Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDag-verhaal van John Moore,M.D. geduurende zyn verblyf in Frankryk, van het begin van Augustus tot het midden van December 1792. Benevens een Bericht van de aanmerkelykste Gebeurtenissen, binnen Parys voorgevallen, van dien tyd af, tot aan den dood des laatsten Franschen Konings. Eerste Stuk. Opus opimum casibus, atrox praeliis, discors seditionibus, ipsa pace saevum. Tacitus. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. 1793. In gr. 8vo. 154 bl.De Naam van john moore herinnert ons terstond aan de Beschouwing der Maatschappy en Zeden in Frankryk, Zwitzerland, Duitschland en Italie, in VII Deelen, met zo veel graagte by onze Landgenooten ontvangen, dat een Tweede Druk daar van by onzen Boekverkooper, j. yntema, heeft moeten opgelegd worden. Elk bewonderde 's Mans Mensch- en Characterkunde, in dat Werk ten toon gespreid, veraangenaamd door zynen leevendigen en bevalligen styl. - Die kundige Waarneemer van Persoonen en zaaken kan niet dan met onderscheiding ten voorschyn treeden onder de groote menigte, die het thans woelig en onrustig Tooneel in Frankryk, zints eenigen tyd, opengeschooven, beschouwd en beschreeven, hebben. Wy vatten met greetigheid het Eerste Stuk, nu voor ons liggende, op, en het beantwoordde aan onze | |
[pagina 454]
| |
regtmaatige verwagting: wy haasten ons, om het onzen Leezeren te doen kennen. ‘Met hoe veel reden,’ schryft de Uitgeever in het korte Voorberigt, ‘zou men niet verlangen, dat een onpartydig, en, zo veel mogelyk, onbevooroordeeld, Wysgeer, die als een Vreemdeling in 't midden dier woelingen verkeerde, daar by tegenwoordig, zyne aantekeningen, met eene welmeenende onpartydigheid, nederzette; en mogt men 'er nog iets by verlangen, dan zou men wenschen, dat zodanig een Man toegang hadt tot alle rangen van menschen. Naauwlyks ware het te wagten geweest, dat dit zo zeldzaam geluk dat aanmerklijk Tydvak der Fransche Staatsomwenteling (op den Tytel aangeduid,) zou bejegend hebben, en egter de beroemde john moore, aan onze Landgenooten zo voordeelig bekend door zyne Beschouwing van de Maatschappy en Zeden in Frankryk, enz. die voor een meesterstuk van menschkunde, zo wel als van aangenaame schryfwyze, moge gehouden worden, die doorzigtige en schrandere Britsche Wysgeer, was juist dien tyd in Frankryk, en hieldt, in zynen aangenaamen en vryen styl, een Dagboek der Gebeurtenissen, van het begin van Augustus tot December onder zyne oogen voorgevallen.’ Behalven de algemeene geschiktheid, die een ieder, in moore's Schriften geen vreemdeling, hem zal toekennen, om een zeer leezenswaardig Dagboek te vervaardigen van Voorvallen, die men deels uit de Nieuwsmaaren en andere Stukjes weet, zal men hem geene byzondere geschiktheid tot die taak kunnen ontzeggen, en moeten toestemmen, dat hy boven veelen verdient gehoord te worden. Men slaa het oog op het begin des Dagverhaals. - ‘Vóór ik een en twintig jaaren oud was, hield ik my twee jaaren te Parys op. Naderhand deed ik eenen tocht na Vlaanderen, en keerde huiswaards door Frankryk, eenigen tyd vóór ik den Hertog van hamilton, op zyne Reize door deeze en andere Staaten van Europa, vergezeldeGa naar voetnoot(*). By alle deeze gelegenheden liet de vriendelykheid, | |
[pagina 455]
| |
ongedwongen houding, en byzondere vrolykheid, des Franschen Volks eenen zeer aangenaamen indruk op myne ziele achter, en het speet my menigmaalen, dat eene Natie, welke eenen zo schoonen aanleg hadt om gelukkig te zyn, en anderen gelukkig te maaken, gebukt ging onder den last van een willekeurigen Regeeringsvorm, en onbillyke Wetten. Dikwerf zeide ik: hoe uitneemend gelukkig zou een Volk van deezen aanleg zyn, wanneer aan 't zelve een zo vry en onpartydig stelzel van Regeering kon ten deele vallen, als waarop Groot-Brittanjen, zederd de Omwenteling, zig mag beroemen! Van het oogenblik toch, het is waar! dat ik eenige gelegenheid had om op te merken, aan welke schande en vernedering de menschlyke natuur blootgesteld is, by gebrek van deezen zegen, heb ik dien op 't ernstigst toegewenscht aan ieder Land op den Aardbodem; en, zo dra de Omwenteling van den Jaare 1789, in Frankryk, begon, verheugde ik my in de hoope, dat een zo uitgestrekt en volkryk deel van Europa, aan deezen zegen, deel erlangen zoude. Bezield met zodanige gevoelens, was het natuurlyk in my, dat ik verlangde, om dit zelfde Volk in een staat van Vryheid te bezoeken, welks opeengestapelde verdrukkingen, onder het voorgaande bestuur, ik zo vaak bejammerd had. - Een waarlyk aangenaame gelegenheid, om deezen trek in te volgen, wierd my in den laatst voorgaanden Zomer aangebooden, door den Graaf van landerdale.’ - Met deezen, en den éénigen zyner Zoonen, reisde hy na Frankryk, en wierd hier uit het tegenwoordig Dagverhaal gebooren. Geen dor Dagboek. Dit kon moore niet schryven; maar een berigt van het geziene en gehoorde, op elken dag opgetekend met dat vuur, 't welk de leevendige voorstelling der gebeurtenissen van dien aart natuurlyk verwekt, en doormengd met de bedenkingen, daar uit in den geest opwellende, het papier aanbevoolen met eene Engelsche vrymoedigheid, die beide de Partyen de waarheid onbewimpeld zegt. Het Dagverhaal loopt, in dit Eerste Stuk, van 4 Aug. 1792 tot den 22 dier Maand ingeslooten. Wy willen der nieuwsgierigheid niet voorkomen, met, voor tegenwoordig, het een en ander uit dit Dagverhaal te kippen. Wy bepaalen ons om slegts op te geeven wat | |
[pagina 456]
| |
hy van de herkomst en het bestaan van de Club der Jacobynen zegt. In de Nationaale Vergadering was de Heer moore reeds een en andermaal geweest, en hadt 'er zeer hoogloopende handelingen bygewoond. Al den tyd, dien hy te Parys hadt doorgebragt, was hy zeer nieuwsgierig geweest, om de berugte Club der Jacobynen te zien; dit mogt hem eerst op den 17den gebeuren, wanneer een der Leden hem den toegang bezorgde. Te welker gelegenheid hy in zyn Dagverhaal optekent: ‘Dit Genootschap is zyn opkoomst verschuldigd aan een klein getal Afgevaardigden van Bretagne, die elkanderen toevallig te Versailles ontmoeteden, in den Jaare 1789. Verscheide Gedeputeerden van andere Provintien, de yverigsten voor de Vryheid, voegden zich schielyk by hen, ja zelfs werden in dit Gezelschap ook andere yveraars toegelaaten, welke geene Gedeputeerden waren; men noemde het toen Comité Breton. In dit Gezelschap wierd het eerst de voorslag gedaan, om de meerderheid der Staaten Generaal voor eene Nationaale Vergadering te verklaaren. Toen de Nationaale Vergadering naar Parys wierdt overgebragt, hieldt dit Genootschap zyne byeenkomsten in het Klooster der Jacobynen, in de straat St. Honoré, en nam den naam aan van Societeit der Revolutie, en vervolgens dien van Vrienden der Constitutie; doch men noemt ze in de wandeling, eenvoudig, Jacobynen. Een groot getal van dezulken, die, in de Nationaale Vergadering, of in den Burgerstand van Parys, in talenten boven anderen uitstaken, wierden, van tyd tot tyd, tot Leden deezer Societeit verkooren, en men heeft my verhaald, dat zy meer dan 1400 in getale geweest hebben. De erkende bezigheid van dit Gezelschap is, om over de belangen van het Landsbestuur te raadpleegen, en voor die der Vryheid te waaken. Societeiten van denzelsden naam en aart zyn door geheel Frankryk opgerigt, en honden eene geregelde Correspondentie met de oorspronglyke te Parys, en rigten, door onderling elkanderen alles mede te deelen, en met goeden raad elkanderen by te staan, zaaken van de uiterste aangelegenheid, met veel nadruk, uit. M. Alexander lameth en M. duport waren, zo als men my berigtte, de eersten, die het ontwerp voorstelden, om soortgelyke Societeiten, als die der Jacoby- | |
[pagina 457]
| |
nen van Parys, door geheel Frankryk op te rigten, en eene geregelde Correspondentie met dezelve te houden. Deeze onafgebrokene zamenwerking geeft reden van de onmiddelyke en algemeene goedkeuring, die alle Departementen, meermaalen, te kennen gaven, over deeze of geene maatregelen der Vergadering; 't geen den vreemdelingen onbegrypelyk moest voorkomen, by gebrek van kennis aan deezen bestendigen en schielyken omloop der gevoelens. 'k Hoor, dat 'er, op zyn minst, tien duizend soortgelyke Societeiten in Frankryk aanweezig zyn. Veele Stukken van de uiterste aangelegenheid worden in de Parysche Societeit der Jacobynen behandeld, vóór men ze in de Nationaale Vergadering brengt, en men kan den opgang, dien ze daar maaken zullen, doorgaans gelyk stellen met dien, welken zy in de Societeit maakten. De Zaal, waarin de Jacobynen vergaderen, is naa genoeg eveneens opgeschikt, als die der Nationaale Vergadering. De Spreekstoel of leezenaar, voor welke de Leden het woord voeren, is tegenover de zitplaats van den President; 'er is een tafel voor de Secretarissen, en Galleryen voor eene groote schaare Toehoorders van (beide) Sexen, in de eene zo wel als in de andere. 'Er zyn eenige mannen aangesteld, die door de zaal wandelen, om stilte te beveelen, of liever te verzoeken, wanneer de debatten hevig worden in de Club der Jacobynen, op dezelfde wyze als dit door de Deurwaarders in de Nationaale Vergadering gedaan wordt, en meestal met even weinig uitwerking; de schel van den President, en de stemmen der Deurwaarders, worden dikwerf eveneens verdoofd, in hevige debatten, by de eene en andere Vergadering; en men zou mogen twyfelen, of aeolus zelve, die
Luctantes ventos tempestatesque sonoras
Imperio premit,
sommige luidruchtige Leden op eens konde doen zwygen, wanneer
Illi indignantes magno cum murmure....
Circum claustra fremunt.
| |
[pagina 458]
| |
'k Heb gehoord, dat sommige Leden, die het sterkste uitblonken in talenten en characters, onlangs de Societeit verlaaten hebben, en dat deeze thans by lange niet zo aanzienlyk is, als te vooren. Roberspierre, die Lid was der Constitueerende Vergadering, en het dus van de tegenwoordige niet zyn kan, heeft een aanmerkelyk gezag in de Club der Jacobynen, waar door zyne invloed, in de Vergadering en den Raad der Gemeente van Parys, zeer groot is. M. la fayette, in zyn berugten Brief van den 16 Juny uit het Camp van Maubeuge, over deeze Societeit spreekende, zegt: “De Jacobynsche Factie is oorzaak van alle wanordes; haar beschuldig ik hiervan openlyk. Ingerigt, als of het een Ryk op zich zelven ware, en blindelyk bestuurd door eenige heerschzugtige hoofden, maakt deeze Societeit een lichaam op zich zelve uit, midden onder het Fransche Volk, waar van zy zich de magt aanmaatigt, terwyl zy, over deszelven Vertegenwoordigers en Afgevaardigden, haare heerschappy uitstrekt.” Deeze Brief aan de Nationaale Vergadering, zo wel als het verlaaten van de Armee, en zyne verschyning in de Vergadering op den 28 Juny, keerde het gety der Volksgunste geheel van hem af; en thans verspreid zich het gerugt, dat de Generaal la fayette met zyne Armee tegen Parys in aantogt is. Heden was 'er by de Jacobynen, om eigenlyk te spreeken, niet zo zeer een debat tegen hem, als wel eene reeks van de heftigste uitvaaringen. Ik verneem, in de daad, dat de Spreekers, zederd eenigen tyd, ééne lyn trekken; want de aanhangers van roberspierre maaken zulk een geraas, wanneer 'er iemand opstaat om gevoelens te uiten, tegen die van deezen man overstaande, dat de stem van den Spreeker verdoofd worde, en hy zich genoodzaakt zie, om den Spreekstoel over te laaten aan eenen anderen Redenaar, wiens uitspraaken meer in den smaak vallen. De Motie die het algemeenste beviel, terwyl ik tegenwoordig was, was die, om eene premie te stellen op het hoofd van M. la fayette, en dat ieder Burger put courir sus, 't geen zo veel wil zeggen als dat een ieder, die pleisier hadt om hem te vermoorden, daar voor beloond zou worden. Even vóór de Vergadering scheidde, trad een der | |
[pagina 459]
| |
Marseillaanen, die niet eens een Officier scheen, op den Spreekstoel, en zeide dat 'er berigt was, dat de Commissarissen van de Vergadering, naar het Leger van la fayette, te Sedan gearresteerd waren; en, indien dit zo ware, dat hy, en anderen van zyne Landslieden, een oogmerk hadden, om van de Nationaale Vergadering verlof te vraagen, om naar Sedan te marcheeren, en vandaar te haalen de koppen dier booswigten, die zich onderwonden hadden, om haare Afgevaardigden te arresteeren. “Wy zyn,” vervolgde hy, “arme menschen, die op stroo slaapen; maar, wanneer 't om 't heil des Vaderlands te doen is, zullen wy toonen, dat wy Mannen van den 10den Augustus zyn!” 'Er was eene groote menigte van Vrouwen op de Galleryen; doch, dewyl 'er geene enkele zich in 't lichaam der zaale bevondt, wierd ik zeer verrast, door 'er eene te zien intreeden, en onder de Mannen plaats neemen. Zy was uitgedoscht in eene soort van Engelsch rykleed; maar haar opperkleed was de Uniform der Nationaale Gardes. By nader onderzoek vernam ik, dat deeze Amazone Mademojselle pheroigne geheeten was: zy distingueerde zich in de actie van den 10den, door de Vlugtelingen weder te verzamelen, en aan het hoofd der Marseillaanen ten tweedenmaale eene attacque te waagen. - Zy schynt omstreeks één of twee en dertig jaaren oud te zyn, is iets meer dan middelmaatig van grootte voor eene Vrouw, en heeft een snugger krygsmans weezen, dat eenen Man niet kwalyk staan zou.’ De Uitgeever maakt eene verontschuldiging, wegens het veelvuldig gebruik van onduitsche woorden, en wil het toegeschreeven hebben aan eene zugt, om de duidelykheid te betragten, en allen schyn van gemaaktheid te vermyden. Wy vallen des niet onder de kieschkeurigsten, en willen gaarne die onduitsche woorden gebezigd zien, welke klaarheid byzetten, en gemaaktheid weeren; doch, in veele gevallen, zou de Heer Vertaaler, met Duitsch, noch duister, noch gemaakt, geweest zyn. - Wy verlangen na de volgende Stukjes, en twyfelen geen oogenblik, of dit is ook het verlangen van allen, die het tegenwoordige geleezen hebben. |
|