Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1793
(1793)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize door Duitschland en Zwitserland, sederd 1781. Met Aanmerkingen over den Godsdienst, de Zeden, den staat der Geleerdheid, de Fabrieken, den Koophandel, enz. Door F. Nicolai.IVde Deel. Te Amsterdam by A. Mens, Jansz., 1791. In gr. 8vo. 202 bl.Op louter herhaalen zou het uitkomen, indien wy, 't geen in deeze Reize te pryzen, of in dezelve, als mede in de Vertaaling, te berispen valt, ten aanzien van dit Vierde Deel wilden bybrengen. De Leezer, des begeerig, zie te rugge op onze Aanmerkingen, de Drie voorgaande Deelen betreffendeGa naar voetnoot(*). Wy vergenoegen ons met den Inhoud van het tegenwoordige, en eenige staaltjes uit het zelve, op te geeven. Met het Vierde Boek vangt dit Vierde Deel aan, en voeren de XXIIste Afdeeling tot de XXVste, waaruit het bestaat, deeze Opschristen: - Van den Koophandel, de Manufacturen en Fabrieken, en over 't algemeen van de Neering en Industrie binnen Weenen. - Van de vormende Kunsten, en de Bouwkunde, in Weenen. - Van de Muziek in Weenen. - Van de openlyke Schouwspelen in Weenen. De eerste Afdeeling is zeer breedvoerig, en brengt ons eene menigte Handelgebreken, en Bezwaaren die dezelve drukken, onder 't ooge. Mislukkingen en derzelver oorzaaken worden opgegeeven. Eenige deezer zyn plaatslyk, andere werken algemeener, en hebben elders slegts eene andere rigting, 't welk gelegenheid geeft tot bedenkingen, die met toepassing kunnen geleezen worden. ‘Men toonde,’ schryft hy, bl. 12, ‘van eenige (voorheen opgenoemde) verhinderingen, zo weinig denkbeeld te hebben, als van de waare natuur des Koophandels en der Kunsten, | |
[pagina 354]
| |
toen men, in den Jaare 1752, (onder het opperst bestuur van den Graaf van chotek,) een Hof-kommercieraad oprichtte, om, dit zyn de eigen woorden der Instructie, “den Oostenrykschen Koophandel over 't geheel eene nieuwe wending te geeven.” - De Koophandel laat zich in der daad door de magt der Landsheeren zeer gemaklyk wenden; maar mogelyk laat zy zich des te moeilyker met voordeel wenden, hoe uitgestrekter hunne magt is. Eene waarheid, die, door zo veele mislukte proeven, toch eindelyk eenmaal zou moeten worden ingezien, en die men, helaas! nog, tot op den huidigen dag, bynaar nergens inziet. In Oostenryk scheen men toenmaals allerminst daar aan te denken: men geloofde, in tegendeel, dat de Koophandel reeds zou beginnen te bloeijen, en uit de Kunsten voort te spruiten, byaldien men slechts een genoegzaam aantal Staatsbedienden hadt, welken het hunne daar by toebragten, om alles zodanig te wenden, als hun zulks gevoeglykst dunkte. Men richtte dus, gelyk gezegd is, in 1752, binnen Weenen, den Hof-kommercieraad op, als eene byzondere Instelling des Lands, en alleen van de Landsheeren afhangende: men gaf hem eenen Voorzitter, eenen Ondergeschikten Voorzitter, een aantal Hofraaden met groote inkomsten, en Secretarissen en Onderhoorigen in menigte: men stelde in de Provintien Kommerciekoncessen aan, welken van Weenen afhingen, en Byzitters in menigte hadden. Of deeze lieden iets van den Koophandel in 't algemeen, of van de gesteltenis des Oostenrykschen Koophandels in het byzonder, verstonden, daar aan wierd in waarheid niet op gedagt. De Heer van w. zegt ergens, “onze welmeenende nieuwe Hof-kommercieraad wist ondertusschen zelf niet, wat de inwooners der Erflanden hadden, noch wat zy hebben konden. Even onbekend was hun, of de buitenlanders iets van ons, als mede wat zy van ons gebruiken konden.” Diergelyke Kommercieraaden, welke welmeenend, maar ten uitersten onweetend zyn, heeft men in veele Landen aangetroffen, en door hun is aan de Kunsten en den Koophandel een groot nadeel toegebragt, terwyl men meende nuttig te willen worden.’ De Oprigting van niet minder dan zes Koophandel-Maatschappyen moest de bezigheden deezer wending des Koophandels verlichten; deeze worden vervolgens beschreeven, als mede den aanleg van eene menigte Fabrieken en Handwerken; gepaard met veele Inrichtingen, om buiten- | |
[pagina 355]
| |
landsche Waaren en Gewerkte Stoffen te bezwaaren. ‘Byaldien,’ zegt nicolai, ‘een buitenlander over deeze gedrochtlyke Inrichtingen spreekt, ingevolge zy zulks verdienen; ja, wanneer hy dezelve niet pryst, legt men zulks door geheel Duitschland uit als nyd, lastering en kwaadaartigheid. Zo weinig zyn wy Duitschers, die ons zo zeer roemen de waarheid te beminnen, gewoon, haar te willen hooren. Ik wil dus het gevolg van deeze Inrichtingen met de woorden van eenen doorzichtigen en onpartydigen Vaderlander, den Heer van w. ter nederstellen. ‘Het krediet verliet eindelyk den Koopman geheel en al. De goederen der Fabrikanten lagen ongezocht, en renteloos opeengepakt, in gewelven en pakhuizen. De bouders der Actien kreegen geene betaaling. Met één woord, alle deeze groote onderneemingen leeden schipbreuk; de schatten, welke men zich gevleid hadt door deeze onderneemingen te zullen winnen, verdweenen als een nevel, en zelfs die schatten, welke men aan denzelven besteed hadt, waren meer dan half gelyk als door de zee verslonden.’ Ook werd de Hof-kommercieraad in den Jaare 1776 opgeheeven. Inmiddels hadt men, om het aan niets te laaten ontbreeken, wat den Akkerbouw en Kunsten, en bygevolg ook den Koophandel, eene nieuwe wending kon geeven, in 1767 en 1768 eene Vaderlandsche Maatschappy opgericht, in elke Duitsche Provintie der Erflanden, ingericht op den voet der Koophandel-Maatschappyen. Zy worden breeder bl. 20 omschreeven. ‘Doch thans,’ zo drukt de Vertaaler zich uit, ‘zyn alle deeze Gezelschappen zo niet in formali, ten minsten in materiali, buiten werkzaamheid’ ‘Ik verzoek,’ luidt de herinnering van nicolai, ‘dat myne Leezers, welken in de Geschiedenis van Koophandel en Kunsten niet onervaaren zyn, zich herinneren, of niet dergelyke dingen, als ik hier verhaald heb, tevens in andere Landen ook voorgevallen zyn. Men vergeet dezelve meestal zo rasch zy voorby zyn; maar men heeft ongelyk. Het verhaal van mislukte welmeenende onderneemingen kan leerzaam zyn; en geldt dit niet alleen voor Oostenryk, maar ook voor alle Landen: want, ik herhaal het, byna in alle Landen is het dus toegegaan, en gaat het daar gedeeltelyk nog heden zo. Men moest de herdenking van | |
[pagina 356]
| |
diergelyke gebreken niet onderdrukken: want een mislukt gevolg kan menigmaal leerzaam zyn voor het toekomende. Zy kan eene waarschuwing zyn, om niet te vroeg met zichzelven te vrede te zyn, niet op eene ledige theorie en woorden te vertrouwen, waar door lieden van een middelmaatig doorzicht zich het aanzien geeven van eene diepe kennis in de kundigheden van den Koophandel, en allerminst de blinkende beloften van projectmaakers te vertrouwen. 'Er zyn zekere tydstippen van beproeving en ondervinding, welke ieder Land byna moet ondergaan. Gelukkig de Staat, die zyne eigene misslagen erkent, en door schade leert wys worden.’ Verder merkt de Heer nicolai op, dat deeze onderneemingen niet geheel van vrugtgevolgen verstooken geweest zyn; doch geeft onbewimpeld op, welke hinderpaalen tot nog Handel en Kunsten belemmeren, bl. 22. enz. ‘De Militaire Regeering zal,’ volgens zyne aanmerking, als hy van de Kroaten en Illyriers spreekt, ‘buiten twyfel, ieder een, die ooit de natuur der Menschen heeft gadegeslagen, aanzien, als de slegtste gesteldheid van een Land; door dezelve worden de Menschen noch gevormd, noch verbeterd, noch tot nadenken, noch tot yver voor Kunsten, opgewekt.’ In 't Jaar 1781, werden de Kooplieden in Weenen in drie klassen verdeeld; 1) Stapelhandelaars; 2) Grossiers en 3) Kraamers, alle breeder beschreeven, bl. 42. Omstandig is het verslag des Boekhandels te Weenen. De kosten en de lastigheid der Boekcensuur, en de Belasting op de Boeken, is den Boekhandel daar ten hoogsten nadeelig. Onder de negen Boekdrukkeryen te Weenen, is de Hof-boekdrukkery van den Heer trattner de voornaamste. ‘In zyn huis heeft hy vier, en in zyn tuin zestien, perssen, welken geduurig aan den gang zyn. Het geviel my zeer wel, dat de Korrectors in eene byzondere kamer geduurig bezig waren, om dat geen na te zien, wat van de perssen kwam. Als mede dat door de kunst, waar door het water tot de fonteinen in den hof werd in de hoogte gedreeven, ook het water in de tweede verdieping van het huis gevoerd wierd, om de vormen van de daar staande Drukkery te wassen. Men heeft daarby nog eene Lettergietery van zes fornuisen; eene koperen Plaatdrukkery van zes perssen; eene Boekbindery waarin tien persoonen arbeiden, en een groot Pakhuis voor Papier, het welk hy zelf op zyne belang- | |
[pagina 357]
| |
ryke Papiermolen te Ebergässing, eenige uuren van Weenen, maaken laat. Nergens in Duitschland vindt men zo veele voornaame Inrichtingen van deezen aart by elkanderen, dan die van den Heer trattner zyn; men moet daar by tevens opmerken, dat hy alles, hoewel met ondersteuning van de overledene Keizerin Koningin, van den grond af aan heeft opgericht. De onderneeming der Lettergietery, alleen, is van zeer veel aanbelang. Hoewel een groot gedeelte van zyne karakters, voornaamlyk der Duitschers, de schoone gedaante niet heeft van breitkopf en anderen, moet men tevens daar by bedenken, van welk eene ellendige ouderwetsche gedaante de Oostenryksche Schriften waren vóór den tyd van den Heer trattner. Buiten zyne opgenoemde Etablissementen, heeft hy nog eene Boekdrukkery in Inspruck en Agram, aan beide plaatzen ook Koophandel in Boeken, en ook Boekwinkels in Praag en Brunn. Hy is uit Hongaryen geboortig, en het doet hem waarlyk eer aan, dat hy, uit eenen geheel laagen staat, en zonder het geringst vermogen, alleen door zyne arbeidzaamheid, tot die hoogte geklommen is, en alle deeze Inrichtingen heeft aangelegd.’ Om een verder verslag van de Fabrieken, Handwerken en Ambagten, moeten wy den Leezer tot de Reize zelve verzenden. Alleen tekenen wy nog op, dat onder de hindernissen aan de Fabrieken, enz. geteld wordt, de drukkende zwaarte der Burgerlyke Belastingen. ‘Men rekent, bl. 66, dat een Burger in Weenen, byna een zevende gedeelte zyner inkomsten, aan vastbepaalde Belastingen uitkeeren moet, zonder de indirekte uitgaven aan accynsen, tollen, imposten op den drank, op brandspuiten, fonteinen of bronnen, enz. mede te rekenen. Wanneer hy een huis bezit, moet hy het zevende gedeelte van de huishuur als een impost opbrengen. Daarby komt nog, dat, in de Stad Weenen zelve, de derde verdieping den Keizer tot hofkwartieren toebehoort.’ By de uitvoerige beschryving van de Keizerlyke Koninglyke Academie der vormende Kunsten, komt die van de Schildery-Verzameling van den Vorst van kaunits, en van den Vorst van lichtenstein, van verscheide Prent- en Muntverzamelingen; en een lyst van de voornaamste Kunstenaars in Weenen, die in veele opzigten eer verveelend dan leerzaam is. Meer onthaals zal de Liefhebber van de Muziek, in de XXIVste Afdeeling, ontmoeten; deeze draagt de merk- | |
[pagina 358]
| |
tekens van de hand eens oordeelkundigen Lief hebbers, die by zyn verblyf in Weenen opmerkzaam geweest is omtrent alles wat de Muziek betrof, en voornaamlyk op dat geen, wat het karakteristike van dezelve in Weenen uitmaakt. Byzonder staat hy stil op de Muziek van glück, omtrent wien de Kenners tot nog verdeeld geweest zyn, of hy, ondanks zynen algemeenen roem, in zyn oogmerk, om de Muziek der Opera geheel te hervormen, en dezelve tot haar natuurlyk oogmerk, om den zm des Dichters, naamlyk, buiten de begrensde paalen te doen uitbreiden, te rug te brengen, met betrekking tot de uitvoering en in zo verre dit uit te voeren is, volkomen heeft kunnen slaagen. ‘Ik kan,’ schryft nicolai, ‘en wil, het geringste hier omtrent niet beshssen. Intusschen ben ik geen vriend van alles blindlings toe te stemmen, en vertrouw, ten opzichte der kenners van partituren in de Muziek, alleen myne oogen, en met betrekking tot de uitvoering alleen myn gehoor, myne verbeelding en myn gevoel; al het geen ik, door een veeljaarig aanhooren en vergelyken der beste Muzikaale Werken, verworven heb.’ Men leeze, ten blyke dat hy deezen regelmaat in 't oog houdt, zyn oordeel over den gemelden beroemden Componist. De beschouwing der openlyke Schouwspelen in Weenen zal over 't algemeen behaagen. Is iets buitengemeen doms ook schoon! dan zal men schoonheid vinden in een opgegeeven inhoud van een Treurspel, in den Jaare 1725, door de Jeugd by de Jesuiten uitgevoerd, getyteld: abrahami tegen god, en isaaci tegen zyn vader, gehoorzaam. - Met een Voorspel: de Zeenimphen bestellen wegens cassiophs hoogmoed andromedam haare Dochter eenen Walvisch voor te werpen, en reiken haar mercurio om aan eene Steenrots te binden. - Met een Tusschenspel: mercurius bindt andromedam aan een Steenrots, welke de Walvisch met opgesperden muil aanspoort - en een Naaspel: perseus voert de alreeds door hem ontketende, en den Walvisch ontrukte, andromeda als zyne Bruid weg, bl. 130. - Nicolai doorloopt het Duitsch Tooneel te Weenen, met de veranderingen en verbeteringen, beschryft de Kreutzerkomedie in de Voorste en. Tot dezelfde Volksspelen behoort ook het Krippelspel, 't welk, door Marionetten, de Geboorte christi voorsteh. Nog in 1783 ston it het volsende in de Weener Courant: ‘de respective Liefhebbers van hoogen en laagen stand wordt hier | |
[pagina 359]
| |
mede bekend gemaakt, dat, met verlof der hooge Overigheid, geduurende de Advent en Kerstyd, tot aan het einde der Vasten, wederom by den gouden Adelaar in het Leeuwrikveld zal vertoond worden, de by het K.K. Hof sints veele jaaren geproduceerde Krippe; het geheele werk bestaat uit 31 Machines, welke alle op het volkomenst verbeterd en verlicht te voorschyn komen, en allen genegen Aanschouweren een volkomen genoegen verschaffen zullen.’ Voorts ontmoeten wy een verslag van de Vuurwerken, by de Inwooners te Weenen zo zeer bemind, en zeker zeer zonderling in de aangekondigde voorstellingen; werthers vrolyke dagen, werthers gescheiden vereeniging, werthers zamenkomst met lotje in zyne rustplaats, in het Frontvuur, en werthers en lotjes verblyf in de velden van Elysium, in eene Decoratie, afgebeeld te zien, klinkt vreemd. Geestig is nicolai's beschryving van de toegezegde Vuurspuwende Berg Vesuvius; en zal men met hem het Dierengevegt te Weenen, waar mede dit Boekdeeltje eindigt, verfoeijen. |
|