Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeknopt Antwoord op de nuttige Vraag, Waarop moet een Ryk of Staat gegrond zyn, wanneer inwendige beroertens en rebelleering zullen vermyd worden? door C.A.L. Kirchhoff.Uit 't Hoogduitsch. Met eenige Byvoegselen vermeerdert. Te Amsterdam by P.E. Briët en H. van Kesteren, 1792. In gr. 8vo. 28 bl.Een gansch oppervlakkige Beantwoording der Vraage op den Tytel vermeld, en eene gemeene Vertaaling, met niets beduidende Byvoegzelen, die gelukkig weinige zyn, vermeerderd, komt ons hier ter hand. Wanneer de Heer kirchhoff, als een eerste Middel om het Geluk van een Staat te bevorderen, de God- | |
[pagina 556]
| |
vreezenheid te recht aanpryst, toont hy een afkeer te hebben van de Volksverlichting ten aanziene van de gronden des Godsdiensts. Immers vraagt hy: ‘Leert niet de ondervinding, dat gemeene Menschen, wanneer zy zogenaamde en al te opgehelderde denkbeelden van den Godsdienst hebben, zigzelven alles zonder bepaaling veroorlooven, en oni hun voordeels wille, zelfs den meineed niet schuwen? - Buiten twyffel is de grondoorzaak van de groote Zedeloosheid, en gewoone onverschilligheid of geringachting van Godsdienst en Deugd, gelegen in, of toe te schryven, aan die zogenaamde verlichters, welke op eenmaal zo veel licht over de religie waarheden in 't algemeen verspreid, en de geheimenisvolle Leer der H. Schrift, die eertyds voor het Volk, wegens haare duisterheid, heilig en gelooswaardig was, zo helder gemaakt hebben, dat 'er weinig meer voor hunne bevatting overig gebleven is, en daar door over het geheel meer schade als voordeel gesticht heest. Opheldering is ten allen tyde goed en nuttig, doch niet voor de zwakken, doch wel voor zulke menschen, die verhevener kennis en inzigten hebben, en van jongs op, tot denken, beproeven, studeeren en onderzoeken gewend zyn.’ - - - Welk eene bekrompenheid van Geest! Welk eene jammerhartige bepaaling! Ten tweeden pryst hy Geregtigheid aan: en is, met rede, zeer tegen zwaare drukkende Belastingen. ‘Want,’ vraagt hy, ‘hoe is het mogelyk, dat een gering handwerksman, by een talryke famille, van de weinige verdiensten van zyn arbeid; de boer van zyn kleine akker, dubbelde Belastingen, by voorbeeld, hoofdgeld, maandgeld, schoorsteengeld, impost, accyns, en God weet nietGa naar voetnoot(*), onder welke voorwendzels en naamen, de Belastingen alle gevordert worden, betaalen kan?’ Voorts kant de Schryver zich, op zyne wyze, aan tegen de Luxus, en wil prachtbepaalende Wetten ingevoerd hebben. Ook zou het, zyns oordeels, van groot nut zyn, ‘wanneer men de Verkopers de vryheid, om hunne Waaren naar willekeur te verkoopen, belette, en hen eene behoorlyke tax zette, volgens welke zy hunne zaaken verkopen konden.’ Ryke Kooplieden en Herbergiers heeft hy, met weerzin, in aanzienlyke Steden van Duitschland, aangetroffen, ‘daar zy, na goedbevinden de menschen bedotten, en de pryzen zo hoog mogelyk te maken, het regt hebben.’ Met dit alles, vindt hy het zeer goed, ‘wanneer een Waard of Handelsman, (een mooi woord voor Koopman,) by zyne bezigheden behoorlyke winst maakt, maar het | |
[pagina 557]
| |
moet niet tot nadeel van andere menschen zyn, die even zo goed leven willen als hy.’ - Zyne ondervinding ten dien amziene voert hy aan met dit veel indruks maakend voorbeeld: ‘De Reiziger, die eene middelmatige portie geld by zig voert, en by eene gestrenge Oeconomie, die hy op zyne reize in acht neemt, echter nog in een Logement voor een gewoone avond spys, slaapen en thee een Ryksdaalder en twaalf grossen betaalen moet, gelyk my dit zelfs eens te Einbeck by Gottingen is gebeurd, hoe zal zulk een het plan van zyne reize onbekommerd kunnen voortzetten?’ Eindelyk voert hy zyne pen tegen Ontucht en Wellust, doch met geen groote kieschheid. ‘Menschen, die zig door den echtenstaat met elkander vereenigen, hebben een dubbeld oogmerk kinderen te teelen, en dezelve verstandig op te voeden. - Doch die geene, welke, gelyk de honden op straat, by elkander loopen, zoeken slegts het eene oogmerk, hun wellust, zonder aan het andere te gedenken.’ Hemel! wat vertaalt men niet al uit het Hoogduitsch? on hoe? - - |
|