| |
| |
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
Godgeleerde, Wysgeerige en Zedenkundige Mengelingen, ter Verlichtinge van het Verstand, ter Verbeteringe van het Hart, en ter bevorderinge van ware Gelukzaligheid. Te Leyden by P. Pluygers, 1792. In twee Deelen, in gr. 8vo; te zamen 499 bl.
Met eenen onzer geëerde broederen Boekbeöordeelaaren verheugen wy ons, dat de Uitgeevers deezes Werks op de gedagte zyn gevallen, om hetzelve onder de gedaante van Boekdeeltjes in het licht te geeven, en niet, zo als voorheen plagt te geschieden, in den vorm van afzonderlyke Stukjes, die, onder den grooten hoop van Pamflets, of Blaauwboekjes, waar mede de Boekwaereld thans overlaaden wordt, ligt konden verlooren gaan; een voorval, hoe wenschelyk ook, ten opzigte van veelen dier Cartonkinderen, 't welk, wat aangaat verscheiden Stukken, in deeze Verzameling voorhanden, voor een weezenlyk verlies zou moeten gehouden worden. Met goed regt meenen wy deeze oordeelvelling te mogen bouwen, zo op de natuur der meeste Onderwerpen (want men kan niet verwagten, dat allen van even groot belang zyn zullen) hier voorhanden, als op de wyze, op welke zy worden uitgevoerd. Het eerste zal blyken uit eene bloote opgave van de titels der Verhandelingen; zy zyn de volgende: ‘Over het Vooroordeel aengaende de Oudheid en Nieuwheid van een gevoelen. Vrymoedig onderzoek over de Voorbeeldige Godgeleerdheid. Oorsprong van vele dwalingen en ongerymde stellingen der eerste Kristenen. Opregtheid en Vooroordeel. Over 1 Petr. V: 8. Over de kwaedsprekendheid. Vrymoedig onderzoek over de Voorbeeldige Godgeleerdheid. Gedagten van een geleerden Jood over de toekomende Straffen. Over het onderscheid tusschen huigchelary en wyze behoedzaemheid en terughouding, by het voorstellen der waerheden van den Kristelyken Godsdienst. Over den grond der algemeene toestemminge van het menschdom, aengaende het bestaen van een Opperwezen.
| |
| |
Onderzoek en bepaling van Gods regtvaerdigheid. God liet zig, oudstyds, omtrent de Heidenen zo min onbetuigd als omtrent de Joden. Opheldering van twee plaetzen der H. Schrift door verzetting. Over 's Heilands Verzoeking in de woestyne. Wysgeerige en Zedenkundige beschouwing van de Godlyke Straffen. Over den brief van Paulus aen de Galaten. Iets over de benaming Broeder, in 't N.T. voorkomende. Wat eigenlyk Godsdienst zy. Hy, die God dient, dient eigenlyk zig zelven? Het kind is niet gestorven, maer slaept; of overeenkomst tusschen den dood en den slaep. Iets over den Kinderdoop.’ Wy hebben ons de moeite der overschryvinge van deeze titels wel willen getroosten, dewyl wy zulks als den kortsten en meest gepasten weg beschouwden, om den Leezer met de natuur en den aanleg deezes Werks bekend te maaken. Om tevens de manier van uitvoeringe te leeren kennen, bepaalt zich, onder de verscheidenheid van onderwerpen, voor ditmaal, onze keuze tot de Verhandeling, getiteld: Over het onderscheid tusschen huigchelary en wyze behoedzaemheid en terughouding, by het voorstellen der Waerheden van den Kristelyken Godsdienst. Wy verkiezen dit onderwerp tot eene proeve, in de hoope, daar wy ons verbeelden dat ons Maandwerk in meer handen koomt, dan het Werk, 't geen wy thans aankondigen, dat des Schryvers denkbeelden, voor zommigen, wien dezelve byzonderlyk aangaan, van eenige vrugt zullen weezen.
By wyze van Inleidinge, merkt de Schryver vooraf aan, dat, aangezien huichelary en behoedzaamheid of te rug houding zeer naby aan elkander grenzen, veelen hier door gevaar loopen, om, den eenen klip willende vermyden, op den anderen schipbreuk te lyden. Iets gemeen hebben ze beiden te gader. ‘Beiden nemen zy eenerlei gedaente aen; beiden hebben eene zinspreuk: schikt u naer den tyd. - Zy zyn beiden vyanden van die dwaeze snapzucht, die niet overweegt, niet rondom zich ziet, maer in één oogenblik denkt en spreekt.’ Nog eene andere reden van noodzaaklykheid van gepaste onderscheidinge ontmoeten wy in onze dagen. ‘Men heeft den jongen leeraer aengeraden, zyne, van de algemeene begrippen afwykende, betere denkbeelden en overtuigingen, het zy die de leere zelve, of de byzondere bepaling daervan, betreffen, volstrekt niet te leeren, maer, veeleer, die overtuigingen voor zig zelven te houden,
| |
| |
en zig op den Kansel naeuw aen de Leerwyze der Voorouderen te binden.’
De volgende regels worden hierom, door den Schryver, voorgedraagen, aan welke de huichelaar van den man van bescheidene behoedzaamheid kan onderkend worden. Het eerste kenmerk betreft de oogmerken, welke zy bedoelen. De eene (de huichelaar) zwygt zeer veele dingen, welke hy, in andere omstandigheden, zou zeggen, om dat hy het volk niet beledigen, en de toejuiching van regtzinnigheid niet verliezen, wil. Hy doet het, gelyk Paulus zegt, om de Vrouwkens des te beter te kunnen gevangen neemen. De behoedzaame, daarentegen, zwygt, deels om dat hy voor mogelyk houdt dat hy heeft kunnen dwaalen; deels, omdat hy gelooft dat zyne toehoorders nog niet genoeg voorbereid zyn, en hy dus eene verkeerde toepassing moet vreezen. Het denkbeeld, dat hy ligt allerlei haatlyke gedagten omtrent zich zelven kan verwekken, wederhoudt hem ook van de mededeeling; maar hy zoekt alleen het aanzien, welk hy geniet, staande te houden, om dat hy dit beschouwt als een middel, om veel goeds te stigten. - Het gedrag is een ander kenmerk van onderscheidinge. De huichelaar stelt, uit laage beginzels, de toejuiching tot het doel zyner daaden; hy klaagt over dwaalingen, zelf der zulken, met welke hy het in zyn hart eens is, omdat hy bevreesd is, dat zyne regtzinnigheid zal verdagt worden. - Hy bedriegt, door zyne wederleggingen, de zulken, die niet in staat zyn om door de mom heen te zien. De voorzigtige zoekt zyne overtuiging niet aanstonds op te dringen, maar hy zal ook hen, die 'er voor uit koomen, niet bestormen, of wederleggen. Hy predikt veeleer liefde, en tragt zich dus den weg te baanen, om voortaan luid te prediken, 't geen hy nu slegts den geoeffenden mededeelt. - De huichelaar spreekt, in de derde plaats, tegen zyne overtuiging. ‘Met een ernstig gelaet betreedt hy den predikstoel, wordt de echo der overdrevenst regtzinnige stellige godgeleerdheid - geeft alle hare bewyzen,
schriftverklaringen en afdeelingen, zynen toehoorderen terug, en - lacht, als hy van den kansel treedt, daerover, dat hy de konst, van de vergadering te misleiden, zoo goed verstondt. - De wyze voorzichtige verhaelt, integendeel, slegts geschiedkundigerwyze, hetgeen hy, als Leeraer van het een of ander Kerkgenootschap, verpligt is te zeggen, of hy gaet het liefst dat- | |
| |
geen met stilzwygen voorby, waeromtrend zyne begrippen van het gemeen gevoelen afwyken, en hy roert alleen die snaren, welke overeenstemmend klinken; in het byzonder, als daervan geen nadeel te vreezen is, dat hy de tot dus ver gekoesterde begrippen onaengeroerd laet, en de toehoorders zyn meerder licht nog niet kunnen verdraagen.’ - Van hier dat de voorzigtige, in de vierde plaats, alles in 't werk stelt, om zyne overtuigingen te verbeteren, en zyne toehoorders voor te bereiden, om betere voorstellingen te bevatten. Zyn voorneemen, om te hervormen, laat hy niet blyken; hy zoekt vertrouwen te winnen, en poogt de betere begrippen, naast aan de aangenomene koomende, het eerst in zwang te brengen, en legt alzo den grond van het ontworpen gebouw. De huichelaar, daarentegen, veinst zo lang, tot dat de uiterlyke omstandigheden hem veroorloven, of gebieden, anders te handelen, en hy gaat geenen stap verder, zelf niet, wanneer de zorge voor het heil zyner toehoorderen hem daartoe verpligt; terwyl de behoedzaame, zo dra zulke schadelyke begrippen beginnen te heerschen, toont een man te zyn, en predikt datgeen openbaar, het welk, naar de van hem erkende leere van zynen Heere, de grondslag van het geluk zyner toehoorderen is. Naa deeze kenmerken wordt het besluit aldus opgemaakt: ‘Behoedzaemheid is pligt, en vertoont zig in de edele poging, om alsdan eerst zyne, van de gewoone begrippen afwykende, godsdienstige denkwys te verspreiden, als men dezelve genoegzaem getoetst, en zyne toehoorderen voorbereid heeft, om dezelve te kunnen bevatten; of als men met
waerschynlykheid kan vooruitzien, dat zy ingang zal vinden, en om dezelve, alsdan, op zulk eene wyze voor te dragen, dat het aenstootlyke, zoo veel mooglyk, worde voorgekomen.’
Dat verscheiden plaatzen, door verzetting, zeer veel licht zouden ontvangen, is by de Geleerden dikmaals opgemerkt. Van twee aanmerkelyke voorbeelden, hier opgegeeven, als zynde het kortste, diene het volgende ter proeve:
‘Hebr. II: 9. Maar wy zien Jesus met heerlykheid en eere gekroond, die een weinig minder dan de engelen geworden was, van wegen het lyden des doods; opdat hy, door de genade Gods, voor allen den dood smaeken zoude.
| |
| |
Een opmerkzaem Lezer zal in dezen tekst verwarring vinden. Het woord ὅπως, opdat, duidt het oogmerk of einde aen, waertoe iets gezegd of gedaen wordt; maer werdt Jesus nu met heerlykheid of eere gekroond, met oogmerk, of ten einde, hy voor allen den dood smaeken zoude? Het eerste gedeelte van dit vers schynt iets anders te kennen te geven: de Apostel spreekt duidelyk van die heerlykheid en eere, waermede Jesus, na zyn lyden, nadat hy den dood voor allen reeds gesmaekt had, is bekroond geworden. Eene kleene verzetting der woorden neemt alle duisterheid en verwarring weg; te weten aldus:
Maer wy zien Jesus, van wegen het lyden des doods, met heerlykheid en eere gekroond; die een weinig minder dan de engelen geworden was, opdat hy, door de genade Gods, voor allen den dood smaeken zoude. Of:
Maer wy zien Jesus, die een weinig minder dan de engelen geworden was, opdat hy, door de genade Gods, voor allen den dood smaeken zoude, van wegen het lyden des doods, met heerlykheid en eere gekroond.’
Van het Vrymoedig onderzoek over de Voorbeeldige Godgeleerdheid, wilden wy gaarne het hoofdzaaklyk beloop mededeelen. Dan de Verhandeling is, met opzigt tot ons Geschrift, te uitvoerig. Eene onpartydige leezing willen wy daarom wel ernstig hebben aangeraaden. |
|