Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHistoriesch Schouwtooneel van 's Waerelds Lotgevallen, of kort aaneengeschakeld Berigt der voornaamste Gebeurtenissen van deezen Tyd; verrykt met een Historiesch Mengelwerk. Met Plaaten en Kaarten. Eerste Deels Eerste en Tweede Stuk, 1792. Te Haarlem by A. Loosjes Pz. In gr. 8vo.Te meermaalen hebben wy, met welverdienden lof, van dit Geschiedkundig Werk deezes Tyds gesprooken, en 't zelve als een keurige Verzameling van de gedenken bewaarenswaardigste Gebeurtenissen aangepreezen. Een Jaarvak, dat des Jaars 1791, is voltrokken. Een tweede Jaarvak vangt aan met het Eerste Stuk, 't welk wy thans voor ons hebben, en behelst hetzelve de groote rollen op het Tooneel der Wereld gespeeld in de drie eerste Maanden des Jaars 1792, terwyl het Tweede Stuk die van de drie volgende opgeeft, en dus een Halfjaar beschryft, van een Jaar, zo ryk in Lotgevallen. Kon immer een Werk, van deezen aart, ten rechten | |
[pagina 489]
| |
tyde worden aangevangen en voortgezet, 't is zeker in onze dagen, die een ryken voorraad van stoffe opleveren, zo dat de Schryver zich zeker eer met de ruimte verlegen vindt, dan over schaarsheid te klaagen hebbe. Wy hebben 'er dezelfde geregelde schikking, volkomenheid van opgave, en onpartydigheid, in waargenomen, als in den voorgaanden volkomen afgewerkten Jaarkring. Het aaneengeschakeld Verhaal wordt ondersteund door de geheele mededeeling der belangrykste oorspronglyke Staatsstukken, als Bylaagen, agter aan gevoegd, van welke men veele elders te vergeefsch, in die volkomenheid, zou zoeken, en die tot altoos duurende Bewystukken moeten dienen van Voorvallen, en daar op gegronde Werkzaamheden in de Kabinetten der Vorsten en Staaten. Derzelver breedvoerigheid moge, nu en dan, een lastig voorkomen hebben; ze kunnen in een Werk van deezen aart niet ontbeerd worden, en strekken tot waarborgen van de egtheid der Opgave in het Verhaal zelve. Daarenboven ontmoeten wy daar in, ten deezen tyde, niet enkel bloote opgave van Staatsbesluiten, die, op den ouden styven leest geschoeid, by het eerste inzien afkeer verwekken; maar Stukken, welke zich, om den styl zo wel als inhoud, met medesleepend genoegen laaten Jeezen. Wy althans hebben dit vaak ondervonden, en in Stukken, voorheen dezelve of geheel of uitgetrokken in een Dagblad vlugtig doorloopen hebbende, ze hier aantreffende met een gezetter oog en bepaalder aandagt herleezen, terwyl het Verhaal der bykomende en aanleidelyke omstandigheden ons te rugge leidde tot een tydperk, 't geen ons slegts scheemeragtig voorstondt; niet zo zeer wegens de verafgelegenheid des tyds, dan wel uit hoofde van de veelvuldige gewigtige Lotgevallen, die elkander met zo snelle vaart afwisselen, dat men 'er naauwlyks het oog op konne houden. Wy zullen thans geen voorbeelden bybrengen uit het Schouwtooneel zelve, of uit de Bylaagen, om 't geen wy ten aanziene van het een en ander gezegd hebben te staaven. De algemeene goedkeuring, welke wy met genoegen verneemen dat aan deezen arbeid ten deele valt, maakt het overboodig. Eene geringe verandering is ons in de Schikking, of liever in de Benaaming, voorgekomen: onder den meer algemeenen Tytel, dan Leevensschetzen van vermaarde Persoonen, en Beschryvingen van zodanige Landen, Steden en | |
[pagina 490]
| |
Plaatzen, als by uitsteekenheid aanmerking verdienen, van Historiesch Mengelwerk, wordt thans begreepen wat niet bepaald tot het Schouwtooneel behoort. En ontmoeten wy hier, onder deeze Afdeeling, de zeer leezenswaardige Gedagtenisviering van j.j. rousseau, te Montmorency. Zie hier de Beschryving van het Gedenkteken zelve: ‘De Stad Montmorency en de Bewoonderen der omliggende Landstreek hebben, omstreeks een bosch, niet verre van die Stad gelegen, voor den gestorven j.j. rousseau, een, alhoewel eenvoudig, doch in zyne soort ongetwyfeld pragtig, Gedenkteken opgerigt. Het zelve bestaat slechts uit Steenen; maar is zeker duurzaamer dan Goud: want nimmer zal de geschiedenis het vergeeten, op welke wyze zyne Landgenooten het aandenken van deezen Wysgeer geëerbiedigd hebben. Daar hy zelf een groot vriend van alle eenvoudigheid was, heeft men ook dezelve by de oprigting van dit Gedenkteken getracht in agt te neemen. Het zelve heeft eene eenigzins onaanzienlyke gedaante, en is zamengesteld uit ruwe ongehouwe Steenen, welke zonder eenige kunst met elkanderen verbonden zyn. Deszelfs breedte is vyftien, en zyne hoogte negen, voeten; terwyl mos, struiken, en wilde planten, onder welke zich inzonderheid het Wintergroen, om dat hy hier van zeer veel hieldt, vertoont, 'er de sieraaden van uitmaaken. In het midden bevindt zich een bank van gras-zooden. Op den hoogsten Steen staan de woorden: Deeze was dikwerf de geliefkoosde Rustplaats van j.j. rousseau; en aan de andere zyde: De Bewoonders van de Stad en den omtrek van Montmorency, ter gedagtenisse van den tyd, waar op j.j. rousseau in hun midden woonde. Herfstmaand in het derde Jaar der VryheidGa naar voetnoot(*). Op de overige Steenen zag men de volgende plaatzen uit zyne Emile en het Contract Social gegraveerd: Mogten toch de Moeders zelve hunne Kinderen voeden, hunne Zeden verbeteren, en de Aandoeningen der Natuure op nieuw in aller harten opwaaken. Vryheid en Gelykheid zyn de beide hoofdbronnen, waar uit het algemeen Geluk van alle Menschen voortvloeit. | |
[pagina 491]
| |
Het is niet zo zeer een magtige Arm, maar veeleer de sterkte van Ziel, welke de Menschen vry en onafhangelyk maakt. De Mensch is van natuure goed. Zyt deugdzaam en gy zult gelukkig weezen.’ Onder aan den voet deezer Steenen staat geschreeven: Heil en Zegen zy hem, die dit Gedenkteken eerbiedigt. Onder de Aanspraaken by de Inwyding, welke met de hier omschreevene Plegtigheden toeging, heeft ons inzonderheid getroffen die van den Heer cherin, Neef van rousseau. Onder andere laat hy zich dus hooren: ‘Bewooners van Montmorency! vestigt uw oog dikwyls op deeze Steenen; leest hunne Byschriften, en gevoelt telkens, met eene vernieuwde kragt, de daar in vervatte waarheden. Gaarne zouden wy hun getal nog vermeerderd hebben; maar wy wilden niets overbodigs doen. Ondertusschen zy het my vergund, om u ook eenige gedagten van rousseau over den Godsdienst mede te deelen. Ziet hier dezelve: “Wanneer de Mensch allen Godsdienst verwaarloost, vergeet hy daar door ook zyne pligten. Overal, en onder alle Godsdienstige Gezindheden, god boven alles te beminnen, en zynen Naasten lief te hebben als zichzelven, is de inhoud der Wet. Het is eene niet te verontschuldigende eigenzinnigheid, wanneer men eenen anderen Godsdienst belydt, dan waar in men gebooren is, en het is geveinsdheid 'er eenen te belyden en dien niet in alle opregtheid te beleeven. Geraakt men op den doolweg, dan heeft men voor den troon des oppersten Rechters eene gewigtige verontschuldiging te weiniger: want zou Hy ons niet veeleer eene dwaaling vergeeven, welke ons als met de paplepel werd ingegeeven, dan waar in wy voorbedagrlyk gevallen zyn?” - “Van het Euangelie spreekt hy op deeze wyze: “Dit Godlyk Boek, het eenige 't geen de Christen noodig heeft, het nuttigste onder allen, zelfs voor die geenen welken het niet zo toeschynt, behoeft men maar aandagtig te overdenken, om van liefde jegens zynen grooten Veroirzaaker doordrongen te worden, en ons tot de opvolging zyner lessen bereidwillig te maaken. Nergens spreekt de Deugd op zo zagten toon, nergens heeft zich de volmaaktste Wysheid met zo veel kragt en eenvoudigheid uitgedrukt, en nooit | |
[pagina 492]
| |
zal men 't zelve nederleggen, zonder te gevoelen, dat men beter, dan voorheen, geworden is.” Zo dagt rousseau over den Godsdienst; hy beminde alle Menschen, tot welk Godsdienstig Genootschap zy ook behoorden. Welaan dan, myne Medeburgers! laaten wy hun ook lief hebben: want wy zyn allen Kinderen van éénen Hemelschen Vader! Heiligt uwe harten, in tegenwoordigheid van zynen geest, die misschien thans rondsom ons zweest, tot dit standvastig voorneemen, en volgt zyn voorbeeld: want daar door zullen wy zyne naagedagtenis waarlyk eerbiedigen!’ By deeze Gedagtenisviering komen de Leevensbyzonderheden van den Wysgeer cerutti. - Eene Verhandeling over de Kunsten, Weetenschappen en Beschaafdheid, der Mooren. - Eene over de Tempels en Moskeën der Mahomedaanen. - Eene Beschryving der Ommestreeken van Rome: en, ten slotte, ae Bekentenis van j.j. ankarstrom; naar eene Engelsche Vertaaling van een oorspronglyk Zweedsch Papier, 't geen in Stokholm als een egt stuk rond ging, en door een ieder als zodanig beschouwd werd. De Uitgeever verzuimt niet, dit Werk voegelyk cieraad by te zetten. In deeze twee Stukken vinden wy de Pourtraiten van Keizer frans den I; van petion; van dumourier; van brancadoro; eene Afoeelding van de Roomsch Catholyke Kerk, op het Bagynhof, te Amsterdam, van binnen, benevens de Plegtigheid des Vormzels, door brancadgro bediend; en eindelyk eene Afbeelding van het Monument voor petrus camper, in de St. Pieters Kerk, te Leyden. |
|