Zaïde, door F. Schulz.Uit het Hoogduitsch (niet Hoogduits). Te Leyden by J. Meerburg, 1793. In 8vo. 284 bl.
‘Wispelturig en ongetrouw zyn de Vrouwen, en onbestendig en valsch zyn de Mannen. Ik denk, dat ik van nu af aan geen van beiden meer zal nodig hebben.’ - Dus sprak gonzalva, een Zoon van zekeren Graaf van Kastilien, wanneer hy van beide geslachten, in Leon, zeer veel geleerd had; zynde op eenmaal verlaaten van zynen Heer, bedrogen van zyne Zuster, verraaden van zynen Vriend, en mishandeld van zyne Beminde; terwyl hy nu, met oogmerk om een eenzaam verblyf op te zoeken, vermomd en steelswyze uit een der poorten van die Stad sloop. Het bleek intusschen al ras, dat hy zich te veel op zyn denkbeeld vermeeten had. Zaïde, eene Schoonheid van Tunis, werdt op een morgen, niet verre van zyn eenzaam verblyf, voor dood door de baaren aan strand geworpen; zy ontvonkte hem in liefde, en het bleek, dat zyne lotgevallen, op dat oogenblik, nog niet eens ten halven gekomen waren, nadien hy nog een bloedig tweegevegt met zynen Medeminnaar alamir moest houden; ontknoopende zich eindelyk alles, op eene byzondere wyze, ten voordeele van gonzalva en zaïde.
Wy hebben deeze Nederduitsche Vertaaling, over het geheel genomen, zeer net en vloeijend gevonden; intusschen is ons, by vergelyking tegen het Hoogduitsche, gebleken: dat de Heer schulz, wiens roem, door zynen Roman Moritz, en vervolgens door Leopoldine, gevestigd is, geen de minste aanspraak gemaakt heeft op het Origineele van deeze Zaïde; nadien deeze Roman geenzins door hem in het Hoogduitsch, maar door de Gravin de la faijette in het Fransch, geschreeven is; zynde schulz alleen de Hoogduitsche Vertaaler van denzelven. Wy begrypen niet, waaröm men deeze byzonderheid in het Nederduitsch verzweegen; of, waaröm men de kleine Voorrede van de Hoogduitsche Zaïde onvertaald gelaaten heeft. Of, zoude het zyn, om dat schulz zegt: dat hy wel iets beter had kunnen doen, dan de Fransche Zaïde leezen; en iets nurtiger, dan haar in een Duitsch gewaad te kleeden?