| |
| |
| |
Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Americaansche Onlusten, en den daar uit gevolgden Oorlog, tusschen Engeland en deezen Staat. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Ten vervolge van Wagenaar'sVaderlandsche Historie. IXde Deel. Te Amsterdam by J. Allart, 1792. Behalven het Register 357 bl. in gr. 8vo.
Ht XXIIIste Boek, waar mede dit IXde Deel eenen aanvang neemt, geeft ons, op dien zelfden trant, als wy te meermaalen, by het aankundigen der voorige Deelen deezes Werks, vermeld hebben, verslag van de Gebeurtenissen in het Sticht, in den Jaare MDCCLXXXIV, wanneer de Oproepingen der Burgeryen, tot het opgeeven haarer Bezwaaren, den grond lagen van de veelvuldige Gebeurtenissen in dat Gewest, ‘'t geen,’ zo als de Schryver, met het begin deezes Boeks, zich uitdrukt, ‘met rasser schreden, dan eenig ander onder de Vereenigde Gewesten, tot de thans gezogte Grondwettige Herstelling naderde, en daar van een voorbeeld aan de Bondgenooten scheen te zullen geeven, en op 't welk aller oogen gevestigd waren.’ - Wy ontmoeten 'er wat in Friesland voorviel, wegens het stemmen der Volmagten ten Landsdage, en den Burgerwapenhandel zo te Leeuwaarden als te Dokkum, en voorts een breed Geschied- en Staatkundig berigt, wegens de groote Gebeurtenis in Overyssel, het Staatsgeschil wegens de Overstemming, by uitspraak der Afgevaardigden uit de Bondgenooten beslissend afgedaan, met andere byzonderheden van min algemeenen invloed.
‘Veele Gebeurtenissen en Byzonderheden, voorgevallen in het beschreeven Jaar MDCCLXXXIV, zo ryk in Lotwisselingen, den Staat betreffende, die met dezelve in geen onmiddelyk verband staan, en egter in eene Vaderlandsche Historie der vergetelnisse verdienen onttoogen te worden, zullen,’ luidt de taal des Schryvers, met het begin des XXIVsten Boeks, ‘de stoffe van dit Boek uitmaaken, en, schoon van zeer onderscheiden aart, hier by een verzameld, het Geschiedverhaal deezes Jaars voltooijen, en zeer voegelyk be- | |
| |
sluiten.’ In dit Boek treffen wy, natuurlyk, eene groote verscheidenheid aan: en, schoon alle de Byzonderheden, waar over hier min of meer wordt uitgeweid, allen niet even belangryk zullen voorkomen, kan men niet ontkennen, dat ze alle medewerken, om in veele, anders onopgemerkte, opzigten de denk- spreek- en handelwyze des Landzaats, ten dien tyde, in klaaren dag te stellen. Wy zullen 'er eenige aanstippen, om den Leezer te doen weeten, wat dit gedeelte der Vaderlandsche Historie bevat. - Het Boek opent zich met den dood van capellen tot den pol. ‘Een gevoelige slag, die zyne Party, de grootheid van dat verlies bezeffende, op het diepste trof. Een Dood, die juichensstoffe gaf aan de Tegenparty, welke volvrolyk uitriep: De Afgod der Vryheid ligt geveld!’ Des Schryvers gunstige gedagten over dien Ridder straalen door, wanneer hy zegt: ‘Hoe ook gehaat en gevloekt van zyne Tegenparty, zal de Onpartydigheid, als zy niet op woorden let; maar zich de door hem bedreeven daaden, in ons Geschiedblad opgetekend, herinnert, de egtheid erkennen der Charactertrekken, door zyn Lofredenaar du puy opgegeeven,’ die hy vervolgens bybrengt. En van wiens woorden hy zich ook bedient, om de troostgronden op te geeven der Vrienden des Ridders; op de tyding van wiens afsterven, een zyner
Aanhangeren schamper werd toegevoegd: Myn cesar leeft, uw brutus is niet meer! - Bouille's wedervaaren en Eervergelding, in deeze Gewesten, vindt hier plaats. - Ook is die ingeruimd aan eenige Kerklyke Voorvallen, zo de Gereformeerden, Doopsgezinden, als Roomschen, betreffende; die, over 't algemeen, vryheid van denken ademen. - Het vermelden van zoutman's bywooning des derden Jaarfeests van den Doggersbankschen Slag, te Haarlem gevierd, geeft eene voegzaame Aanleiding om in 't breede te gewaagen van het Nederlandsch Kweekschool voor de Zeevaard, 't welk zyne eerste beginzelen aan dien Zeeslag te danken heeft, en den Vaderlande tot onverwelklyke eere strekt. - Hier by voegde wonder wel een Berigt der Verbetering van de Haven aan het Nieuwe Diep. - De Oprigting des Genootschaps Tot Nut van 't Algemeen wordt met verdienden lof vermeld, en troffen wy nergens een zo beknopt en volledig verslag van 't zelve aan.
‘Het ontbrak den Vaderlande,’ op dat wy dit grootendeels overneemen, ‘in deeze Eeuw, van zommigen
| |
| |
de Eeuw der Genootschappen geheeten, aan geene van verscheidenerlei aart, onder deezen ook niet aan de zodanigen, die nutte Kunsten en fraaije Weetenschappen kweekten, of ook het hooger wit, Verstandsverlichting en Zedebeterschap, bedoelden. Wy mogten de Oprigting der voornaamste in ons Geschiedblad met welverdienden lof voor den Landzaat vermelden, en kunnen niet voorby den Aanvang op te tekenen eens nieuwen Genootschaps, van die allen onderscheiden, en, onder een nederig voorkomen, het uitgebreidste Nut beoogende. - Met veele andere Genootschappen hadt het gemeen, uit kleine beginzelen voort te komen, en wel deeze, gelyk wy des in 't zekere onderrigt zyn. Jan nieuwenhuyzen, Leeraar der Doopsgezinden te Monnikendam, hadt reeds, zints eenige Jaaren, de werkzaamheden der Maatschappyen en Genootschappen in ons Vaderland, de verbetering van 's Volkszeden en Weetenschappen bedoelende, als veelal onvoldoende aangemerkt: hy hieldt zich verzekerd, dat de heerschende Onkunde des Gemeenen Burgers, niettegenstaande alle deeze poogingen, ook, ten deele, daar aan moest worden toegeschreeven, dat de Werken, door dezelve uitgegeeven, te omslagtig, te geleerd, te kostbaar, en dus ongeschikt waren ten gebruike des Gemeenen Mans. Meer dan ééns had hy gewenscht en gepoogd, een Gezelschap van zodanige Lieden op te rigten, die de zaaken, door andere Genootschappen behandeld, op eene korte, klaare, en bevatlyke, wyze bewerkt, voor een geringen prys uitgaven; ten einde dus het Algemeen meer gelegenheids te schenken om te leezen, te onderzoeken, en zich daar door bekwaam te maaken, zo wel in 't Burgerlyke en Godsdienstige, als in 't vak der nutte Kunsten en Weetenschappen. - Deeze bedenkingen deelde hy mede aan twee zyner Vrienden, toen in het nabuurig Edam woonende, op den achtsten van Slachtmaand deezes Jaars. Het eenpaarig besluit viel dit Menschlievend Plan te onderneemen, met
byvoeging, om, by deeze werkzaamheden, ook de hoogstnoodige Verbetering van het Schoolweezen te voegen: den zestienden dier Maand hielden zy de eerste gezette Byeenkomst, en tekenden dien Dag als den Dag van de Oprigting der Maatschappye, en koozen ter welbedagte Zinspreuk: tot nut van 't algemeen. - Hun zeer bepaalde kring moest uit- | |
| |
gebreid, en de Vaderlander tot het deelneemen in deeze Maatschappy aangezogt, worden: ten dien einde lieten de Opzigters een kort Verslag drukken van hunne Onderneeming, en zonden 't zelve, nevens een Uitnoodigings-Brief, aan verscheide Lieden in 't Gemeenebest, rond. 't Gevolg was, dat de Maatschappy, in Louwmaand des volgenden Jaars, honderd acht en dertig Leden telde, en de eerste Prysvraag uitschreef.’
Naardemaal deeze Maatschappy een veel grooter opgang gemaakt heeft, dan men, in den beginne, verwagtte, en als een der nuttigste en belangrykste, zeker, moet aangemerkt worden, uitwyzens de Werkjes van tyd tot tyd in 't licht gegeeven, geeft de Schryver in eene Aantekening, opgemaakt uit medegedeelde Berigten van den Secretaris der Maatschappye martinus nieuwenhuyzen, M.D. Zoon des Eerw. Oprigters, een kort verslag van den verderen toedragt en veranderingen in die Maatschappy, tot op den Jaare MDCCXCI voorgevallen, zo in derzelver Verplaatzing van Edam na Amsterdam, als in de Schikkingen op het Bestuur; uit hetzelve btykt, dat de Maatschappy, in 't gemelde Jaar, uit één en twintig Departementen, en zeventien honderd en veertig Leden, bestondt. Welk aantal zedert nog is toegenomen, zo dat dezelve zeker tegenwoordig de talrykste Maatschappy in ons Vaderland uitmaakt. Terwyl zy, nu wy dit schryven, den dood van gemelden Secretaris, die zo zeer veel tot de oprigting en uitbreiding toebragt, met veel reden betreurt.
De gestrenge Winter der Jaaren MDCCLXXXIII en MDCCLXXXIV verdiende optekening; zo ook de Watersnood in Gelderland, en de veelvuldige Doorbraaken, die beide gelegenheid gaven aan den Nederlander, om zyne welbekende Milddaadigheid loflyk te betoonen; hier op de beste wyze onder 't opzigt van het Departement des Oeconomischen Taks te Amsterdam verrigt. - De Geldbehoefte der Oost-Indische Maatschappye, de Overwinningen, door den Zee-Capitein van braam, in 't Oosten, behaald, en de slegte staat der West-Indische Bezittingen van den Staat, worden niet vergeeten, noch ook de gesteldheid des Handels op de Vereenigde Staaten van America.
Het XXVste Boek ontvouwt de aanstalte ten zogenaamden Keizerlyken Oorloge, hier te Lande, met vermelding van veele Byzonderheden, daar toe behoorende. Bepaald- | |
| |
lyk de Eischen van Keizer josephus den II, en de Handelingen tot een Vergelyk, die een zo vreemd beloop hadden, hier opgehelderd uit min algemeen bekende Staatsstukken, 't welk byzonder plaats vindt omtrent de Oplettenheid, aan der Staaten zyde, op het Sluiten van de Schelde; waaromtrent men zich meer bezorgd betoonde, terwyl men de Vredehandeling te Parys voortzette, dan in 't algemeen geweeten, en in deeze Vaderlandsche Historie, uit Staatspapieren niet in ieders handen, vermeld wordt. Men ziet 'er uit, hoe zeer veel eene Commissie, aan welker hoofd de onvermoeide en naauwlettende Raad en Advocaat Fiscaal by de Admiraliteit op de Maaze, Mr. pieter paulus, was, toegebragt hebbe om deeze Sluiting volkomen te maaken, door het aanleggen van een Fort aan de Batsche Kaade, in stede van het aan den Keizer afgestaane Lillo. Niet ongepast zullen wy de volgende Aanmerking overneemen:
‘Veelen waren, ten dien tyde, (te weeten toen het aangeraaden aanleggen van het Fort aan de Batsche Kaade beslooten werd,) van gedagten, dat de Klaaring der Schepen, de Schelde op- en afkomende, dikwyls met veel moeite, en niet zonder zwaarigheid, zou kunnen geschieden, en dat het nooit mogelyk zou zyn, om de Schelde hier anders geslooten te houden, dan door het leggen van veel kostende Uitleggers, op de aangeweezene plaatzen, zonder dat zulks ooit genoegzaam, door het te bouwene Fort zelve, zou kunnen geschieden. Doch de ondervinding heeft het tegendeel geleeraard. Zedert het aanleggen van dat Fort, (in den Jaare MDCCLXXXVI,) en de Sluiting der Schelde, (op de door de Commissie voorgeslaagene, en door de Staaten omhelsde, wyze,) is het Vaarwater, by de Batsche Kaade, zo zeer ten voordeele veranderd, dat de Vaart van en na de Schelde tegenwoordig (1792,) genoegzaam onder den Batschen Wal heen loopt, en dus de Klaaring der Schepen aldaar thans zeer gemaklyk kan geschieden. De Uitlegger van het Collegie der Admiraliteit op de Maaze legt nu zelfs veel meer benedenwaards na het Fort toe, dan in den beginne plaats kon hebben; en de Zeeuwsche Uitlegger, of Jagt, dat op het Land in de zogenaamde Put of Geul hadt moeten gelegd worden, om de Schepen, den Oosterarm der Schelde op- en afkomende, gemaklyker te kunnen waarneemen, is nu geheel weggenomen; hou- | |
| |
dende de Admiraliteit van Zeeland hier tegenwoordig slegts een Poon, waar op een Commandeur, om by de hand te zyn tot het doen der Klaaringe by harden wind, of als een Schip zou moeten worden naagezeild om te stoppen of by te draaijen.
Zedert heeft de Admiraliteit van Zeeland in het Fort ook een fraay Gebouw gezet, tot inwooning van haare Officieren en Sloeproeijers; en dit Fort heeft daar door, als mede door nog andere Huizen, die daar reeds gebouwd zyn, gelyk ook door de Kerk en de Barakken, van de zyde der Schelde, een vry aanzienlyk voorkomen gekreegen. De Admiraliteit van de Maaze heeft hier nog geen Gebouw voor haare Officieren van de Convoijen en Licenten; maar houdt daar toe nog een Uitlegger ter voorzeide plaatze op de Schelde. - Zyne Keizerlyke Majesteit heeft, derhalven, by den Afstand van de Forten op de Schelde, door hun Hoog Mogenden aan Hoogstdenzelven gedaan, niets gewonnen, ten opzigte van de Vrye Vaart op de Schelde, voor zyne Onderdaanen, dewyl deeze nu even, en op dezelfde wyze, van wegen de Republiek te Bath geslooten gehouden wordt, als te vooren te Lillo plaats hadt.’
De Vredehandeling zelve, met de onderscheidene gevoelens der Gewesten op dit stuk, wordt ontvouwd, en het Vredes-Verdrag, met de volbrenging der Voorwaarden, geboekt. Terwyl wy een beknopt verslag aantreffen van het gerugt eener Ruilinge van den Keizer met den Keurvorst van Beijeren, door zommigen aangemerkt als de sleutel van de onverwagte Vorderingen des Keizers op onzen Staat, en van den wonder opgedaagden, en vreemd voortgezetten, Keizerlyken Oorlog; meest in Toerustingen en Onderhandelingen gesleeten, en naauwlyks den naam van Oorlog verdienende, schoon een Kanonschoot op de Schelde voor eene Oorlogsverklaaring ging, en 'er een staatlyk Vredesverdrag op volgde.
De tyd scheen gebooren, om den Staat met lastige en drukkende Aanmaaningen te kwellen: want, by de Geldvordering van Tien Millioenen door den Keizer, om daar voor den Vrede als te koopen, kwamen ten deezen Jaare andere Geldeischen, van zeer oude en min verjaarde Schulden, waar van wy hier berigt aantreffen.
Eindelyk, hadt de Geschiedschryver in den loop der Gebeurtenissen te meermaalen, doch alleen in het voorbygaan, gewaagd, van de broeiende Onlusten, tusschen
| |
| |
onzen Staat en de Republiek van Venetie; deeze scheenen, ten tyde dat de Keizer ons met eenen Oorlog dreigde, tot eene meerdere rypheid gekomen, en in daadlykheid te zullen uitbarsten. Derzelver oorsprong en voortgang keurt hy zo zonderling, dat hy een eenigzins breeder verslag oordeelt te moeten geeven. - Van dit wondere Staatsverschynzel, 't geen nog, terwyl wy deeze Aankondiging schryven, niet ten vollen is opgeklaard, treffen wy hier een vry omstandig verslag aan, doormengd met Byzonderheden, die niet kunnen nalaaten te treffen. Wy moeten onze Leezers na het Werk zelve verzenden.
Treurig is het bescheid, 't welk wy hier vinden, wegens den zwakken staat onzer Zeemagt, en mangel aan Convoy, waar over, ten deezen Jaare, de Beurs van Amsterdam bittere klagten liet hooren. Versterking werd 'er na de Middellandsche Zee gezonden, onder den Ridder van kinsbergen, gelast om 's Lands Koophandel te dekken, en de Venetiaanen, indien zy de voorgegeevene Vyandlykheden mogten in den schild voeren, wederstand te bieden. Ook kreeg die Vlootbevelhebber, (deeze byzonderheid wordt elders, zo verre wy weeten, niet vermeld,) last ‘om, ingevalle de gedreigde Oorlog, met het Huis van Oostenryk, tot daadlykheid mogt uitbarsten, tegen de Staaten van den Keizer, in de Adriatische Zee, zyne Zeemagt te gebruiken.’ |
|