, doorbragt; maar, met dezelfde onbekrompenheid, den eigendom zyner Zusters, Bloedverwanten, en van allen, die eenige betrekking op hem hadden?
Ach! spreek van lorenzo niet,’ riep ardens, vol verontwaardiging, uit; ‘noem den naam niet van een Schepzel, dat de byzondere kunst bezat, om groote middelen te verspillen, zonder vertoon te maaken, zonder goed te doen, en
| |
| |
zonder te genieten; die zich dompelde in alle de uitgaven van Verkwisting, zonder ooit iets fraays of vervrolykends te sinaaken; die eer het gewoel en de losbandigheid van gezelschap zogt, dan 't geen vriendschapsverbintenissen konnen opleveren. Wie hoorde immer van verdiensten door hem beloond? Van ongelukkigen door hem gered? - Ja, wie sprak immer van de verfraaijingen in zyn Huis of Buitenplaats? Van een fraay onthaal, 't geen hy schonk? Lust, geen vermaak, was het voorwerp zyner naajaaging; en het eenig denkbeeld, 't geen hy kon vormen van te leeven als een Heer van aanzien, was dat hy veel gelds doorbragt. - Dat hy Edelmoedig genaamd wierd, hadt geen anderen grondslag, dan de ryklykheid, met welke hy een zwerin tafelschuimers onthaalde, door welken hy, zo zulks mogelyk is, meer veragt dan gevleid werd; de geheele som van zynen lof komt hierop uit, dat hy een schadeloos Metgezel was voor allen, behalven voor zyne Bloedverwanten, die hy te kort deedt, beledigde, en dit alles met lompheid van bejegening betaalde.’
‘Ja, ja,’ zeide arisor, ‘Goedhartigheid - Goedhartigheid, ben ik verzekerd dat gy hem moet toekennen: want hy zou, die hem in zyn aangezigt beledigd hadden, vriendlyk behandelen; de dingen verrigten van loshoofden, te traag om hunne eigene zaaken waar te neemen; zelfs kon hy de uitnoodigingen en verzoeken niet weigeren van Menschen, om met welke gezelschap te houden, of te verpligten, hy de minste geneigdheid hadt.’
‘Edelmoedigheid, myn Vriend gaymore!’ vervolgde ardens, met aangroeijende verontwaardiging, ‘Neen, neen, hou u verzekerd, Edelmoedigheid is een Deugd van Lieden, die eene Ziel, die Verstand, die Smaak hebben; en indien lorenzo, in eenig opzigt, geregtigd is tot ons medelyden, 't is, om dat hy nooit vatbaar was voor zo versynd een gevoel.’
‘Daar is,’ vervolgde observator, ‘geene bedriegery nadeeliger voor de Zeden en 't Geluk des Menschdoms, dan het, zints eenigen tyd, door zekere losbandige Schryvers, zo zeer aangemoedigd denkbeeld, dat Kwistige Ryklykheid van Leevenswyze, natuurlyk eene Edelmoedige Geestgesteltenisse veronderstelt. - Niets kan verder van de waarheid verwyderd weezen. - Ik staa u toe, dat een Man, buitenspoorig in zyne vermaakneemingen, dikwyls eene Edelinoedige Opwelling kan gevoelen; dat hy zomtyds een Edelmoedige Daad kan verrigten; maar deeze Opwellingen zullen doorgaans in een onvermogenden wensch vervliegen, en die daaden kunnen nooit dikwyls herhaald worden. Zelfsgenot verzwelgt alles, waar de zugt tot vermaak de overhand heeft, en wanneer Edelmoedigheid van gedrag, in eenige weinige voorvallen, gepaard gaat met zulk eene geaartheid, is het doorgaans, om dat een tegenovergesteld gedrag strydig zou weezen met de lustvoldoening
| |
| |
des Zelszoekers. - Wat het verband betreft tusschen kostbaare Vermaakneemingen en Edelmoedigheid van hart, dit stuk wordt, myns oordeels, zeer wel opgehelderd in de Characters van drie jonge Heeren, ons allen wel bekend.
Sordidus is een weezen zonder het minste greintje Edelmoedigheid in zyne ziel, en die nogthans nooit het vermogen bezat om een Guinje vier-en-twintig uuren in zyn zak te houden. Zyne kinderachtige verbeelding wordt getroffen door elke beuzeling, welke hy ziet; in opschik en kleinigheden verkwist hy meer gelds, dan genoegzaam zou weezen om de kosten van een waarlyk aanzienlyk voorkomen goed te maaken; nogthans zal hy een kaale rok bykans twaalf maanden draagen, zyn Kleermaaker lastig vallen om een schelling op de rekening te korten, en de betaaling van tyd tot tyd uitstellen tot dat het ten zynen schade loopt. Een slaaf van lust, bekreunt hy zich niet ten wiens koste dezelve voldaan wordt. Indien hy met eene party uitgaat, zal hy zyn geld uit zyn zak leggen, om een voorwendzel te hebben, dat hy den eenen of anderen (Vriend of Vreemde) verzoeke tot het betaalen zyner rekeninge, welke hy nimmer aanbiedt weder te vergoeden; komt hy in eene kamer, waar wyn op tafel staat, hy drinkt het eene glas voor, het ander naa, zonder te wagten dat het hem gevraagd worde; hy weet zich meester te maaken van lekkernyen, en die te verbergen: als hy dus, ten koste van anderen, zich wel gemest, en de zakken gevuld heeft, gaat hy na zyn eigen kamer, om in eenzaamheid en heimlyk de lekkernyen, dus gekreegen op te peuzelen. - Nogthans moet dit toonbeeld van laaghartigheid, naar zommiger berekening, geteld worden onder de slachtoffers van Edelmoedigheid; want wie is er die zyn geld spoediger doorbrengt dan sordidus? Of wie vindt zich dikwyler in verlegenheid door zyne buitenspoorigheden? Want de eischen van lustvoldoening zyn sterk en schreeuwend, en, voor geene andere vermaaken vatbaar, weet hy dezelve niet te beteugelen: zo dat zyne voldoeningen, schoon zo laag als de togten, die zyne ziel beheerschen, niet min kostbaar zyn dan alle de vermaaken van vrolykheid, verhoogd door gevoel en vermeerderd door gezellig genot. Maar sordidus
is, geloof ik, een speeling der Natuur, een zonderling verschynzel in den kring van zedelyke werkzaamheid: want ik dank den Hemel, dat ik nooit zyns gelyken aantrof.
Het Character van dissipatus is algemeener en opmerkenswaardiger. Deeze jonge Heer heeft weezenlyk een groot aandeel van goedaartigheid, en een hart natuurlyk op den toon van Edelmoedigheid gestemd; doch, Standvastigheid van Character ontbreekende, en weggesleept door zyne zugt voor kostbaare vermaaken, worden zyne deugden maar al te dikwyls verzwolgen in den draaykolk der Verkwisting, of dienen tot geen ander einde dan om hem te doen vallen in de strikken van
| |
| |
slegtere losbandigen, en de kosten van anderer voldoeningen, op zyne rekening te neemen. - Uit deeze schets zult gy natuurlyk besluiten, dat dissipatus geen tyd heeft om na voorwerpen ten betoon zyner Edelmoedige goeddaadigheid te zoeken; maar, wanneer de middelen en de gelegenheden zich beiden opdoen, schroomt hy agterlyk te weezen in eenig edelmoedig bedryf. Dit, nogthans, is zeldzaam het geval; en dikwyls, wanneer zyn oog een voorwerp van medelyden ontmoet, wanneer het verhaal van den toestand der ongelukkigen zyn oor treft, en zyne goeddaadige neigingen oproept, gaat zyn hand uit eigen beweeging na de ledige beurs: het denken aan zyne verspillende vermaaken, die beletten dat hy de weldaadige wenschen van zyn hart voldoening verschaft, grieft hem op het diepste. - Met één woord, schoon dissipatus, onder zyne vrolyke Metgezellen, den naam heeft van een Edelmoedigen Knaap te weezen, heeft niemand zich min onderscheiden door Edelmoedige bedryven, of zich genooddwangd gevonden tot meer kunstenaryen, aan laagheid grenzende, dan hy tot zyne kwelling moet ondergaan.
Edwin, in tegendeel, schoon veel jonger dan de twee gemelden, en slegts met een klein Inkomen voorzien, - edwin, die teffens een Oeconomist en een Berekenaar is, en zorg draagt om zyne beurs nooit ledig te maaken voor dat hy verzekerd is van die weder te kunnen vullen, - edwin, die geen kunstig vertoon maakt om het oog te trekken, en nooit in toevallige verbintenissen komt, geschikt om de onbekrompenheid van zyn hart te doen inkrimpen, - edwin, zeg ik, doet meer Edelmoedige daaden in alle maanden zyns leevens, dan honderd zulke Characters, als dissipatus, in jaaren: en geniet duizendmaal meer voldoening dan sordidus ooit kan smaaken of begrypen. Nogthans ontleent hy zyne vermaaken (die der weldaadigheid uitgenomen) uit zyne Boeken. en nu en dan een tochtje op het land te doen, om een oud Kasteel te bezien, of op een schilderagtig Landgezigt zich te vergasten. Zyn wakkere en altoos waakzaame geest behoed hem voor bedrogen te worden; dan niemand handelde ooit opregt met hem, zelfs in kleinigheden, of hy vindt reden om zich te verwonderen over de onbekrompenheid van zyn hart. Nagebootste elende zou beeven voor zyn doordringend oog; maar weezenlyk gebrek vervoegt zich daadlyk tot zyn hart, en zyne beurs zal zeker zamenstemmen met de verwydering van 't zelve. Milddaadig van zyn eigen, staat hy op de regten van anderen: en de kieschheid met welke hy altoos zorg draagt, om alle rekeningen zo gesteld te vinden, dat de balans ten zynen nadeele overslaat, ontdekt meer Edelmoedigheids van hart dan alle de schynbaare Verkwisting van Loshoofden en Ligtmissen.’ |
|