Vaderlandsche Brieven; behelzende een vrymoedig en waarheidlievend onderzoek der denkwyze van den Wel Eerwaardigen Heer J.F. Martinet,in zyne Historie der Waereld, aangaande het Synode van Dordrecht in 1618 en 1619; het Karakter der Fransche Natie, en de Staatkundige inzigten van het Huis van Oranje, door Frederik Justus van Oldenburg, Junior.Alom te bekomen. In gr. 8vo. 214 bl.
Wanneer hevige Partyzugt en overdrevene Gezindheidsyver in den Godsdienst, te zamen vereenigd, eenen Schryver bezielen, zal hy ongetwyfeld een lelyk Werk opleveren; en dit lelyke zal nog grootlyks vermeerderen, wanneer zulk een geschryf grootendeels ingerigt is tegen een' Man, door zyne Bediening en Jaaren eerwaardig, en die, by zyne Medevaderlanders, zich, in veelvuldige opzigten, verdienstlyk gemaakt heeft, en nog onophoudelyk bezig is om die verdiensten te vermeerderen, door de uitgave van nuttige Werken. - Dit is het geval der Brieven van den Heer f.j. van oldenburg, Junior, of liever die zich waarschynlyk onder dien verbloemden naam verbergt, en niets spaart om den Eerw. martinet zwart te maaken; alles byeen haalende wat, zyns agtens, kan strekken om hem als Godgeleerde verdagt te maaken, en als een Ketter in het Staatkundige voor te stellen. Of het dien Heere gelusten zal, zich tegen deezen onheuschen Aanvaller, om geen erger tytel te bezigen, te verzetten, weeten wy niet, schoon wy denken, en hoopen, dat hy zyn tyd en gaven te kostlyk zal agten, om ze te verspillen tegen deezen Kamper - dit weeten wy, dat het ons niet lust, iets meer van dit zyn Werkje in onze Vaderlandsche Letteroefeningen te plaatzen.