Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793

Missive aan de Heeren Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, enz. wegens hunne beöordeeling der Brieven van den Notaris w. cappenberg, te Amsterdam, aan den Notaris f.w. ernst, te Dusseldorp, enz. door Willem Box.Te Amsterdam, en verder alom te bekomen, 1793. In gr. 8vo. 16 bl.

In bovengenoemde Missive tracht de Heer box ons veel meer te disabuseeren, omtrent onze gevoelens ten zynen opzichte, dan zich over onze beöordeeling^(*) eenigzins te beklaagen. Hy vermoed, dat die beöordeeling geenzins de vrucht van onzen eigen letterarbeid is, maar een toegezonden Stuk, om daar mede den nadeeligen indruk, welke zyne brochure, ten opzichte van den Notaris cappenberg, gemaakt mogt hebben, wederom uit te wisschen. Zulk een toegezonden Schrift moest, derhalven, of van cappenberg zelve, of van één zyner Vrienden, komen, die de zaak volkomen wist. Intusschen verklaart de Schryver, reeds op de volgende bladz., dat wy gemeend hebben, iets meerder te weeten, dan de Notaris cappenberg zelve. Waarlyk, indien alle de vermoedens van den Heer box zo tegenstrydig met zich zelven zyn, als deeze twee; dan behoeft zyne tegenparty weinig moeite te doen, om ze te keer te gaan. Wat ons aanbelangt, wy zullen alleen dit zeggen: dat wy nimmer zulke toegezondene beöordeelingen plaatsen. Dat wy zelv' leezen en oordeelen, zonder zich met de gevoelens van anderen op te houden. Dat de Schryver van deeze, en de voorgemelde, beöordeeling den Notaris cappenberg, zo min als den Heere willem box, kent, noch iets van hunne geschillen wist, vóór dat hy gemelde Brieven geleezen had. En eindelyk, dat hy, naa de leezing van dezelve, in die beöordeeling niet zoude gezet hebben: dat willem box zyn gewezen Compagnon criminaliter heest beschuldigd; indien gemelde box zelv', in zyn Bericht vóór die Brieven, bl. 13, niet met ronde woorden geschreven hadt: jan van eden bz. werd door toedoen van zyn gewezen Compagnon, creminaliter beschuldigd, van het ontvreemde van een Prent. Indien dit gestelde, het zy dan waarheid of loogen, duidelyk genoeg door den Schryver ware te keer gegaan, dan zou zyne disabuseering, in die betrekking, onnoodig zyn geweest.

(*) Zie boven, bl. 374.