Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittreksel uit het algemene weteoek voor de Pruissische statenGa naar voetnoot(*).
Deel II. Tit. I. Afdeling IX.
| |
[pagina 31]
| |
§. 841. 't Geen tot het sluiten van een volwettig Huwelyk behoort, wordt insgelyks by het sluiten van een Huwelyk aan de Linkerhand vereischt. §. 843. Niemand mag ene Vrouw aan de Linkerhand trouwen, welke van den zelfden, of van een hogeren, stand is. §. 846. Tot het sluiten van een Huwelyk aan de Linkerhand, wordt een schriftelyk contract, of ene Huwelyksvoorwaarde, vereischt. §. 847. In deze Huwelyksvoorwaarde moet bepaald worden, welk ene uitkering der Vrouw, in geval ener echtscheiding, tot haar onderhoud zal toegestaan worden. §. 855. Ene openbare afkondiging moet het aangaan van een Huwelyk aan de Linkerhand, even als voor het aangaan van een Huwelyk aan de Regterhand, voorafgaan. §. 856. Het is nogthans genoeg, dat slegts van elken Persoon afzonderlyk bekend gemaakt wordt, dat dezelve voornemens is ene Huwelyksverbinding aan te gaan; zonder dat by de afkondiging van den Bruidegom de naam der Bruid, of, by de afkondiging van de Bruid, de naam des Bruidegoms, gemeld worde. §. 857. De voltrekking van een Huwelyk aan de Linkerhand geschied op deze wyze; dat beide partyen voor het Geregtshof der Provintie, of voor enen door hetzelve daartoe aangestelden gecommitteerden, persoonlyk verschynen, den inhoud der Huwelyksvoorwaarde inwilligen, het naarkomen by handtasting aan elkander beloven, en dat eindelyk het contract door het Zegel van het Geregt bekragtigd, en in de Geregtsäcten geïnsereerd wordt. §. 862. De verloofde erlangt, door deze geregtelyke verbinding, den naam van Huisvrouw. §. 864. De Huisvrouw verkrygt egter noch den naam, noch den stand, noch den rang, des Mans; maar houdt dien, welken zy te voren gehad heeft. §. 866. De Huisvrouw treedt niet in de familie des Mans, en mag zig noch van zyne Titels, noch van zyne Wapens, bedienen. §. 871. De Huisvrouw mag van den Man geen ander onderhoud vorderen, dan overeenkomstig met haar stand. §. 884. Staande het Huwelyk, mag de Man zyne Huisvrouw niets schenken, zo lange 'er nog Kinderen of | |
[pagina 32]
| |
Kindskinderen, uit een volwettig Huwelyk geboren, voorhanden zyn. §. 886. Bezit de Man gene Naastbestaanden in eene afdalende lyn, zo zyn de geschenken aan zyne Huisvrouw, gelyk aan Vreemden, wettig. §. 887. Juwelen, andere Kostbaarheden, en in 't algemeen, al 't geen tot pragt behoort, wordt, in twyfelagtige gevallen, aangemerkt, als of het geleend ware. §. 894. Wordt het Huwelyk aan de Linkerhand door den dood verbroken, zo heeft by 't begraven, en by 't rouwen, alles plaats, 't geen by volwettige Huwelyken gebruikelyk is. §. 895. Egter mag de Huisvrouw niet anders dan overeenkomstig met haar stand begraven worden; en zy mag den rouw niet anders dragen, dan zo als onder lieden van haar stand de gewoonte is. §. 898. Zyn 'er uit het Huwelyk aan de Linkerhand Kinderen in leven, zo ontvangen deze, by het afsterven der Moeder, 't geen haar in de Huwelyksvoorwaarde toegelegd is. §. 900. Na den dood des Mans, ontvangt de overgeblevene Huisvrouw de uitkering van 't geen haar in de Huwelyksvoorwaarde is toegestaan, als eene wettige schuld. §. 901. Nogthans, indien de Man volwettige Kinderen of Kindskinderen nalaat, en niet zo veel vermogen, dat deze niet de helft van 't geen de uitkering bedraagt tot een erfdeel overhouden, zo moet het geen aan deze helft ontbreekt uit de uitkering vervuld worden. §. 910. Een Huwelyk aan de Linkerhand kan, met inwilliging van beide partyen, ten alle tyde in een volwettig Huwelyk veranderd worden; mits 'er gene zodanige ongelykheid van stand plaats heeft, welke, ingevolge der Wetten, ook een Huwelyk aan de Regterhand zouden verhinderen. §. 919. De Echtscheiding in een Huwelyk aan de Linkerhand is in dezelfde gevallen geoorloofd, waarin dezelve toegestaan wordt in een Huwelyk aan de Regterhand. §. 921. Indien de Huisvrouw zig schuldig maakt aan beschimpingen of dadelykheden tegen den Man, zo is deze geregtigd, om de Echtscheiding te eischen. §. 922. Enkele scheldwoorden nogthans zyn daartoe niet voldoende. §. 923. Ter oorzake van mondelyke beledigingen, of | |
[pagina 33]
| |
ter oorzake van geringe dadelykheden, kan de Huisvrouw alleen dan op de Echtscheiding aandringen, als ene dergelyke handelwyze in den Man tot een gewoonte geworden is. §. 924. Als de Man door erffenissen, door 't geluk, of langs andere wegen, een vermogen verkrygt, genoegzaam, om een Huisgezin, overeenkomstig met zyn stand, te onderhouden, zo mag hy om de vernietiging van het Huwelyk aan de Linkerhand aanhouden. §. 926. Verzekert de Man voor 't Geregt op zyn woord van eer, of op zyn Ambts-eed, dat zyne tydelyke bezittingen nu genoegzaam vermeerderd zyn, zo is deze verklaring voldoende. §. 928. Ook de Huisvrouw kan de Echtscheiding van het Huwelyk aan de Linkerhand zoeken, als haar vermogen door erffenissen, of door 't geluk, zo zeer toegenomen is, dat zy in staat gesteld is, om ene volwettige Echtverbintenis aan te gaan. §. 934. Als het Huwelyk aan de Linkerhand door een Vonnis van 't Geregt verbroken, en de Huisvrouw voor de schulddragende party verklaard wordt, verliest zy de in de Huwelyksvoorwaarde beloofde uitkering. §. 939. Is de Man de schulddragende party, zo moet de in de Huwelyksvoorwaarde der Huisvrouw toegekende uitkering, door ene Geregtelyke uitspraak haar worden aangewezen, en deze kan, naar eisch der omstandigheden, zelfs verdubbeld worden. | |
Tit. II. Afd. VIII.
| |
[pagina 34]
| |
konnen van hunne Ouders eischen, om onderhouden, en opgevoed, te worden. §. 563. Zo wel het één als het ander moet, naar den eisch, overeenkomstig den stand der Moeder geschieden. §. 564. Maar is de Moeder van burgerlyke afkomst, zo is de Vader verpligt, de opvoeding en het onderhoud zyner Kinderen zo in te rigten, als gewoonlyk plaats heeft by een handwerkdryvend burger omtrent zyne wettige Kinderen. §. 565. Overeenkomstig hiermede behoort ook de keuze van een Beroep, en van een Huwelyk, voor zodanige Kinderen te geschieden. §. 570. Zyn de Kinderen, uit een Huwelyk aan de Linkerhand geboren, by het afsterven des Vaders, nog niet volkomen opgevoed noch in een beroep gesteld, zo moet het nodige tot dat einde uit de nalatenschap aangewezen, en door de Erfgenamen in zekerheid gesteld, worden. §. 580. Sterft een Vader, zonder Nakomelingen, uit een Huwelyk aan de Regterhand, na te laten, dan erven de Kinderen uit een Huwelyk aan de Linkerhand, als 'er slegts drie of minder zyn, het derde deel, en, als 'er meer dan drie zyn, de helft, der Nalatenschap. |
|