Kransje van Letterbloempjes, voor Neêrlandsch Jufferschap. 2de, 3de en 4de, Stukje. Te Dordrecht by N. van Eysden en Comp. 1791. In 8vo. 72 bl. elk Stukje.
G. manheer, welke zich, in de twee eerste Stukjes van dit Kransje, onder de letters g.m. Verborg, eindigt, met het vierde, zyne zamenvoeging van Lentebloempjes. Over 't geheel zal Neêrlandsch Jufferschap hier door eenige Zangstukjes missen, die haar maar zelden deeden bloozen; en van welken eenigen, vooräl in de laatste Stukjes, niet onaartig waren. Zie hier, ten bewyze, eenige Coupletten uit het Gezang: Om de Poen is 't al te doen; dat op de wys: Laatstmaal toen ik lag en sliep, kan gezongen worden:
De Doctoors en Chirurgyns;
Snyders, Kappers en Krispyns,
Deze heeren villen, scheeren,
U de volle beurzen zoo! -
Maar, bemind gy de lectuur,
Koopt dan hoeken. - Zyn die duur?
Neen, neen, Vrienden, neen!
Boekverkoopers zyn geen stroopers;
Neen, neen, Vrienden, neen,
Haar Conscientie is veel te kleen.
Waaröm zingt een Brood-poëct,
Schoon de Vent daar schraal van eet?
't Is, 't is, Vrienden, 't is,
Al zyn lymen, Vaerzen rymen,
Om de Splint; geloof het wis.
Dus, in 't kort, 't is om de Poen,
Al den drommel, slechts te doen,
Maakt, schoon 't stom is, regt dat krom is.
Die u mist is slecht gesteld.
Schoon men de Dichters niet altyd op hun woord mag gelooven, en vooräl niet wanneer zy tot lof van de Boekverkoopers zingen, zo gelooven wy toch, dat het laatste Couplet wel van harton gemeend is. |
|