Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMerkwaardige Leevensbeschryving van den Kapitein thurot; een dapper Fransch Zeeheld, wiens verdiensten by de voorige Monarchale Regeering miskend waren; maar wiens roemwaardige Naagedagtenis thans door de Natie wordt vereeuwigd. Uit het Fransch vertaald. Te Dordrecht, by de Leeuw en Krap, 1792. In gr. 8vo. 136 bl.Verdiensten, waar en in wien gevonden, recht te doen, is een eisch der Billykheid. Deezen hadt men, naar 't oordeel des Schryvers, van dit vertaalde Leevensbericht van francois thurot, dien Kapitein onthouden; en tragt hy denzelven te vervullen, door een Verhaal van de Afkomst, de Lotgevallen en Zeekrygsbedryven, welke hy onder de Regeering van lodewyk den XV volvoerde. Tot de opgave van welk alles hy zich in staat gesteld vondt door het inwinnen der zekerste en geloofwaardigste bescheiden, in de Voorreden opgeteld. En verzuimde de Schryver niets, om aan deezen zynen arbeid alle naauwkeurigheid en al het belang by te zetten, waar voor 't zelve vatbaar was. Hy voelde, ‘dat men het mogelyk te zeer uitgebreid zou vinden,’ en hier van is 't niet vry te kennen; doch hy bidt zyne Leezers ‘in aanmerking te neemen, dat het dikwyls de kleinste byzonderheden zyn, welke ons groote Mannen best heeft leeren kennen en beoordeelen: daarenboven heeft hy het voornaamlyk voor de Landslieden van thurot, de Bourgondiers,’ (want hy was, welke andere plaatzen men hem ook ter Geboorteplaats gaf, te Nuits, in den Jaare 1727, gebooren,) ‘en voor de braave Officieren der Kaapvaart, geschreeven.’ Wie lust hebben het Leeven van een onverschrokken Zeeheld te leezen, zullen hier voldoening vinden: behalven de reeds opgemerkte breedvoerigheid, is het in een manlyken en vloeienden styl opgesteld. In een Tocht om eene | |
[pagina 553]
| |
Landing in Ierland te doen, die de hoop van Frankryk, de schrik van Engeland, en het voorwerp der algemeene aandagt van Europa, was, in den Jaare 1760, eindigde hy zyn leeven op eene wyze, die zyne nagedagtenis vereeuwigt; zodanig dat, in de Engelsche Historie van dien Oorlog, deeze verklaaring ten zynen opzigte geleezen wordt: ‘Thurot bezat te veel moeds, om zich, als Krygsgevangen, na Engeland te laaten brengen, en te veel gevoel, om zyn ongeluk te overleeven. Het is schandelyk, dat 'er, midden in Frankryk, menschen gevonden worden, die, de waare verdiensten benydende, de glorie van den vermaarden Kapitein thurot, wiens daaden de Engelschen zelfs bewonderd hebben, zoeken te verduisteren.’ Wy zullen, ter proeve van den schryftrant, en ten bewyze van 't geen de Engelsche Schryver, wegens 's Kapiteins dapper leevensëinde, zegt, overneemen: ‘In een gevegt tegen Engelsche overmagt, 't welk hy niet hadt kunnen ontwyken, gaf hy, thurot, sein aan de Schepen, die onder zyn bevel stonden, om zich by hem te vervoegen, en met hem te spreeken: de Blonde, in plaats van dit te beantwoorden, vervolgde zyn koers, de Terpsicore kwam hem, voor een oogenblik, op zy; doch nam terstond daar op de vlugt. De onverzaagde thurot besloot toen, om met zyn Fregat de drie vyandlyke Schepen te bevegten. Hy gaf de laag aan den Kommandant, welke dezelve terstond beantwoordde, en het gevegt begon. Terwyl hy met deezen slaags was, kwamen hem de twee andere Engelsche Fregatten op zy, en gaven hem de volle laag, waar door zyn Schip zeer gehavend werd; het Kanon en Muskettenvuur maakte het gevegt zeer bloedig: veele Kanonniers van de Belle-Isle lieten den moed zakken, en borgen zich, in weerwil van de herhaalde aanmoedigingen van den Kapitein, onder in de kiel van het Schip. Het geluk keerde thurot ten eenemaal den rug toe. Echter kon deeze lafhartigheid zynen moed niet verzwakken. Toen hy zag, dat hy veel volk verloor, en dat zyn geschut niet vlug genoeg behandeld werd, gaf hy zich aan zyne ongestuime drift over, en zogt den Kommandant aan boord te klampen. Maar, daar het Engelsch Schip voortzeilde, en de loef van de Belle-Isle had, kon deeze slechts, met zyn boegspriet, het wand van de bezaansmast des anderen bereiken, en brak door den zwaaren schok van onderen af. De Eole | |
[pagina 554]
| |
verwyderde zich terstond; want zy had veel in deezen eersten aanval geleden. Thurot gaf, op nieuws, de seinen aan de Blonde en de Terpsicore, om zich by hem te vervoegen, en hunnen pligt te betragten; maar zy kwamen niet op. Intusschen hadt de Belle-Isle, naa dit ongelyke gevegt een uur te hebben volgehouden, zyn bezaansmast verlooren, zyne stengen waren afgeschooten, zyn staande en loopende wand was verbryzeld; daarenboven hadt hy drie schooten onder water gekreegen, waar van twee te loevert aan stuurboordszyde, en de derde in de konstapelskamer, welke een zo groot lek maakten, dat het niet kon gestopt worden, en het Schip gevaar liep om te zinken. De twee Engelsche Fregatten, gebruik maakende van den slechten staat, waar in hy zich bevondt, gaven het voor de tweedemaal de volle laag, waar door het geheel onttakeld werd. Echter bleef het Muskettenvuur aanhouden, niettegenstaande het gevegt al te ongelyk werd. De Blonde, op wiens bystand thurot het meest staat hadt gemaakt, liep geduurig voor den wind af, zonder een enkel schot op den vyand te doen: zo dat thurot, van den Kapitein van dit Schip, tegen zyne Officieren spreekende, zeide: zie daar den Man, waar op ik vertrouwde; nu verlaat hy my! De Pallas en de Brillante, verwonderd over de meer dan menschlyke dapperheid van thurot, gingen voort met op hem los te branden: binnen kort was de stuurplegt en het groote stuurrad vernield; vyf roergangers waren agter elkander op hun post doodgeschooten, en de Belle-Isle was in den jammerlyksten staat; één van de vyandlyke Schepen verliet hem toen, om met de Terpsicore te beginnen, die de Belle-Isle niet te hulp kwam voor dat hy dezelve van geen de minste nuttigheid kon weezen; het andere Engelsche Fregat maakte jagt op de Blonde, welke eerst daar naa kwam opdaagen. Terwyl thurot, in 't midden van deeze ysselyke slachting, onvermoeid bezig was; terwyl hy zyn volk aanmoedigde, om den vyand de overwinning nog te betwisten, of ten minsten met eere het spit te delven, kwam de Engelsche Kommandant, die zich intusschen hersteld had, weder op hem af, en vernielde de Belle-Isle eindelyk ten vollen. Verscheide maalen hadden reeds de Officieren aan thurot voorgesteld, dat zyn Schip reddeloos, en alle verdere tegenstand nutloos, was, en dat hem niets | |
[pagina 555]
| |
overig bleef, dan zich over te geeven. In weerwil deezer billyke voorstellingen, bleef thurot onbeweeglyk. Hy stelde den dood boven de schande van zyn vlag te moeten stryken, en wilde zyne toevlugt neemen tot het laatste middel, 't welk hem nog overig bleef, te weeten, om op het slagveld te sneuvelen, en dus niet bloot te staan voor de bespotting van zyne benyders, noch aan de beledigende triumph van zynen vyand: zyne ziel, onvatbaar voor eenige andere vrees, is gerust en bedaard: hy geniet reeds het vermaak, zulk eenen Held waardig, om, met de wapens in de vuist, voor zyn Vaderland te sneuvelen, en zynen roem te vereeuwigen. Hoewel zyn Schip doorboord was en vyf voet water inhad, hoewel zyne masten afgeschooten waren en zyn wand verbryzeld was, hoewel hem kruid begon te ontbreeken, en 'er, naa een gevegt van twee uuren, 90 Man van zyn volk gesneuveld of gekwetst was, beval hy echter nog den vyand te enteren, toen een kogel uit een steenstuk hem trof op de holligheid van de maag, zo dat hy dood nederviel. Toen was het eerst, dat het gevegt eindigde. De Belle-Isle gaf zich terstond over, en werd van de Blonde en de Terpsicore hier in gevolgd. Op de Belle-Isle waren omtrent honderd dooden en gekwetsten; de twee andere Schepen verlooren weinig volkGa naar voetnoot(*).’ |
|